Rechtbank Gelderland, 17-03-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1395, 292160
Rechtbank Gelderland, 17-03-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1395, 292160
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 17 maart 2016
- Datum publicatie
- 23 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2016:1395
- Zaaknummer
- 292160
Inhoudsindicatie
Heropende zaak na ambtshalve doorhaling. Schadevordering gebaseerd op medische aansprakelijkheid. Gedaagde heeft inhoudelijke bezwaren tegen het door eisers overgelegde rapport over de omvang van de overlijdensschade. Rechtbank beveelt comparitie van partijen.
Uitspraak
vonnis
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/292160 / HA ZA 15-629 / 167
Vonnis van 17 februari 2016
in de zaak van
1 [eiser 1] ,
wonende te Wageningen,
2. [eiser 2],
wonende te Wageningen,
eisers,
advocaat mr. L.T.G. van Engelen te Wageningen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te Wageningen,
gedaagde,
advocaat mr. D. Zwartjens te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers] , dan wel afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] , en [gedaagde] genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 23 oktober 2013 (C/05/208656 / HA ZA 10/2371), waarna de zaak ambtshalve is doorgehaald
- het verzoek van [eisers] om de zaak ter heropenen
- de akte van [eisers]
- de antwoordakte van [gedaagde] .
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De verdere beoordeling
De rechtbank volhardt bij hetgeen in het vonnis van 23 oktober 2013 met zaak- en rolnummer C/05/208656 / HA ZA 10/2371 is overwogen en beslist.
In voormeld vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor en gehouden is tot vergoeding van 8,9% van de door [eisers] geleden schade. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit de laten over het verdere verloop van de procedure, waaronder de (omvang van de) schade en de wijze van begroten daarvan. Partijen hebben nadien minnelijk overleg gevoerd, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen. Nadat de zaak ambtshalve was doorgehaald, is de zaak op verzoek van [eisers] weer heropend en op de rol geplaatst.
[eisers] heeft, onder overlegging van een rapport van Laumen Expertise van 21 juli 2014, zijn vordering met betrekking tot de omvang van de schade gewijzigd, in die zin dat de schade van [eiser 1] ter zake van gederfd levensonderhoud (verschenen behoeftigheid en toekomstige behoeftigheid, te vermeerderen met de fiscale component) wordt vastgesteld op een bedrag van € 209.646,96 en de schade van [eiser 2] op een bedrag van € 68.508,34.
[eisers] vordert dat de rechtbank [gedaagde] uitgaande van deze bedragen zal veroordelen tot betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 1997 en met betrekking tot de toekomstschade vanaf de datum van de inleidende dagvaarding althans vanaf de kapitalisatiedatum.
De in de dagvaarding gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 13.507,55 worden vermeerderd met de kosten voor het laatste rapport van Laumen Expertise ad € 4.472,16 en komen uit op een totaalbedrag van € 17.979,71. [eisers] vordert dat [gedaagde] in de volledige buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten van de deskundigen, en de proceskosten wordt veroordeeld.
[gedaagde] heeft (in ieder geval) drie inhoudelijke bezwaren tegen het rapport van Laumen Expertise:
- anno 2015 dient de overlijdensschade te worden berekend aan de hand van het Rekenmodel Overlijdensschade van de Denktank Overlijdensschade;
- de uurtarieven voor de kosten huishoudelijke hulp en het aantal uren zijn buitenproportioneel hoog;
- uitgangspunt bij de berekening van Laumen is dat mevrouw [naam] in de situatie zonder overlijden onverminderd aan het arbeidsproces zou hebben deelgenomen, terwijl niet uitgesloten kan worden dat zij nog een kind zou hebben gekregen en haar werkuren daar op zou hebben aangepast.
Om te voorkomen dat een volledig nieuwe berekening moet worden gemaakt met de daarmee gepaard gaande kosten verzoekt [gedaagde] de rechtbank een comparitie van partijen te gelasten, onder meer om een mogelijke schikking te beproeven.
Gelet op het voorgaande en gelet op de duur van de onderhavige procedure, die in 2010 is aangevangen, ziet de rechtbank aanleiding een comparitie te bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
In beginsel wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.