Home

Rechtbank Gelderland, 07-06-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3039, 301340

Rechtbank Gelderland, 07-06-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3039, 301340

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
7 juni 2016
Datum publicatie
7 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:3039
Zaaknummer
301340

Inhoudsindicatie

Kort geding tussen gezinshuizen en zorgaanbieder. Voeging bewoners gezinshuizen aan zijde gezinshuizen. Vordering in conventie onder meer ‘schorsing’ opzegtermijn in samenwerkingsovereenkomsten en schorsing relatie- en concurrentiebeding. Vordering in reconventie directe overname van de woonbegeleiding en zorg.

Bewoners hebben in het gegeven geval een rechtstreeks belang bij de gevorderde voeging. Geen ruimte voor ‘schorsing’ van de opzegtermijn en niet inzichtelijk gemaakt dat en waarom hanteren contractuele opzegtermijn niet aanvaardbaar is, zodat opzeggingen samenwerkingsovereenkomsten stand houden. Onvoldoende grond voor oordeel dat verzorging en begeleiding onder de maat is en belangen van zorgaanbieder bij reconventionele vordering wegen dan ook niet op tegen belangen van gezinshuizen en bewoners. Toepassen van relatie- en concurrentiebeding in gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/301340 / KG ZA 16-186

Vonnis in kort geding van 7 juni 2016

in de zaak van

1 de vennootschap onder firma [eiser sub 1] , en haar vennoten

2. [eiser sub 2]

en

3. [eiser sub 3],

gevestigd/wonende te [woonplaats 1] ,

4. de vennootschap onder firma [eiser sub 4], en haar vennoten

5. [eiser sub 5]

en

6. [eiser sub 6] ,

gevestigd/wonende te [woonplaats 2] ,

7. de vennootschap onder firma [eiser sub 7], en haar vennoten

8. [eiser sub 8]

en

9. [eiser sub 9] ,

gevestigd/wonende te [woonplaats 1] ,

10. de vennootschap onder firma [eiser sub 10], en haar vennoten

11. [eiser sub 11]

en

12. [eiser sub 12],

gevestigd/wonende te [woonplaats 2] ,

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. A.J.A. Simons-Schröer te Uden,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DE KARMEL WONEN EN DAGBESTEDING B.V.,

gevestigd te [woonplaats 2] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. S.J. van Susante te Arnhem.

in welke procedure hebben verzocht te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van eisers in conventie en verweerders in reconventie:

1. [eiser in incident sub 1] , vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger [naam 1] ,

2. [eiser in incident sub 2], vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger [naam 2] ,

3. [eiser in incident sub 3],

4. [eiser in incident sub 4] , vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger [naam 3] ,

5. [eiser in incident sub 5],

6. [eiser in incident sub 6],

allen wonende te [woonplaats 1] ,

7. [eiser in incident sub 7], vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordigers [naam 4] en [naam 5]

en

8. [eiser in incident sub 8],

beiden wonende te [woonplaats 2] ,

9. [eiser in incident sub 9], vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger [naam 6] ,

en

10. [eiser in incident sub 10], vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordigers [naam 7] en [naam 8] ,

beiden wonende te [woonplaats 1] ,

13. [eiser in incident sub 13],

wonende te [woonplaats 2] ,

eisers in het incident,

advocaat: mr. K. Megens-van Mierlo te Oss.

Eisers in conventie, verweerders in reconventie zullen hierna gezamenlijk de gezinshuizen genoemd worden en de afzonderlijke vennootschappen onder firma [eiser sub 1] , [eiser sub 4] , [naam v.o.f] (eisers in conventie, verweerders in reconventie sub 7 tot en met 9) en [eiser sub 10] . Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie zal hierna De Karmel genoemd worden en eisers in het incident zullen de bewoners genoemd worden.

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding d.d. 3 mei 2016

-

de incidentele conclusie tot voeging

-

de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, tevens incidentele conclusie in het voegingsincident

-

de akte overlegging producties, tevens akte houdende wijziging van eis van de gezinshuizen

-

de brieven d.d. 19 mei 2016 met aanvullende producties van de bewoners

-

de mondelinge behandeling d.d. 24 mei 2016

-

de pleitnota van de gezinshuizen

-

de pleitnota van De Karmel- de pleitnota van de bewoners.

1.2.

Hierna is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

De Karmel, opgericht door de heer en mevrouw [naam 9] , is een Wlz-erkende zorgaanbieder die wonen, dagbesteding, behandeling, persoonlijke verzorging en ambulante dienstverlening aanbiedt aan (jong) volwassenen en kinderen met een (licht) verstandelijke beperking.

2.2.

De Karmel heeft zogenaamde productieafspraken gemaakt met het Zorgkantoor van Menzis en met gemeenten. In die afspraken is vastgelegd hoeveel bewoners De Karmel in zorg neemt, welke zorg er dient te worden verleend en welke vergoedingen daar tegenover staan.

2.3.

Het ter beschikking stellen van (aangepaste) woonruimte en de 24-uurs zorg en begeleiding besteedt De Karmel uit aan zelfstandige ondernemers, die deze diensten verlenen vanuit hun gezinshuizen. De Karmel werkt op dit moment samen met twaalf gezinshuizen, waaronder [eiser sub 1] , [eiser sub 4] , [naam v.o.f] en [eiser sub 10] , en acht dagbestedingslocaties.

2.4.

De gezinshuizen hebben ten behoeve van de exploitatie van hun onderneming met De Karmel een overeenkomst van opdracht en een (onder)huurovereenkomst gesloten. [eiser sub 1] , [eiser sub 4] en [eiser sub 10] hebben met De Karmel althans met de heer en mevrouw [naam 9] tevens een overeenkomst van geldlening gesloten. Voor [eiser sub 1] zag deze laatste overeenkomst op de kosten van overname van de inventaris en bouwkundige voorzieningen van het gezinshuis, voor [eiser sub 4] en [eiser sub 10] op de verbouwings- en inrichtingskosten die gemoeid waren met het geschikt maken van de betreffende panden voor het exploiteren van een gezinshuis.

2.5.

[eiser sub 1] heeft op 1 januari 2011 voor het eerst een samenwerkingsovereenkomst gesloten met De Karmel. De eerste samenwerkingsovereenkomst tussen [eiser sub 4] en De Karmel dateert van augustus 2008 en die tussen [naam v.o.f] en De Karmel van eind 2010. Per 1 juni 2013, respectievelijk 1 april 2013, zijn deze samenwerkingsovereenkomsten gewijzigd. [eiser sub 10] is op 1 april 2013 een samenwerkingsovereenkomst met De Karmel aangegaan.

2.6.

De samenwerkingsovereenkomsten van 1 april en 1 juni 2013 zijn voor alle vier de gezinshuizen gelijkluidend. In deze overeenkomsten staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:Artikel 1.

De Karmel Wonen en Dagbesteding BV, zal voor het nader te benoemen cliënten in het kader van de door De Karmel Wonen en Dagbesteding BV gemaakte afspraken gebruik maken van de diensten van [het gezinshuis]. Gezien de faciliteiten van [het gezinshuis] zal het gaan om (..) zorgplaatsen.

Artikel 2

De diensten van [het gezinshuis] zullen bestaan uit:

-

Ter beschikking stellen van aangepaste toereikend uitgeruste en verder kwalificerende woonruimte met gemeenschappelijke faciliteiten.

-

De 24-uurs begeleiding, behandeling en zorg als noodzakelijk en verplicht volgens de door De Karmel Wonen en Dagbesteding BV gemaakte productie afspraken met het zorgkantoor. Bij PGB zijn de afspraken leidend die De Karmel Wonen en Dagbesteding BV met de cliënt heeft afgesproken.

-

Het voor haar rekening nemen van alle kosten aangaande levensonderhoud, voeding, verblijf, bewoning, gezondheid, veiligheid, etc, een en ander voor zo ver deze kosten niet voor rekening voor de cliënten zelf komen.

-

[Het gezinshuis] draagt zorg voor de totale kosten van de huisarts, apotheek en tandarts (voor zover het gaat om behandelingen die in het basispakket vallen), van de bewoners die verblijf en behandeling hebben. [Het gezinshuis] maakt een overzicht en bespreekt deze eens per jaar met het MT van De Karmel Wonen en Dagbesteding BV waarna deze kosten vergoed zullen worden.

-

[Het gezinshuis] is verantwoordelijk voor de facilitatie van vervoer naar school, dagbesteding en recreatie.

-

Deze diensten dienen op een dermate niveau/kwaliteit te worden aangeboden als is opgenomen in de productie afspraken tussen De Karmel Wonen en Dagbesteding BV en het zorgkantoor dan wel op de standaard als dat voor De Karmel Wonen en Dagbesteding BV wordt gehanteerd.

-

In de samenwerking met [het gezinshuis] verwacht De Karmel Wonen en Dagbesteding BV een open attitude waarin altijd de dialoog mogelijk is. De samenwerking tussen [het gezinshuis] en De Karmel Wonen en Dagbesteding BV is gebaseerd op wederzijds vertrouwen en respect.

(..)

Artikel 7

Per zorgplaats (in PGB of Zorg in Natura) is De Karmel Wonen en Dagbesteding BV een vergoeding verschuldigd voor de diensten als genoemd in artikel 2. De hoogte van de vergoeding is € 2.050,- per maand per zorgplaats met de indicatie verblijf (PGB of Zorg in Natura). Tenzij de door De Karmel Wonen en Dagbesteding BV te ontvangen vergoeding vanuit AWBZ of PGB lager is dan € 2.050,-. In dat geval zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden ten aanzien van de door De Karmel Wonen en Dagbesteding BV verschuldigde vergoeding. (..)

Artikel 11.

-

De looptijd van het contract is vanaf (..) en loopt voor onbepaalde tijd.

-

(..)

-

Tussentijdse opzegging door [het gezinshuis] en De Karmel Wonen en Dagbesteding BV is alleen mogelijk mits opzegging middels aangetekend schrijven geschiedt met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. Deze termijn van 6 maanden kan verlengd worden met 6 maanden om de continuïteit van de zorgverlening aan de cliënten te waarborgen in het geval er nog geen opvolgende ondernemer is gevonden.

-

Tussentijdse opzegging door De Karmel Wonen en Dagbesteding BV zonder opzegtermijn is mogelijk mits middels aangetekend schrijven in geval van:

o (..)

o Bij ernstig tekortschieten in de nakoming van de verplichting uit de samenwerkingsovereenkomst, zulks naar het uitsluitend oordeel van De Karmel Wonen en Dagbesteding BV

o Het blijvend niet voldoen van de dienstverlening aan het niveau/kwaliteit zoals bedoeld in artikel 2 en 3 naar hiertoe schriftelijk te zijn gewaarschuwd.

Artikel 12.

-

In het geval deze samenwerkingsovereenkomst om welke reden dan ook eindigt, is [het gezinshuis] (daaronder begrepen elk van haar bestuurders) verboden en zal [het gezinshuis] zich dus onthouden van het – direct dan wel indirect – rechtstreeks contracteren met (dan wel via het zorgkantoor over) de cliënt(en) van De Karmel Wonen en Dagbesteding BV, ongeacht of die zorgverlening geschiedt op basis van Zorg in Natura dan wel een PGB.

-

Ingeval van beëindiging van deze samenwerkingsovereenkomst om welke reden dan ook, is uitsluitend en exclusief De Karmel Wonen en Dagbesteding B.V. de aangewezen partij en dus gerechtigd nieuwe potentiële zorgondernemers te benaderen en te selecteren om daar vervolgens een nieuwe samenwerkingsovereenkomst mee aan te gaan. De Karmel Wonen en Dagbesteding BV is nimmer gehouden tot het instemmen met een mogelijke kandidaat zoals die door [het gezinshuis] eventueel als opvolger wordt overgedragen.

-

De zorgondernemer verklaart tevens niet te starten met een nieuwe zorgonderneming binnen een straal van 50KM rondom de huidige vestigingslocatie. Dit geldt voor de periode van twee jaar na ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst.

-

Bij overtreding van dit verbod verbeurt [het gezinshuis], zonder dat hiervoor een ingebrekestelling vereist is, een direct opeisbare boete aan De Karmel Wonen en Dagbesteding BV ad € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) per cliënt per overtreding, en € 1.000,= (duizend euro) per cliënt voor iedere week dat die overtreding voortduurt.

-

Het verbod zoals vastgelegd in dit artikel geldt voor de duur van twee jaar, welke termijn een aanvang neemt op de datum waarop de samenwerkingsovereenkomst is geëindigd.”

2.7.

Voornoemd relatie- en concurrentiebeding maakte geen deel uit van de eerdere samenwerkingsovereenkomsten die De Karmel in augustus 2008, eind 2010 en januari 2011 met respectievelijk [eiser sub 4] , [naam v.o.f] en [eiser sub 1] heeft gesloten.

2.8.

Boven de tussen De Karmel en de gezinshuizen gesloten (onder)huurovereenkomsten staat vermeld: “(ONDER)HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW

In de onderhuurovereenkomst met [eiser sub 1] staat onder meer ook vermeld:“Bij de totstandkoming van deze overeenkomst gelden voor partijen de navolgende essentiële uitgangspunten: - (..)

- De Karmel bereid is onder de navolgende voorwaarden het gehuurde aan huurder onder te verhuren, mits en zolang het gehuurde uitsluitend wordt gebruikt als bedrijfsruimte ten behoeve van de uitoefening van een zorginstelling waarbij uitsluitend aan personen met een verstandelijke beperking de mogelijkheid wordt geboden om onder 24-uurs begeleiding zelfstandig te wonen, een en ander in combinatie met de hiervoor benodigde dienst- en verkeersruimten en het belangrijkste uitgangspunt voor het gebruik van het gehuurde in dit kader is gericht op het aanbieden van zorg aan voornoemde personen door tussenkomst van De Karmel;

- Het is geenszins de bedoeling van partijen dat door huisvesting van de gebruikers een huurovereenkomst voor woonruimte in de zin van artikel 7:233 BW ontstaat;

(..)”

2.9.

In de huurovereenkomst met [naam v.o.f] staat, voor zover relevant:“- het gehuurde wordt door huurder primair gebruikt ten behoeve van het verlenen van zorg en huisvesting aan personen met een verstandelijke beperking; (..)

- het is geenszins de bedoeling van partijen dat door huisvesting van de gebruikers een huurovereenkomst voor woonruimte in de zin van artikel 7:233 BW ontstaat.”

2.10.

De overeenkomst van geldlening tussen De Karmel en [eiser sub 1] luidt, voor zover van belang, als volgt:

In aanmerking nemende dat:

Geldgever een zorghuis exploiteert in het pand bekend als Pastorie [woonplaats 1] waarbinnen mensen met een verstandelijke beperking onder 24 uurs begeleiding wonen;

Geldnemer deze activiteiten zal overnemen per --- 2011 en voor eigen rekening en risico dit zorghuis gaat exploiteren;(..)

Artikel 4 Beëindiging De hoofdsom of het eventuele restant daarvan zal te allen tijde terstond en na schriftelijke in gebreke stelling kunnen worden opgeëist met de rente tot de dag der betaling in de volgende gevallen: (..)

f. beëindiging van de huurovereenkomst van het in considerans genoemde pand tussen geldgever en geldnemer;

g. beëindiging, verkoop of anderszins staking van de door geldnemer gedreven onderneming als genoemd in de considerans;(..)”

In de overeenkomsten van geldlening met [eiser sub 4] en [eiser sub 10] staat een soortgelijke considerans vermeld en exact hetzelfde artikel over de beëindiging van de overeenkomst.

2.11.

De bewoners van de gezinshuizen zijn jongvolwassenen met verstandelijke beperkingen die met De Karmel individuele zorgovereenkomsten hebben gesloten. De bewoners hebben geen (zorg)overeenkomsten met de gezinshuizen waarin zij zijn geplaatst.

2.12.

In de gezinshuizen wonen in totaal 35 bewoners. De vennoten van de gezinshuizen wonen samen met hun kinderen ook in het pand waarin hun gezinshuis is gevestigd.

2.13.

Op 15 mei 2014 hebben de gezinshuizen De Karmel een brief gestuurd met de volgende inhoud:“(..) Zoals jullie weten hebben wij allen vragen omtrent de financiën over het verblijf en de zorg die wij bieden in onze gezinshuizen. Diverse huizen hebben hier contact met jullie over gehad. Jullie advies, om meer informatie in te winnen zodat we met elkaar kunnen komen tot constructief overleg, hebben we opgevolgd. We hebben [naam 10] van Zorg Ontknopen bereid gevonden ons te adviseren.

Wij hebben hem gevraagd ons te helpen met het concreet maken van onze vragen. Nu zouden wij,

[eiser sub 2] en [eiser sub 6] , samen met [naam 10] , graag in gesprek gaan met jullie en deze vragen voorleggen.

Wij willen in open dialoog over het volgende:

De gezinshuizen krijgen productiegelden voor de begeleiding en dagelijkse zorg van onze bewoners.

Voor een stuk overhead en behandeling blijven er gelden bij De Karmel Wonen en Dagbesteding BV.

In het gesprek willen we het hebben over een evenwichtige balans, kwalitatief en financieel, voor

zowel De Karmel Wonen en Dagbesteding BV als onze gezinshuizen, ook in relatie tot de onderlinge

verdeling van taken en verantwoordelijkheden binnen onze samenwerking. Hierin hebben we

uiteraard altijd oog voor verantwoorde en kwalitatief hoogstaande zorg.

Daarnaast hebben jullie ons vorig jaar gevraagd een nieuwe samenwerkingsovereenkomst te tekenen. Wij hebben ten aanzien van de overeenkomst een aantal vragen die we aan jullie voor

willen leggen.

Voorstel voor gesprek:

Dinsdag 27 mei 2014 om 10.00 uur

Locatie kantoor De Karmel

We vertrouwen erop dat we samenwerkend, respectvol en open met elkaar in gesprek komen en dat

hier afspraken uit voortvloeien die zowel voor de zorgorganisatie De Karmel Wonen en Dagbesteding BV als voor de individuele gezinshuizen goed en toekomstbestendig zijn.(..)”

2.14.

Hierna volgde een langdurig proces waarin partijen getracht hebben om de communicatie en samenwerking te verbeteren en waarin De Karmel gesprekken heeft gevoerd met de gezinshuizen en met de ouders/wettelijk vertegenwoordigers van de bewoners, welke laatsten rond de zomer van 2014 voor het eerst hun zorgen over de verhoudingen en werkwijzen binnen De Karmel kenbaar hadden gemaakt. In de periode oktober 2014 tot en met december 2015 was een procesbegeleider, de heer [naam 12] , bij deze gesprekken betrokken.

2.15.

In de gesprekken met de gezinshuizen is gesproken over het aanpassen van de samenwerkingsovereenkomsten. De Karmel heeft vervolgens een nieuwe concept samenwerkingsovereenkomst met een bijbehorend vergoedingenoverzicht opgesteld, welke overeenkomst de gezinshuizen niet hebben aanvaard en niet hebben ondertekend.

2.16.

Op 5 februari 2016 heeft de raadsvrouw van de gezinshuizen schriftelijk aan De Karmel bevestigd dat de gezinshuizen afspraken willen maken over het beëindigen van de samenwerkingsovereenkomsten.

2.17.

Bij brief van 29 maart 2016 heeft De Karmel de samenwerkingsovereenkomst en de onderhuurovereenkomst met [eiser sub 1] opgezegd tegen 1 oktober 2016 en het resterende bedrag uit de geldleningsovereenkomst met [eiser sub 1] per die datum opgeëist.

2.18.

Bij brieven van 15 april 2016 heeft De Karmel de samenwerkingsovereenkomsten met [eiser sub 4] , [eiser sub 10] en [naam v.o.f] per 1 mei 2016 opgezegd, tegen 31 oktober 2016. In deze gelijkluidende brieven en in een aan [eiser sub 1] op 15 april 2016 verzonden brief staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:“Gelet op de huidige onrust en onzekerheid die ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg waar de cliënten/bewoners recht op hebben, acht cliënte de opzegtermijn van 6 maanden (te) lang. Primair stelt cliënte zich dan ook op het standpunt dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 11 vierde “bullit”. Er is sprake van ernstig en voorzienbaar onomkeerbaar tekortschieten door u als gezinshuisouders in de nakoming van de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst, welke tekortkoming tussentijdse opzegging zonder opzegtermijn rechtvaardigt.

Graag gaat cliënte met u in gesprek over directe overname van de zorg. Cliënte nodigt u uit om op vrijdag 22 april 2015 te (..) uur bij haar op kantoor daarover met haar in gesprek te gaan. Gaat u dit gesprek uit de weg of bereiken partijen geen overeenstemming, dan wordt cliënte genoodzaakt een kort geding aanhangig te maken teneinde in rechte haar belangen - het verlenen van adequate zorg aan de cliënten/bewoners en het creëren van rust en duidelijkheid - af te dwingen.”

3 Het geschil in conventie

in het incident tot voeging

3.1.

De bewoners vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zich te mogen voegen aan de zijde van de gezinshuizen, met veroordeling van De Karmel in de kosten van het incident.

3.2.

De bewoners leggen aan deze vordering het navolgende ten grondslag. Een scheiding van de huidige gezinsouders heeft een enorme impact op (het welzijn van) de bewoners, van wie een aantal al jaren in dezelfde groepssamenstelling samenwoont. Voor de bewoners is er bij een ongunstige uitspraak in de hoofdzaak feitelijk ook geen sprake van volledige keuzevrijheid omdat zij in dat geval niet mogen kiezen voor hun eigen gezinsouders, hetgeen in strijd is met de Wet langdurige zorg. Bij de afwikkeling van de samenwerkingsovereenkomsten dienen de belangen van de bewoners voorop te staan en in de tussentijd dient de continuïteit van de zorg gewaarborgd te blijven. Het overgangsproces rondom het vertrek van de gezinsouders dient ook zorgvuldig te verlopen. Een ongunstige uitkomst van de procedure in de hoofdzaak kan de rechtspositie van de bewoners derhalve nadelig beïnvloeden en de bewoners hebben er dan ook recht en belang bij zich als procespartij te voegen aan de zijde van de gezinshuizen.

3.3.

De Karmel voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in de hoofdzaak

3.4.

De gezinshuizen vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis samengevat:

a. a) schorsing van de opzegtermijn van de samenwerkingsovereenkomsten tussen De Karmel en de gezinshuizen en schorsing van de opzegtermijn van de tussen [eiser sub 1] en De Karmel gesloten (onder)huurovereenkomst,

b) een gebod tot nakoming van alle verplichtingen jegens de gezinshuizen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomsten,

c) schorsing van de betalingsverplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten van geldlening,

d) betaling van een voorschot op het nader vast te stellen redelijk loon van de gezinshuizen,

e) schorsing van het in de samenwerkingsovereenkomsten opgenomen relatie- en concurrentiebeding,f) veroordeling van De Karmel in de kosten van deze procedure.

3.5.

De gezinshuizen leggen aan hun vorderingen het navolgende ten grondslag. Gelet op de samenhang met de gesloten huurovereenkomsten en overeenkomsten van geldlening die, met uitzondering van de overeenkomsten met [eiser sub 1] , niet zijn opgezegd, is het per direct opzeggen van de samenwerkingsovereenkomsten en een vertrek op korte termijn van de gezinshuizen niet mogelijk. Voor zover De Karmel de huurovereenkomsten alsnog per direct opzegt, kunnen de betreffende gezinshuizen een beroep doen op ontruimingsbescherming, nu zij met hun gezin met jonge kinderen in de betreffende panden wonen. [eiser sub 1] heeft om dezelfde reden belang bij schorsing van de opzegtermijn van de ten aanzien van haar wel opgezegde huurovereenkomst.

Op grond van artikel 2 van de samenwerkingsovereenkomsten en hetgeen tussen partijen in het maatschappelijk verkeer betaamt, is De Karmel gehouden om met de gezinshuizen in overleg te treden over het maken van afspraken met betrekking tot de gevolgen van de beëindiging van de overeenkomsten en van De Karmel mag op dat punt een inspanning en redelijkheid verwacht worden. Dit betekent echter ook dat zij de gezinshuizen niet tegen dient te werken bij de uitvoering van de overeenkomsten, maar naar behoren faciliteert. Concreet betekent dit dat De Karmel zich ervoor dient in te spannen dat de rust in haar organisatie weerkeert.

De gezinshuizen hebben recht op een redelijk loon dat samenhangt met de indicaties en zorgbehoeften van de bewoners. De vergoedingen die de gezinshuizen ontvangen zijn al jaren niet meegestegen met de kosten en met de indicatieverhogingen, staan in geen verhouding tot de zorg die de gezinshuizen leveren en zijn niet transparant. De gezinshuizen hebben in november 2015 een voorstel ontvangen met betrekking tot hun vergoeding met ingang van 2016 en De Karmel dient als voorschot op het nog nader door een deskundige vast te stellen redelijk loon met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016 maandelijks de vergoeding volgens dit voorstel te voldoen.

De Karmel heeft de gezinshuizen steeds voorgehouden dat de overnamesom, die in een geldlening is omgezet, een investering is in hun onderneming en in hun bedrijfspand. Nu de samenwerking eindigt, blijkt dat De Karmel de gezinshuizen als haar eigen onderneming en de panden als “Karmel-huizen” aanmerkt en dat de gezinshuizen moeten vertrekken met achterlating van alles. De gezinshuizen hebben dus niets aan De Karmel overgedragen en de overeenkomsten van geldlening dienen daarom te worden ontbonden, althans te worden vernietigd omdat deze zijn gesloten onder invloed van een wilsgebrek. Als voorschot op de bedragen die de gezinshuizen van De Karmel zullen terugvorderen, dienen de betalingsverplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten van geldlening dan ook met onmiddellijke ingang te worden opgeschort.

Het relatie- en concurrentiebeding stond niet in de oorspronkelijke samenwerkingsovereenkomsten van vóór 2013 en is geen onderwerp van onderhandeling geweest. De gezinshuizen werden bij het sluiten van deze overeenkomsten ook niet bijgestaan door een adviseur. Partijen zijn geen directe concurrenten en de De Karmel heeft de gezinshuizen steeds als zelfstandige onderaannemers aangemerkt. Daarbij horen enerzijds ondernemersrisico’s en investeringen, maar anderzijds dienen de gezinshuizen de mogelijkheid te hebben om (ook) in opdracht van andere opdrachtgevers werkzaamheden te verrichten. Partijen zijn namelijk geen exclusiviteit overeengekomen. De gezinshuizen handelen niet in strijd met het relatie- en concurrentiebeding. Zij zijn niet van plan om rechtstreeks met cliënten of met het Zorgkantoor overeenkomsten te sluiten en niet voornemens om een nieuwe zorgonderneming te starten. De gezinshuizen wensen slechts hun huidige onderneming te continueren. De uitleg die De Karmel aan het beding geeft strookt niet met de tekst, inhoud en strekking van de samenwerkingsovereenkomsten en is volstrekt onredelijk. Indien de ruime uitleg van de Karmel gevolgd wordt, is het relatie- en concurrentiebeding nietig op grond van artikel 6 Mededingingswet. Voor zover dit betoog niet gevolgd wordt, is het beding vernietigbaar op grond van misbruik van omstandigheden dan wel dwaling. Voor zover het beding niet nietig of vernietigbaar is, kunnen de gezinshuizen niet aangemerkt worden als zelfstandige ondernemers en is er sprake van (fictieve) arbeidsovereenkomsten tussen partijen, welke op de correcte wijze dienen te worden nagekomen en beëindigd.

3.6.

De Karmel voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 Het geschil in reconventie

4.1.

De Karmel vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van de gezinshuizen om te gehengen en te gedogen dat De Karmel per direct de dagelijkse woonbegeleiding en zorg van de bewoners die met haar een individuele zorgovereenkomst hebben gesloten overneemt, met verplichting van de gezinshuizen om medewerking te verlenen aan invulling en zorgvuldige overdracht van de dagelijkse woonbegeleiding en zorg aan het zorgexpertiseteam van De Karmel, zulks op straffe van een dwangsom, waarbij De Karmel primair zal zorgen voor alternatieve huisvesting in de nabije omgeving en de gezinshuizen subsidiair gedurende de resterende duur van de opzegtermijn kunnen blijven wonen in het privé-gedeelte van het gezinshuis. Zowel primair als subsidiair zal De Karmel daarbij zorgen voor betaling van het in 2016 geldende modale inkomen per maand

(€ 2.808,--) aan de gezinshuizen gedurende de resterende duur van de opzegtermijn, een en ander met veroordeling van de gezinshuizen in de kosten van deze procedure.

4.2.

De Karmel legt aan deze vorderingen het navolgende ten grondslag. Door de ontstane onrust binnen de gezinshuizen kan De Karmel niet langer instaan voor de kwaliteit van zorgverlening waarvoor zij verantwoordelijk is. De gezinsouders hebben in strijd met de gemaakte afspraken de (ouders c.q. wettelijk vertegenwoordigers van de) bewoners eenzijdig en onjuist geïnformeerd over hun vertrek en het wordt De Karmel onmogelijk gemaakt om met de bewoners in contact te treden en adequate zorg te verlenen. Ook worden bewoners die bij De Karmel in zorg zijn actief overgeplaatst naar andere zorgstellingen en wordt De Karmel in een kwaad daglicht gesteld. Een en ander leidt tot veel onrust binnen de gezinshuizen en op de dagbesteding en dit maakt dat de overeengekomen opzegtermijn niet kan worden afgewacht en er direct moet worden ingegrepen, hetgeen op grond van artikel 11 van de samenwerkingsovereenkomsten ook mogelijk is. De Karmel heeft getracht hierover afspraken te maken met de gezinshuizen, hetgeen niet is gelukt.

4.3.

De gezinshuizen voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling van het geschil in conventie en reconventie

6 De beslissing