Home

Rechtbank Gelderland, 15-11-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6041, AWB - 16 _ 3300

Rechtbank Gelderland, 15-11-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6041, AWB - 16 _ 3300

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
15 november 2016
Datum publicatie
15 november 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:6041
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3300

Inhoudsindicatie

Wet IB. Aftrek hypotheeklasten eigen woning. Aanhorigheid bij de woning. NSW-landgoed. Welk deel van het landgoed hoort tot de woning? Rechtbank volgt subsidiaire stelling van eiser dat 95% van de rente aan de woning kan worden toegerekend. Landerijen (met water) blijven buiten de aanhorigheid, maar hebben een relatief lage waarde. Parkachtige tuin met bos en grasland behoort wel bij de woning. Begrip weiland.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/3300

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. drs. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2011 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.16.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 98.990. Tevens is bij beschikking negatief € 3.152 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 april 2016 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.172.

De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 31 mei 2016, ontvangen door de rechtbank op 1 juni 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [B] , mr. [C] en [D] (taxateur).

Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Ter zitting hebben partijen aanvullende foto’s overgelegd van het landgoed van eiser.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser heeft samen met zijn partner mevrouw [E] op [2006 2] een overeenkomst gesloten met de voormalige gemeente Loenen aan de Vecht (hierna: de gemeente) ter zake van de ontwikkeling van de buitenplaats [F] met een oppervlakte van 69.107 m².

2. Op 28 juli 2006 hebben eiser en zijn partner gekocht het perceel grond met opstallen, weg en water, gelegen te [Z] aan de [A-straat 1] en bekend als landgoed “ [G] ”, kadastraal bekend gemeente Loenen, [H] , nummer [001] , groot zes hectare (ha) negenenzeventig are dertig centiare, nummer [002] , groot acht are tachtig centiare, en nummer [003] , groot twee are zevennegentig centiare.

3. In maart 2007 hebben eiser en zijn partner (in één koop) de volgende percelen gekocht (totaal 95.009 m²):

- een perceel grasland (8.060 m²)

- vijf percelen water (3.510 m²)

- een perceel grasland, kade en hakhout (32.274 m²)

- een sloot (185 m²)

- drie percelen weiland (16.390 m²)

- een perceel bouwland (650 m²)

- vier percelen hooiland (32.290 m²)

- een perceel kade (1.650 m²).

4. Bij beschikking van [2007 1] is het onder 2. genoemde perceel met ingang van [2007 2] aangemerkt als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 (NSW 1928). Het landgoed draagt de naam [I] (hierna: [I] ).

5. Bij beschikking van [2008] zijn de onder 3. genoemde percelen met ingang van [2007 3] aangemerkt als landgoed in de zin van de NSW 1928.

Het landgoed draagt de naam [J] .

6. Bij de koop van [J] is een dijk inbegrepen die eiser heeft omgevormd tot toegangsweg naar zijn woning op het landgoed [I] . Zowel eiser als verweerder beschouwen deze toegangsweg als aanhorigheid van de eigen woning van eiser.

7. In 2011 is de bouw van de woning op [I] begonnen. Oplevering vond plaats in december 2012. In 2011 woonde eiser aan het [A-straat 2] te [Q] .

8. In zijn aangifte IB/PVV voor 2011 heeft eiser de landgoederen [I] en [J] (hierna tezamen: het landgoed) aangemerkt als eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001.

9. Eiser heeft in zijn aangifte een bedrag van € 205.064 berekend aan saldo van de inkomsten en aftrekposten eigen woning. Een bedrag van € 69.146 moet worden toegerekend aan betaalde rente voor zijn woning aan het [A-straat 2] te [Q] en een bedrag van

€ 135.918 aan het landgoed. De inkomsten uit de eigen woning bedragen € 21.517 (eigenwoningforfait). De aftrekpost rente eigenwoningschuld komt daarmee uit op (€ 205.064 min € 21.517 =) € 183.547. Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt volgens de aangifte nihil.

10. Naar aanleiding van deze aangifte heeft correspondentie en een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Bij brief van 24 juni 2015 heeft eiser het voorstel gedaan om 90% van de rente eigenwoningschuld toe te rekenen aan de eigen woning van eiser. In de conclusie van deze brief heeft eiser het volgende geschreven:

“Uit deze benadering blijkt dat de totale investering voor 90% kan worden toegerekend aan de landgoedwoning, bij de gehanteerde uitgangspunten. De verklaring hiervoor is dat er relatief veel betaald is voor de bouw van de woning ten opzichte van het totaal. Door de landerijen [ter grootte van 14,4582 ha] niet als aanhorigheid te kwalificeren is daarmee de rente voor 10% van de totaal betaalde rente inzake [G] niet aftrekbaar. In de aangifte IB/PVV 2011 zijn de navolgende rentebetalingen aan ING terzake in aftrek gebracht: € 83.208 + € 47.521 + € 5.189 = € 135.918. Niet aftrekbaar is dan 10% van € 135.918 = € 13.591.”

11. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2011 (van 13 november 2015) rekening gehouden met de rente eigenwoningschuld tot een bedrag van € 105.064 (€ 69.146 voor de woning [A-straat 2] en € 35.918 voor het landgoed [I] ). De correctie op eisers aangifte bedraagt € 100.000. Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 98.990. Tegen deze aanslag heeft eiser bezwaar gemaakt.

12. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder rekening gehouden met de rente eigenwoningschuld tot een bedrag van (€ 205.064 min € 27.182 min € 21.517 =) € 156.365. Daarbij is 80% van de rente toegerekend aan de eigen woning van eiser op [I] . Daartoe heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar van 26 april 2016 het volgende overwogen:

“In uw brief van 29 februari 2016 (…) gaat u nader in op de splitsing van het hiervoor genoemde bedrag van € 135.981. Een bedrag van € 48.454,15 rekent u toe aan de woning in aanbouw, het resterende bedrag - € 87.463,85 - aan de aankoop / aanleg van de landerijen.

Intern overleg met een waarde-deskundige heeft er toe geleid dat ik uw standpunt in zoverre kan delen dat naar mijn mening 80 procent van de in aftrek gebrachte rente op de woning inclusief aanhorigheid betrekking heeft. De correctie wordt dan € 27.182.”

13. Bij brief van 7 juli 2016 heeft verweerder het verslag van de afdeling waardeonderzoek van de Belastingdienst te Utrecht gedateerd 1 juni 2016 naar eisers gemachtigde gestuurd. In dit verslag is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:

“Het gehele landgoed (als niet opengesteld gerangschikt onder de Natuurschoonwet 1928) bestaat uit een nieuwgebouwde vrijstaande villa met bijgebouw, in gebruik als woonhuis, een voormalige “appelschuur” voor opslag, een schuur in gebruik als kantoor en werkplaats, toegangspad, en tuin.

Het landgoed bestaat verder uit diverse houtopstanden, weiland en gronden met waterpartijen.

(…)

Bij de beoordeling hetgeen te benoemen is als een aanhorigheid van de eigen woning is gezocht naar aansluiting bij bestaande wetgeving en jurisprudentie. De relevante artikelen en jurisprudentie wordt hieronder kort weergegeven.

(…)

Wel aanhorig aan de (eigen) woning

Hof Amsterdam heeft in haar uitspraak van 26 januari 1995 bepaald dat onbebouwde grond die deel uit maakt van de bij de woning behorende tuin en niet door een hek of andere afscheiding wordt gescheiden van de overige grond, in gebruik is bij en dienstbaar aan de woning. Op basis van deze uitspraak kunnen alle zaken die binnen de omheining rond de woning zijn gelegen als aanhorigheid van de woning worden gerekend. Echter gezien de ligging en het gebruik heb ik er voor gekozen 2,7 ha. toe te wijzen aan het landgoed en kan de hypotheekrente in aftrek worden genomen. In dit geval kunnen de schuren deels als aanhorig worden gezien. De “appelschuur” wordt gebruikt als opslag voor appels (tijdens de jaarlijkse appeloogst waarbij genodigden het landgoed mogen bezoeken) en materialen voor onderhoud van het gehele landgoed (exclusief de woning). De andere schuren worden gebruikt als kantoor/werkplaats/ontvangst ruimte en staan ter beschikking aan de persoon die verantwoordelijk is voor onderhoud van het gehele landgoed exclusief de woning. Ik ben van mening dat 50% van de waarde van de opstallen en ondergrond aan de aanhorigheden mag worden toegekend.

Niet aanhorig aan de woning

In mijn optiek zijn de gronden van [J] niet aanhorig aan de woning. Deze gronden zijn gelegen achter het landgoed en zijn separaat van het landgoed aangekocht op [2007 4] .

De koopsom bedroeg € 850.000 excl. kosten koper. Naar mijn mening is deze koopsom hoger dan de waarde. De weilanden aan de zuid-oost zijde van het landgoed worden van het landgoed afgescheiden door de schuren en zijn niet aanhorig aan de woning. De Houtopstanden aan de noord en noordwest kant van het landgoed [I] zijn naar mijn mening niet aanhorig. Deze worden niet op regelmatige basis bijgehouden. En worden door een pad afgescheiden van de rest van het landgoed.

(…)

Conclusie

Totale investering € 8.559.113

Waardering 1a: niet aftrekbaar € 689.988: wel aftrekbaar: € 7.909.125

Waardering 1b: niet aftrekbaar € 1.259.833: wel aftrekbaar € 7.293.280

Waardering 2a: niet aftrekbaar € 428.534: wel aftrekbaar € 8.130.579

Waardering 2b: niet aftrekbaar € 998.379: wel aftrekbaar € 7.560.734

Waardering 3a: niet aftrekbaar € 307.964; wel aftrekbaar € 8.251.149

Waardering 3b: niet aftrekbaar € 877.809: wel aftrekbaar € 7.681.304

Waardering 4: aftrekbaar € 7.540.671

De jurisprudentie is dermate veelzijdig dat alle standpunten als correct uitgelegd kunnen worden. Zoals ik u reeds telefonisch heb meegedeeld, is de berekening

zoals ik u die als discussiestuk heb toegestuurd, een uitwerking van één van de scenario’s en is deze net zo discutabel als de andere scenario’s. Het door de cliënt voorgestelde scenario is ook verdedigbaar.”

14. Eiser heeft in zijn aanvulling op het beroepschrift van 21 juli 2016 toegelicht dat hij primair een aftrek van 100% verdedigt en subsidiair een aftrek van 95%. Dit laatste percentage heeft hij als volgt onderbouwd:

Oppervlakte

in ha

Omschrijving

Totaal

Woning

Landerijen

0,7023

Schuur

250.000

250.000

Schuur

Landgoedwoning

4.278.038

4.278.038

Schuurtje

2,0000

Grond woning

2.778.579

2.778.579

0,3325

Toegangsweg

580.000

580.000 (1)

Aanlegkosten toegerekend Woning

263.225

263.225 (2)

3,4134

Bossen en houtopstanden ( [I] )

51.446

51.446

0,7950

Waterpartijen ( [I] )

3.975

3.975

9,2090

(Half)natuurlijk grasland ( [J] )

270.000

270.000 (3)

Aanlegkosten toegerekend Landerijen

122.535

122.535 (4)

Divers

1.314

1.314

Totaal

16,4582

8.599.112

8.201.288

397.824

Percentage

100%

95%

5%

Toelichting

1. De totale koopsom van [J] wordt voor € 580.000 toegerekend aan de hoofdingang van het landgoed en daarmee aan de woning van eiser;

2. De aanlegkosten worden pro rata toegerekend aan de woning van eiser en aan het grasland. Voor eisers woning is dit 580/850 x € 385.761 = € 263.225;

3. De aanschafprijs voor het (half) natuurlijk grasland wordt berekend op € 850.000 min € 580.000 = € 270.000;

4. De aanlegkosten worden pro rata toegerekend aan de woning en aan het grasland. Voor het grasland is dit 270/850 x € 385.761 = € 122.535.

Geschil

15. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag IB/PVV 2011 tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of het landgoed [I] geheel of slechts gedeeltelijk kwalificeert als eigen woning en of [J] (geheel of gedeeltelijk) kwalificeert als (aanhorigheid bij de) eigen woning.

16. Eiser heeft primair aangevoerd dat het gehele landgoed tot de aanhorigheid van de eigen woning behoort en de aftrek rente eigenwoningschuld daarom 100% van de betaalde rente bedraagt. Hij heeft subsidiair aangevoerd dat de aftrek 95% bedraagt zoals door hem berekend in de brief van 21 juli 2016 (zie punt 14. van deze uitspraak).

17. Verweerder heeft in beroep het standpunt ingenomen dat tot de aanhorigheid van eisers woning behoren de gronden rond zijn woning tot een oppervlakte van 2,7 ha inclusief tuin, vijver, grasvelden, tennisbaan, oprijlaan en schuren (zoals met een witte lijn aangegeven op de foto op bijlage 8a bij het verweerschrift). Alles buiten die 2,7 ha, bestaande uit houtopstanden en het grasland van [I] en de waterpartijen en het grasland van [J] , is volgens verweerder niet aanhorig aan de woning van eiser.

18. Eiser is van mening dat het hiervoor weergegeven standpunt van verweerder berust op willekeur en niet deugdelijk is onderbouwd.

Beoordeling van het geschil

19. Voor de uitleg van de vraag of een perceel als aanhorigheid van de eigen woning heeft te gelden als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001 is het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993 (BNB 1993/281) van belang. Uit dit arrest volgt dat er sprake is van een aanhorigheid indien een perceel behoort bij de eigen woning, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is. Het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad biedt dus wel het relevante toetsingskader, maar geen duidelijkheid over de vraag of het landgoed feitelijk in zijn geheel of slechts gedeeltelijk (en voor welk gedeelte) aanhorig is aan de woning van eiser. Daarover dient de rechtbank een beslissing te nemen.

20. Eiser en verweerder hebben ter zitting aanvullende foto’s overgelegd en op een iPad foto’s getoond van het landgoed. Deze foto’s hebben verduidelijkt hoe het landgoed er precies uitziet. Op basis van deze foto’s en de toelichting hierop van partijen is de rechtbank van oordeel dat alleen de waterpartij en het (half)natuurlijk grasland niet aanhorig zijn aan de woning van eiser. De rechtbank acht de toerekening van de hypotheekrente voor 5% aan dit niet aanhorige deel redelijk. Dit betekent dat de rechtbank het subsidiaire standpunt van eiser volgt dat 95% van de hypothecaire geldlening moet worden toegerekend aan de rente eigenwoningschuld. Het belastbaar inkomen uit werk en woning moet daarom worden verminderd tot € 5.785 (5% x € 135.918 = € 6.795 niet aftrekbaar -/- € 1.010). De rechtbank zal hieronder motiveren waarom zij niet het standpunt van verweerder en het primaire standpunt van eiser heeft gevolgd.

21. Verweerder heeft gesteld dat behoudens de 2,7 ha rond de woning het overige grasland op het landgoed van eiser weiland betreft dat niet aanhorig is aan zijn woning omdat weiland volgens de jurisprudentie niet aanhorig kan zijn. Uit de door eiser ter zitting getoonde foto’s blijkt echter dat het door verweerder als weiland aangeduide grasland door de daarop aanwezige bomen en door de ligging een parkachtige uitstraling heeft en niet lijkt op een weiland. Daarom oordeelt de rechtbank dat het parkachtige grasland tot de tuin van eisers woning behoort en derhalve aanhorig is aan de woning van eiser. De andersluidende opvatting van verweerder op basis van zijn standpunt dat sprake is van een weiland gaat daarom niet op.

22. Ook heeft verweerder aangevoerd dat de bossen en houtopstanden niet aanhorig zijn aan de woning van eiser, omdat deze niet worden onderhouden. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling, omdat haar op basis van de door eiser getoonde foto’s en de aan de hand van die foto’s gegeven toelichting is gebleken dat de bossen en houtopstanden onderdeel zijn van het parkachtige landschap rond de woning. Er lopen gangpaadjes doorheen die worden gemaaid en waar eiser over loopt. Bovendien lopen achter het bos sloten die door eiser (verplicht moeten) worden onderhouden. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet valt in te zien waarom de bossen en houtopstanden niet tot de woning van eiser behoren.

23. Ten aanzien van de ontvangstruimte en de schuren die in gebruik zijn bij de beheerder van het landgoed, is de rechtbank van oordeel dat deze niet voor slechts 50% aanhorig zijn aan de woning van eiser zoals door de taxateur van verweerder is opgemerkt en zoals nu kennelijk ook de mening van verweerder is. De beheerder woont niet in de ontvangstruimte en maakt van de ontvangstruimte en de schuren alleen gebruik om in opdracht van eiser het landgoed te onderhouden. Dit gebruik van de beheerder neemt niet weg dat de ontvangstruimte en de schuren bij de woning van eiser behoren, bij eiser in gebruik zijn en dienstbaar zijn aan de woning.

24. Eiser is met de (voormalige) gemeente Loenen aan de Vecht overeengekomen dat hij het landgoed [I] zal openstellen voor het publiek. Volgens verweerder heeft een deel van [I] daarom geen exclusiviteit voor eiser meer en is het daarom niet aanhorig aan zijn woning. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet.

[I] was in het jaar 2011 namelijk feitelijk nog niet opengesteld voor publiek en ook nu nog niet. De enkele verplichting tot openstelling van [I] acht de rechtbank onvoldoende voor een andersluidend oordeel. Daarnaast is de vorm van openstelling nog onderwerp van discussie tussen eiser en de gemeente. Gelet hierop valt op dit moment niet te beoordelen of de uiteindelijke openstelling van [I] (of van [J] ) consequenties heeft voor de vraag of (een deel van) het landgoed tot de eigen woning van eiser behoort.

25. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerders argumenten om de aftrek te beperken tot 80% van de hypotheekrente omdat de hypothecaire lening slechts voor dit gedeelte is toe te rekenen aan eisers woning (inclusief aanhorigheid) niet kunnen slagen.

De redenen om rekening te houden met een aanhorigheid van 2,7 ha en de lijn die verweerder daarbij heeft getrokken zoals weergegeven op de foto op bijlage 8a bij het verweerschrift is naar het oordeel van de rechtbank willekeurig. Ter zitting heeft eiser in dit verband toegelicht dat hij de oude toegangsweg tot [I] (die bij de aankoop van dit landgoed was inbegrepen) in gebruik heeft als dienstingang, omdat zware voertuigen geen gebruik kunnen maken van de nieuwe toegangsweg over de dijk. De omvang van het landgoed vergt voorts dat zware voertuigen regelmatig van de dienstingang gebruikmaken om onderhoudswerkzaamheden op het landgoed uit te voeren. Niettemin heeft verweerder deze dienstingang niet tot de aanhorigheid van eisers woning gerekend, terwijl deze dienstingang wel in gebruik is bij eiser. De rechtbank acht dit inconsistent. Ook de andere argumenten van verweerder om de aanhorigheid bij eisers woning te verkleinen hebben de rechtbank (zoals hiervoor weergegeven) niet kunnen overtuigen.

26. De rechtbank volgt tot slot evenmin het standpunt van eiser dat hij 100% van de hypotheekrente in aftrek mag brengen omdat het landgoed volledig aanhorig is aan de woning van eiser. Daarvoor is van belang dat eiser heeft erkend dat de waterpartij en het (half)natuurlijk grasland in feite niet tot de tuin van zijn woning behoren. Deze onderdelen van het landgoed zijn door hun aard (water en weiland) en door hun ligging (achter de parkachtige tuin rond het huis) naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dienstbaar aan eisers woning en vormen dus geen aanhorigheid.

27. Nu eiser geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking heffingsrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte heffingsrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.

28. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

29. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.238 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag IB/PVV 2011 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.785;

- vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.238;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kranenbarg, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 15 november 2016

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.