Home

Rechtbank Gelderland, 03-11-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6232, 309584

Rechtbank Gelderland, 03-11-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6232, 309584

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
3 november 2016
Datum publicatie
17 november 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:6232
Zaaknummer
309584

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek afgewezen omdat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die betrekking hebben op vermeende vooringenomenheid van deze rechter.

Uitspraak

beschikking

Zittingsplaats Arnhem

Wrakingskamer

Zaaknummer: C/05/309584 / KG RK 16/934

Beschikking van 3 november 2016

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] , verzoeker tot wraking,

tegen

[rechter] , in haar hoedanigheid van rechter,

hierna: de rechter.

1 De procedure

1.1

Bij faxbericht van 13 oktober 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter. Bij emailberichten van 17, 18 en 19 oktober 2016 heeft verzoeker nadere stukken ingediend.

1.2

Per e-mailbericht heeft de rechter te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berust, zonder inhoudelijk te willen reageren op het wrakingsverzoek.

1.3

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld ter zitting van

27 oktober 2016. Verzoeker en de rechter zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De wrakingskamer heeft de uitspraak bepaald op heden.

2 Het wrakingsverzoek

2.1

Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als rechter in de kort geding procedure tussen verzoeker als eisende partij en gedaagde partij Coöperatieve Rabobank U.A.

2.2

Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek twee elementen ten grondslag gelegd. Het eerste element houdt – samengevat – in dat een andere rechter van deze rechtbank op 8 september 2016 een voor verzoeker onwelgevallig vonnis heeft gewezen. Het tweede element houdt – zakelijk weergegeven – in dat de Rabobank geen gehoor geeft aan verzoekers vordering om inzage te geven in bepaalde bescheiden.

3 De beoordeling

3.1

Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.

3.2

Door verzoeker zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die betrekking hebben op de persoon van deze rechter. Nog voordat de procedure in kort geding is aangevangen, heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend. Daarbij is niet gesteld of gebleken dat de rechter betrokken is geweest bij de door verzoeker aangevoerde elementen die ten grondslag liggen aan zijn verzoek tot wraking.

3.3

Gelet op het voorgaande dient het verzoek tot wraking te worden afgewezen.

4 De beslissing