Home

Rechtbank Gelderland, 13-09-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4715, 05/720044-17

Rechtbank Gelderland, 13-09-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4715, 05/720044-17

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
13 september 2017
Datum publicatie
13 september 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:4715
Zaaknummer
05/720044-17

Inhoudsindicatie

Bedreiging en zware mishandeling

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/720044-17 en 05/840761-14 (TUL)

Datum uitspraak : 13 september 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats.

raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 mei 2017 en 30 augustus 2017.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (te weten zijn -verdachtes- ex-echtgenote) opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte

- die [slachtoffer] overgoten met een hoeveelheid (was)benzine, althans een vluchtige en/of (zeer) brandbare/brandgevaarlijke (vloei)stof en/of

- ( vervolgens) een aansteker tot ontbranding gebracht althans een vlam/vonk heeft teweeggebracht/gemaakt met voornoemde aansteker en/of

- voornoemde ontstoken/brandende/vonkende aansteker dichtbij/vlakbij die [slachtoffer] gehouden (met de (kennelijke) intentie die [slachtoffer] in brand te steken)

- ( daarbij) die [slachtoffer] de volgende woorden toegevoegd "Bitch, ik pak jou nu" en/of "Ik heb je gewaarschuwd, dat ik je in de fik zou steken, nu meen ik het echt",

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte

- die [slachtoffer] overgoten met een hoeveelheid (was)benzine, althans een vluchtige en/of (zeer) brandbare/brandgevaarlijke (vloei)stof en/of

- ( vervolgens) een aansteker tot ontbranding gebracht althans een vlam/vonk heeft teweeggebracht/gemaakt met voornoemde aansteker en/of

- voornoemde ontstoken/brandende/vonkende aansteker dichtbij/vlakbij die [slachtoffer] gehouden (met de (kennelijke) intentie die [slachtoffer] in brand te steken)

- ( daarbij) die [slachtoffer] de volgende woorden toegevoegd "Bitch, ik pak jou nu" en/of "Ik heb je gewaarschuwd, dat ik je in de fik zou steken, nu meen ik het echt",

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Meer Subsidiair

hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Arnhem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend

- die [slachtoffer] overgoten met een hoeveelheid (was)benzine, althans een vluchtige

en/of (zeer) brandbare/brandgevaarlijke (vloei)stof en/of

- die [slachtoffer] een (brandende/vonkende) aansteker getoond/voorgehouden en/of

- ( daarbij) die [slachtoffer] opzettelijk dreigend de volgende woorden toegevoegd: "Bitch, ik pak jou nu" en/of "Ik heb je gewaarschuwd, dat ik je in de fik zou steken, nu meen ik het echt".

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Verdachte heeft op 29 januari 2017, tussen 18.00 uur en 19.00 uur, aangeefster bezocht op haar adres [adres 1] in Arnhem.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten poging tot doodslag.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de gehele tenlastelegging. De verklaringen van aangeefster zijn onbetrouwbaar en dienen derhalve uitgesloten te worden van het bewijs. Er is sprake van een groot geloofwaardigheidsprobleem ten aanzien van aangeefster, nu zij in een andere strafzaak tegen verdachte haar aangifte heeft ingetrokken. In de huidige zaak heeft aangeefster haar verklaring op cruciale punten gewijzigd. De verklaringen van aangeefster vinden onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen.

Beoordeling door de rechtbank

Op 29 januari 2017 om 18.56 uur komt bij de meldkamer van de politie, district Gelderland-Midden, een telefonische melding binnen van aangeefster. Zij gaf aan dat ze op [adres 1] zat en dat verdachte, haar ex-vriend, benzine over haar heen had gegooid om haar in brand te steken. Aangeefster is vervolgens naar de [adres 2] gegaan, omdat zij bang was en dacht dat verdachte terug zou komen.3 Verbalisanten [naam 1] en [naam 2] zijn op de melding afgegaan en troffen aangeefster op de [adres 2] aan. Verbalisanten roken een duidelijke benzinegeur toen ze binnen een meter van aangeefster stonden. Ook zagen zij dat de rechterwang van aangeefster erg dik was. De verbalisanten hebben in het dienstvoertuig de aangifte van aangeefster opgenomen. Aangeefster verklaarde dat zij via de voordeur van haar woning op de [adres 1] naar buiten liep en dat verdachte op haar af liep. Hij zei: “Bitch, ik pak jou nu. Ik heb je gewaarschuwd dat ik je in de fik zou steken, nu meen ik het echt!” Verdachte sloeg haar met zijn rechtervuist in haar gezicht. Daarna goot hij de inhoud van een witte fles wasbenzine over haar heen. Verdachte pakte een aansteker en produceerde daarmee een vlammetje. Hij bewoog de aansteker met ontvlamde vlam in de richting van aangeefster en liet vervolgens de aansteker op de grond vallen. Daarop is aangeefster snel weggerend in de richting van de [adres 2] .4

De rechtbank acht bovengenoemde verklaring van aangeefster, direct na het incident afgelegd, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring overeenkomt met de telefonische melding bij de meldkamer en steun vindt in het door de politie vastgestelde letsel en de waargenomen benzinegeur. Daarbij zijn bij de insluitingsfouillering van verdachte twee aanstekers aangetroffen.5 De rechtbank gaat uit van de hiervoor beschreven gang van zaken.

Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde

Naar aanleiding van het incident is door het team forensische opsporing een sporenonderzoek verricht. Daarbij zijn sporen van een product van subklasse terpentine aangetroffen bij aangeefster. De hoeveelheid terpentine die is vergoten, is echter niet vast te stellen. Het sporenonderzoek heeft hierover geen uitsluitsel gegeven. Bovendien zijn op de plaats delict geen sporen aangetroffen. Door de verbalisanten ter plaatse is bij aangeefster een benzinegeur waargenomen, maar ondanks dat zij een half uur met aangeefster in een gesloten auto hebben gezeten, is deze lucht niet op de longen geslagen. Een uur na het incident hebben twee andere verbalisanten aangeefster bezocht in de woning van haar dochter, in verband met een telefonische melding over een branderig gevoel in het gezicht, hals en op de borst. De verbalisanten roken bij binnenkomst in de woning een zeer sterke benzinegeur. Na een aantal minuten met aangeefster in de kamer sloeg deze lucht op de longen en gaf een branderig gevoel aan de ogen en keel. De rechtbank overweegt dat deze constatering niet strookt met de eerdere constatering van de agenten die direct ter plaatse waren en een half uur met aangeefster in een kleine, gesloten ruimte (de dienstauto) hebben doorgebracht. Het alternatieve scenario, dat aangeefster in de tussenliggende periode zichzelf heeft overgoten met benzine, kan dan ook niet zonder meer terzijde worden geschoven.

Na het incident is aangeefster nog tweemaal gehoord. Op 31 januari 2017 heeft aangeefster verklaard dat zij verdachte zag op het moment dat zij de deur uit wilde lopen en dat zij heeft geweigerd verdachte binnen te laten. Voorts heeft zij verklaard dat verdachte de aansteker aanstak op haar haren en dat zij de vlam heeft afgeslagen. Op het moment dat verdachte een betere aansteker zocht, is aangeefster weggerend. Op 7 juni 2017 is aangeefster nogmaals gehoord bij de rechter-commissaris. In dit verhoor heeft aangeefster verklaard dat zij samen met verdachte biertjes aan het drinken was in de woning. Zij kregen ruzie en verdachte dreigde dat hij haar in de fik zou steken. Verdachte is naar huis gegaan en kwam terug met een flesje benzine. Aangeefster heeft verdachte binnengelaten om te praten. Aangeefster zat op de bank en verdachte zat op de leuning van de bank op het moment dat hij haar overgoot met benzine. Hij begon met de aansteker te testen en te klikken of het vlam vatte op haar haren. Toen het vlammetje kwam, heeft hij het snel gedoofd. Verdachte ging weg en aangeefster is eveneens weggegaan.

De rechtbank constateert dat aangeefster in de studioverhoren op 31 januari 2017 en 7 juni 2017 is gaan draaien in haar verklaringen, met name ten aanzien van de locatie van het incident en de precieze gang van zaken met de aansteker. De rechtbank acht deze verklaringen daarom niet geloofwaardig. De later afgelegde verklaring dat verdachte de aansteker zou hebben aangestoken op de haren van aangeefster, vindt ook geen steun in de bewijsmiddelen. Zo zijn in het sporenonderzoek geen sporen van enige inwerking van warmte, zoals bijvoorbeeld verschroeide haren, waargenomen. Die verklaringen zijn dus niet bruikbaar voor het bewijs.

Blijft over haar melding, waarvan de rechtbank zoals hiervoor overwogen de inhoud wel betrouwbaar acht. Op grond van hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte terpentine over aangeefster heeft gegoten. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet een poging tot doodslag dan wel een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert. Niet kan worden vastgesteld dat aangeefster het uiteindelijke letsel heeft opgelopen door de – onbekend gebleven – hoeveelheid terpentine die verdachte over haar heeft gegoten. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte een ontvlamde aansteker bij de haren van aangeefster heeft gehouden. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde (de bedreiging)

[naam 3] de zoon van aangeefster, heeft verklaard dat hij op 29 januari 2017 op het toilet zat en zijn moeder en stiefvader ruzie hoorde maken.6 Volgens verdachte was er sprake van een meningsverschil, dat emotioneel beladen was vanwege het verbreken van de relatie.7

De rechtbank acht aannemelijk dat voorafgaand aan het incident een ruzie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte dreigde haar in de fik te steken. Aangeefster heeft eveneens verklaard dat verdachte haar in het gezicht had geslagen, hetgeen wordt ondersteund door de waarneming van verbalisanten dat aangeefster een dikke rechterwang had. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte terpentine over aangeefster heeft gegoten. Zij is er eveneens van overtuigd dat verdachte vervolgens een ontvlamde aansteker heeft getoond, maar deze heeft laten vallen. Door aangeefster te overgieten met terpentine en vervolgens een ontvlamde aansteker te tonen, heeft verdachte aangeefster bedreigd. De rechtbank acht de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden dat bij aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.

De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Arnhem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend

- die [slachtoffer] overgoten met een hoeveelheid (was)benzine, althans een vluchtige en/of (zeer) brandbare/brandgevaarlijke (vloei)stof en/of

- die [slachtoffer] een (brandende/vonkende) aansteker getoond/voorgehouden en/of

- (daarbij) die [slachtoffer] opzettelijk dreigend de volgende woorden toegevoegd:

"Bitch, ik pak jou nu" en/of "Ik heb je gewaarschuwd, dat ik je in de fik zou steken, nu meen ik het echt".

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1, meer subsidiair:

bedreiging met zware mishandeling.

5 De strafbaarheid van het feit

6 De strafbaarheid van de verdachte

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

9 De beslissing