Rechtbank Gelderland, 04-05-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2089, AWB - 17 _ 5091
Rechtbank Gelderland, 04-05-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2089, AWB - 17 _ 5091
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 4 mei 2018
- Datum publicatie
- 16 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2018:2089
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 5091
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Inkomen uit aanmerkelijk belang. Resultaat uit verkoop ab aandelen niet in aangifte verantwoord. Vereiste aangifte. Vergrijpboete
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/5091
in de zaak tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .H.47.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.342, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 399.999 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. Tevens is bij beschikking € 6.649 aan belastingrente in rekening gebracht. Gelijktijdig met de navorderingsaanslag heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 46.249.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 augustus 2017 de navorderingsaanslag, de beschikking belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 17 september 2017, ontvangen door de rechtbank op 27 september 2017, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2018.
Eiser is verschenen, vergezeld door [gemachtigde] . Namens verweerder zijn verschenen mr. drs. [gemachtigde] en mr. [A] .
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is vanaf de oprichtingsdatum [2012] directeur en enig aandeelhouder van [B] B.V. (hierna: [B] ). Het geplaatste en volgestorte kapitaal bedroeg ten tijde van de oprichting € 1.
2. Tot de gedingstukken behoort een tussen eiser en zijn halfbroer [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ) gesloten onderhandse koopovereenkomst van [2014 1] met betrekking tot de verkoop van de onder 1. bedoelde aandelen door eiser aan [gemachtigde] . In artikel 5 van deze overeenkomst is opgenomen dat de koopsom van de aandelen in [B] € 400.000 bedraagt. In de bijlage bij deze overeenkomst is het volgende vermeld:
“(…) indien de koper de tegoeden (in Euro’s) voor de lopende letselschadezaken niet kan innen, niet betaald krijgt en/of de cliënten (lopende letselzaken) de lopende letseldossiers intrekken en naar een andere belangenbehartiger vertrekken en/of de buitengerechtelijke kosten (kosten belangenbehartiging) niet volledig dan wel gedeeltelijk worden betaald door de aansprakelijke partijen; zal de koopprijs evenredig worden aangepast. De termijn van twee jaren vanaf datum onderhandse koopovereenkomst loopt af d.d. [2016] . Binnen dit termijn zal er worden gekeken wat de opbrengst is van de overgedragen (lopende) dossiers. Is de waarde minder dan het koopbedrag (= afgesproken bedrag €400.000,-), dan zijn de betaalde bedragen, op bankrekening van de verkoper, tot en met [2016] het koopbedrag van de besloten vennootschap “ [B] ”. (…)
Deze constructie wordt gekozen met de reden dat de cliënten (letselschadedossiers) vrij zijn in het kiezen van een belangenbehartiging. (…)”
3. De koopprijs zal worden aangepast indien mocht blijken dat [B] op de balansdatum bezittingen en/of schulden heeft waarmee geen rekening is gehouden bij het bepalen van de koopprijs of posten tegen te hoge of te lage waarde zijn opgenomen in de jaarrekening.
4. In de notariële akte van verkoop, koop en levering van de aandelen in [B] van [2014 2] is vastgelegd dat de koopprijs van de aandelen in [B] € 400.000 bedraagt. In de notariële akte is verder opgenomen dat eiser zonder tussenkomst van de notaris een bedrag van € 350.000 heeft ontvangen en dat € 50.000 in onderling overleg tussen koper en verkoper zal worden voldaan.
5. Ten tijde van de overdracht had [B] twee dochtervennootschappen, [C] B.V. en [D] B.V.
6. Op 29 april 2014 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld bij [C] B.V. Het betrof een inningsonderzoek voornamelijk in verband met openstaande aanslagen loonheffingen. Over de herkomst van de overnamesom van de aandelen in [B] heeft [gemachtigde] verklaard dat hij de overnamesom (deelbetaling € 285.000) heeft gefinancierd door middel van onderhandse leningen van familie, eigen geld en een letselschade‑uitkering van zijn vrouw van € 70.000. Ten tijde van het boekenonderzoek beschikt hij, na de betaling van de overnamesom van de aandelen in [B] , niet meer over spaartegoeden.
7. Op 24 juni 2015 heeft eiser de aangifte IB/PVV 2014 ingediend. In deze aangifte is geen vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang aangegeven met betrekking tot de verkoop van de aandelen in [B] . Met dagtekening 21 augustus 2015 is de definitieve aanslag IB/PVV 2014 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte.
8. Bij brief van 2 maart 2017 heeft verweerder aangekondigd een navorderingsaanslag IB/PVV 2014 op te zullen leggen. Het vervreemdingsvoordeel uit de verkoop van [B] heeft verweerder vastgesteld op € 399.999. Ook is in deze brief aangekondigd dat een vergrijpboete op grond van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zal worden opgelegd van 50% van de navorderingsaanslag. De vergrijpboete is gebaseerd op de kwalificatie (voorwaardelijk) opzet.
Geschil
9. In geschil is of verweerder terecht en tot een juist bedrag heeft nagevorderd over het vervreemdingsvoordeel van € 399.999 en of de boetebeschikking terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
Navordering
10. De rechtbank zal eerst onderzoeken of verweerder een navorderingsaanslag mocht opleggen. Daartoe heeft verweerder zich primair op het standpunt gesteld dat eiser kwade trouw kan worden verweten. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Voor kwade trouw is vereist dat eiser verweerder opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of opzettelijk juiste inlichtingen heeft onthouden. Daarvoor is onvoldoende dat eiser dient te weten of had moeten weten dat hij het voordeel dat hij in 2014 heeft behaald met de verkoop van de aandelen in [B] moest aangeven en dat ondanks een duidelijke vraagstelling daaromtrent in de aangifte niet heeft gedaan. Niet is komen vast te staan dat hij dat met (voorwaardelijk) opzet heeft gedaan. Eiser stelt immers dat hij is vergeten de verkoopwinst aan te geven omdat hij als gevolg van een ongeluk vergeetachtig is. Verweerder slaagt hiertegenover niet in de op hem rustende last aannemelijk te maken dat sprake is van kwade trouw.
11. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat navordering mogelijk is op grond van artikel 16, tweede lid, aanhef en onder c, van de AWR. Daarvoor is vereist dat sprake is van een fout als gevolg waarvan een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld en dat dat eiser redelijkerwijs kenbaar moet zijn geweest. Door niets aan te geven, terwijl eiser ter zitting heeft verklaard dat ten minste een deel van de verkoopprijs in 2014 in zijn aangifte had moeten worden verantwoord, is sprake van een fout die voor eiser ook redelijkerwijs kenbaar moet zijn geweest op het moment dat hij de aanslag ontving. Het subsidiaire standpunt slaagt. Verweerder mocht naar het oordeel van de rechtbank dus de onderhavige navorderingsaanslag opleggen.
Vereiste aangifte
12. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of verweerder de navorderingsaanslag naar het juiste bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De rechtbank zoekt daartoe aansluiting bij hetgeen is opgenomen in de notariële akte van verkoop, koop en levering als genoemd onder 4. hiervoor. In die akte is een koopprijs genoemd van € 400.000 zonder de in de onderhandse koopovereenkomst, genoemd onder 3. hiervoor, opgenomen bepalingen over eventuele prijsaanpassingen. Aangezien de notariële akte van een latere datum is dan de onderhandse koopovereenkomst hecht de rechtbank – alleen al vanwege die omstandigheid – meer waarde aan die akte. Uit niets volgt dat de in de notariële akte genoemde koopprijs op dat moment niet vorderbaar en inbaar zou zijn. Sterker nog, in die akte is opgenomen dat een bedrag van € 350.000 reeds is voldaan en dat verkoper daarvoor aan koper kwijting heeft verleend.
13. Eiser had dan ook het bedrag van € 400.000 moeten verantwoorden in zijn aangifte IB/PVV. Dat het bedrag van € 400.000 nooit is ontvangen en dat eiser en [gemachtigde] over de hoogte van de verkoopprijs hebben gelogen, niet alleen tegen de notaris maar ook tegen verweerder, kan hieraan niet afdoen. De (contante) geldstromen zijn niet relevant voor het antwoord op de vraag of eiser een voordeel heeft genoten in 2014. Daar komt nog bij dat eiser met hetgeen hij heeft overgelegd en ter zitting heeft verklaard, niet aannemelijk heeft gemaakt dat in 2014 sprake zou zijn geweest van een aanpassing van de verkoopprijs.
14. Aangezien verweerder naar normale regels van bewijslastverdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij terecht een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 399.999 in aanmerking heeft genomen, behoeft de vraag of eiser de vereiste aangifte heeft gedaan geen beantwoording. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Belastingrente
15. Aangezien eiser geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente heeft aangevoerd, is het beroep ook in zoverre ongegrond.
Vergrijpboete
16. Verweerder heeft aan eiser een vergrijpboete opgelegd van € 46.249 omdat het volgens hem aan eisers (voorwaardelijk) opzet is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Eiser is op de hoogte dan wel dient op de hoogte te zijn van de fiscale wet- en regelgeving en dient te weten dat hij de verkoop van de aandelen in [B] had moeten aangeven, aldus verweerder. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat eiser (voorwaardelijk) opzet kan worden verweten ter zake van de door hem ingediende aangifte. Uit niets volgt immers dat eiser bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat op basis van zijn aangifte te weinig belasting zou worden geheven. Dat eiser “had behoren te weten” dat het bedrag in de aangifte moest worden verantwoord, maakt nog niet dat hij het wist. Aangezien eiser geen grove schuld is verweten, komt de rechtbank aan toetsing daarvan niet toe.
Conclusie
17. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de navorderingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd. De vergrijpboete dient echter te worden vernietigd. Het beroep dient dus gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding aangezien de rechtbank niet gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die ziet op de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de in zoverre vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.J.C. Pieterse, voorzitter, mr. A.F. Germs‑de Goede en mr. J.J. Westerbaan, rechters, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 4 mei 2018 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |