Rechtbank Gelderland, 22-08-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3628, C/05/325097 / HA ZA 17-424
Rechtbank Gelderland, 22-08-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3628, C/05/325097 / HA ZA 17-424
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2018
- Datum publicatie
- 22 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2018:3628
- Zaaknummer
- C/05/325097 / HA ZA 17-424
Inhoudsindicatie
Tussenvonnis. Onrechtmatige daad. Zorgfraude door besteding pgb-gelden? De rechtbank geeft gemeente Nijmegen gelegenheid ten aanzien van vier concrete dossiers van een zorgaanbieder nader toe te lichten dat mogelijk sprake is van onrechtmatig handelen jegens de gemeente. Geen contractuele relatie tussen gemeente en zorgaanbieder. Geen bestuurdersaansprakelijkheid.
Uitspraak
vonnis
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/325097 / HA ZA 17-424
Vonnis van 22 augustus 2018
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. J.P.J.M. Naus en mr. Van Malssen te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIGTER B.V.,
gevestigd te Berg en Dal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R2 B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3] ,
gevestigd te Berg en Dal,
4. [gedaagde sub 4],
[woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. G.J.W. Pulles te Amsterdam.
Eiseres zal hierna de Gemeente worden genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk aangeduid als Rigter B.V. (gedaagde sub 1), R2 B.V. (gedaagde sub 2), [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] , en gezamelijk (gedaagden sub 2 tot en met 4) als R2 c.s.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het enkelvoudig gewezen tussenvonnis van 7 februari 2018 en de daarin genoemde processtukken, bij welk vonnis tussen de Gemeente en Rigter B.V. in conventie de procedure naar de parkeerrol is verwezen en in reconventie aan de Gemeente ontslag van instantie is verleend, terwijl tussen de Gemeente en R2 c.s. een meervoudige comparitie is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie van de Gemeente met producties;
- de brief van R2 c.s. van 21 maart 2018 met producties;
- de brief van R2 c.s. van 26 maart 2018 met productie;
- de akte overlegging producties van de Gemeente ingekomen op 14 juni 2018;
- de brief van R2 c.s. van 19 juni 2018 met producties;
- de akte overlegging producties van de Gemeente ingekomen op 2 juli 2018;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 juli 2018.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Rigter B.V. en R2 B.V. zijn zorgaanbieders in Nijmegen die zorg bieden aan cliënten met een verstandelijke beperking, psychiatrische problematiek of psychosociale problemen. Zij bieden individuele en groepsbegeleiding alsook woonbegeleiding en dagbesteding. [gedaagde sub 4] is – via haar persoonlijke holding [gedaagde sub 3] – (middelijk) bestuurder en medeaandeelhouder van Rigter B.V. en R2 B.V. De aan deze vennootschappen gelieerde vennootschap Rigterzorg B.V. biedt vergelijkbare zorg aan in de gemeente Arnhem.
Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) kunnen mensen met psychische en/of psychosociale problemen bij hun gemeente aanspraak maken op ondersteuning. Een gemeente kan zo iemand (hierna: “de budgethouder”) een persoonsgebonden budget (hierna: “pgb”) beschikbaar stellen, waarmee zorg of ondersteuning kan worden ingekocht. De budgethouder sluit daartoe een zorgovereenkomst met een zorgaanbieder. De hoogte van het pgb van een budgethouder wordt door een gemeente in een besluit vastgesteld aan de hand van een door de gemeente uit te voeren onderzoek (de indicatiestelling; artikel 2.3.2 Wmo 2015). Een pgb vertegenwoordigt daarmee de hoeveelheid uren zorg waaraan de budgethouder blijkens de indicatiestelling behoefte heeft en waarop hij aanspraak kan maken. Een pgb wordt niet rechtstreeks aan een budgethouder uitgekeerd, maar door de gemeente op een rekening bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gestort. De SVB betaalt rechtstreeks uit aan de zorgaanbieder (het zogenoemde trekkingsrecht).
Een pgb mag slechts worden uitgegeven voor het doel waarvoor het is verstrekt. De Gemeente heeft in dat verband nadere regels gesteld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Nijmegen en Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.
Budgethouders hebben vanuit hun door de Gemeente toegekende pgb zorg en ondersteuning ingekocht bij Rigter B.V. en R2 B.V. Door middel van het trekkingsrecht is in de jaren 2015 en 2016 in totaal € 4.023.250,28 aan zorggelden door SVB uitbetaald: € 3.695.036,77 aan Rigter B.V. en € 328.213,50 aan R2 B.V.
In 2016 heeft Bureau Handhaving/Sociale Recherche van de Gemeente een onderzoek ingesteld naar de omvang en de kwaliteit van de zorg die door Rigter B.V. en R2 B.V. wordt geleverd en naar de rechtmatigheid van de bedragen die zij bij budgethouders hebben gefactureerd. Dit onderzoek heeft in mei 2017 geresulteerd in het Onderzoekrapport Rigter Groep (hierna: “het rapport”). Dit rapport houdt onder meer in:
“Rigter heeft het zorggeld van cliënten die met pgb zorg inkochten bij Rigter in de periode 2015 en 2016 niet volledig gebruikt om, overeenkomstig de indicatie, zorg te verlenen op basis van Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Zowel (ex)cliënten als (ex)medewerkers bevestigen dit. De daadwerkelijk door Rigter geleverde zorg was zeer beperkt. Structureel werd minder zorg verleend dan de hoeveelheid zorg die paste bij de indicaties. Het betreft veel minder geleverde zorg (spookzorg) en diensten dan volgens de facturen (vast maandbedrag) zou zijn geleverd. De [zwartgemaakte passage] gaf in zijn verklaring een grove schatting aan dat qua bezetting, hij dacht, dat Rigter 75% aan begeleidingsuren kon inzetten en 25% aan begeleidingsuren te kort kwam. Gezien deze bezetting is de daadwerkelijk geleverde zorg veel minder dan nodig was.
Uit verklaringen blijkt dat werkroosters structureel niet werden ingevuld en dat de indicatie-uren op locatie vele malen hoger zijn dan de beschikbare uren van de medewerkers. Een aantal cliënten verklaart dat dit ook al vóór 2015 het geval was. Verder blijkt uit verklaringen dat cliënten regelmatig aan hun lot werden overgelaten omdat er niet voldoende personeel aanwezig is, met alle risico’s van dien.
Men generaliseert de zorg en gezien de sterke onderbezetting van personeel lijkt het er sterk op dat Rigter er méér op is gericht haar eigen omzet koste wat het kost te maximaliseren (door een vast maandbedrag te declareren) en anderzijds de uitgaven te minimaliseren. Rigter doet geen verantwoorde en zuivere poging om het aantal in rekening gebrachte uren aan zorg overeen te laten komen met het aantal daadwerkelijke aantal geleverde uren zorg.
Er is bewust financieel voordeel verkregen door te factureren (vast maandbedrag) voor zeer beperkte zorg. Hieruit kan worden afgeleid dat declaratieregels en richtlijnen zijn overtreden. Met name minder mondige cliënten (beschermd wonend) met recht op zorg zijn een potentieel kwetsbaar slachtoffer van deze praktijken. Onderzoek toont aan dat er sprake is van opzettelijk en misleidend handelen.
Handhaving concludeert op basis van de verklaringen van het toezicht voor sommige cliënten van Rigter onvoldoende is ten opzichte van hun begeleidingsvraag of zorgvraag. Het gevaar van een onveilige en onwenselijke situatie voor kwetsbare cliënten is hier aanwezig. (...)
De zorgovereenkomst is verbonden met de huurovereenkomst, dit is geen wenselijke situatie. Geen zorg afnemen is vaak ook geen woonruimte meer hebben volgens de overeenkomsten. Cliënten lopen het risico dat ze letterlijk op straat staan. Verder staat in de zorgovereenkomst dat te leveren zorg die korter dan 24 uur van tevoren is afgezegd in rekening zal worden gebracht. Het betreft een zeer kwetsbare doelgroep, met als gevolg dat er regelmatig last minute afzeggingen kunnen voorkomen, dat betekent dat Rigter dit declareert.
Uit verklaringen komt naar voren dat er een valse handtekening op een zorgcontract is gezet om niet geleverde zorg te kunnen declareren. Hier zou [gedaagde sub 4] een rol in hebben gespeeld. (...)
Rigter is een aantrekkelijke zorgverlener omdat cliënten feitelijk een lage huur betalen om te wonen. De huurbedragen die cliënten betalen, variëren tussen de 0 (gratis wonen) en € 350,. Wat opvalt is dat deze huurbedragen niet overeenkomen met de bedragen die op de huurcontracten staan vermeld. Op de huurcontracten van een aantal cliënten staan hogere huurbedragen.
Wat verder opvalt is dat een aantal cliënten in relatief dure appartementen in Nijmegen wonen. Dit zijn appartementen en woningen die voor bijna € 1.200,– huur en zelfs € 1.600,– huur per maand in de boeken staan van Rigter. Deze cliënten betalen een relatief klein bedrag aan huur. [gedaagde sub 4] verklaart dat Rigter een sociaal huurbeleid voert.
Huurlasten
De huurlasten worden bij lange na niet gedekt door de huurbaten. De formele en materiële controle laat zien dat er in de eerste vijf maanden van 2015 ongeveer € 100.000,– binnen komt voor huurbetalingen van cliënten, tegelijk wordt er ongeveer € 400.000,– aan huurbetalingen gedaan. Dit houdt in dat 75% van de huren niet gedekt worden door de huurbaten.
Uit de jaarrekening van 2015 blijkt dat er een groot verschil zit tussen de inkoopwaarde van de huur en de opbrengsten van de huur. De vraag rijst hier hoe wordt deze discrepantie gefinancierd als de enige bron van inkomsten pgb/zorggeld is. De conclusie is dat deze discrepantie uit pgb/zorggeld wordt gefinancierd. In de administratie van Rigter wordt geen onderscheid gemaakt tussen zorg en gedeelte dat betrekking heeft op wonen. (...)
Eén cliënt staat ingeschreven in de BRP op de [straatnaam A] te Nijmegen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de cliënt feitelijk op de locatie de kazerne in Arnhem woont. Cliënt heeft nooit op het adres [straatnaam A] in Nijmegen gewoond. [gedaagde sub 4] was hiervan op de hoogte, het pgb is onrechtmatig verstrekt.
(...)
In de portal van de SVB staat dat er in de periode van 1 november 2015 tot 29 februari 2016 een bedrag van € 6.678,50 aan pgb door R2 B.V. is gedeclareerd. Volgens de dienst justitiële zaken zat in deze periode cliënt [zwartgemaakte passage] gedetineerd. In het onderzoek is niet duidelijk geworden of hier sprake is van rechtmatig declareren en verstrekken van zorggelden, omdat in het verleden Justitie plaatsen inkocht bij Rigter”.
Het (123 pagina’s tellende) rapport bevat een groot aantal verklaringen van oud-cliënten en oud-medewerkers van Rigter B.V. en R2 B.V. Diverse passages in het rapport en de namen van deze oud-cliënten en oud-medewerkers zijn zwartgemaakt en zijn daardoor niet kenbaar. R2 c.s. heeft geen inzage gehad in conceptversies van het rapport alvorens de tekst ervan definitief werd vastgesteld. Ook tot op heden heeft R2 c.s. geen kennis kunnen nemen van een ongecensureerde versie van het rapport.
De Gemeente heeft in de conclusies van het rapport aanleiding gezien geen pgb’s meer te verstrekken aan budgethouders die ondersteuning en zorg bij Rigter B.V. of R2 B.V. willen betrekken.
Bij vonnis van deze rechtbank van 10 oktober 2017 is het faillissement van Rigter B.V. uitgesproken.
3 De vordering in conventie
De Gemeente vordert in conventie dat gedaagden bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ieder voor zich en gezamenlijk hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van “vooralsnog en ten minste” € 1.864.643,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en van een bedrag van € 6.775,00 te vermeerderen met de wettelijke rente wegens buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, waaronder een bedrag van € 6.775,00 wegens beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
De Gemeente stelt daartoe dat uit het rapport kan worden afgeleid dat Rigter B.V. en R2 B.V. vanaf januari 2015 structureel minder zorg en ondersteuning hebben verleend aan budgethouders dan op grond van de indicaties en de verstrekte pgb’s was vereist, alsook dat zij pgb’s hebben aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor deze waren verstrekt. Daardoor is volgens de Gemeente circa € 1.000.000,00 aan pgb-gelden onjuist aangewend. Volgens de Gemeente hebben gedaagden aldus, al dan niet als bestuurder, onrechtmatig jegens haar gehandeld, nu hierdoor niet alleen de budgethouders zijn benadeeld maar ook – gelet op haar publiek(rechtelijk)e verantwoordelijkheid – zijzelf. De door de Gemeente gevorderde hoofdsom betreft vergoeding van dit bedrag aan uitbetaalde pgb’s, alsook van kosten van financieel en rechtmatigheidsonderzoek en overige gevolgschade. Subsidiair stelt de Gemeente zich op het standpunt dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
Bij wijze van preliminair verweer stelt R2 c.s. zich op het standpunt dat deze procedure bij de civiele rechter een onaanvaardbare doorkruising van een publiekrechtelijke regeling oplevert en dat de Gemeente daarom niet-ontvankelijk in haar vorderingen moet worden verklaard. Voorts betwist R2 c.s. de bevindingen uit het rapport en de stelling van de Gemeente dat pgb-gelden onjuist zijn aangewend en daarmee dat sprake is van onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking. Tot slot betwist zij de hoogte van de gestelde schade.