Rechtbank Gelderland, 27-09-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4130, 7043573
Rechtbank Gelderland, 27-09-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4130, 7043573
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 27 september 2018
- Datum publicatie
- 27 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2018:4130
- Zaaknummer
- 7043573
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Werknemer (verpleegkundige) wordt op staande voet ontslagen vanwege diefstal van (slaap)medicatie.
De kantonrechter oordeelt dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt en kent aan de werknemer een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding toe.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7043573 \ HA VERZ 18-131 \ 406 \ 682
uitspraak van 27 september 2018
beschikking
in de zaak van
[naam eiser]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. J.C. Noordijk
en
de stichting
Stichting [verweerder] , Centrum voor Visueel Gehandicapte Ouderen
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. R. Bijlsma
Partijen worden hierna [eiser] en [verweerder] genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, tevens houdende verzoek voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, ingekomen ter griffie op 4 juli 2018
- het verweerschrift, tevens houdende voorwaardelijk tegenverzoek ex artikel 7:671b BW, ingekomen ter griffie op 17 juli 2018
- de mondelinge behandeling van 16 augustus 2018 mede inhoudende de pleitnotitie van de gemachtigde van [eiser] en de wijziging van het verzoek
- de akte van [verweerder] van 30 augustus 2018
- de akte van [eiser] van 13 september 2018.
Ten slotte is beschikking bepaald.
2 De feiten
[eiser] , geboren op [geboorte datum en jaar] , is sinds 1 juli 2009 in dienst bij [verweerder] , laatstelijk in de functie van verpleegkundige voor 32 uur per week, tegen een bruto salaris van € 2.513,17 per maand exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg van toepassing. Voor zowel de werkgever als de werknemer is in de arbeidsovereenkomst een opzegtermijn van één maand opgenomen.
[verweerder] is een woonzorgcentrum met verpleegfunctie voor blinden en slechtzienden. De bewoners van [verweerder] zijn voornamelijk visueel gehandicapte ouderen (55+). In totaal zijn er bij [verweerder] ongeveer 150 werknemers werkzaam.
[verweerder] hanteert een geneesmiddelendistributieprotocol, dat dateert van juni 2017. Hierin is onder meer vermeld dat een bewoner van [verweerder] zijn of haar geneesmiddelen zelf beheert tenzij hij of zij dat niet kan of wil. In dat geval neemt een verzorgende deze taak over. De in beheer gegeven medicatie wordt centraal bewaard. Een deel van de medicatie wordt gegeven vanuit de Cliënten Eenheid Verpakking (zakjes met medicatie per tijdstip, hierna CEV) en de overige medicatie vanuit de voorraad op de medicijnkar, afdeling of uit het geneesmiddelen kastje van de bewoner. Op de toedieningslijsten moet voor de medicatie uit de CEV worden getekend voor controle van het aantal en voor toediening per geneesmiddel. De niet in de CEV aanwezige deelbare medicatie wordt door de verpleegkundige/verzorgende ter plekke uit de geneesmiddelendistributiekar/kastje gehaald en aan de bewoner uitgedeeld, waarbij de werksystematiek in werkinstructie 2 en 3 wordt gevolgd. Hiervoor wordt getekend per geneesmiddel op de toedieningslijst.
Volgens werkinstructie 3 wordt bij “zo nodig” medicatie alleen geparafeerd op het moment van verstrekken of toedienen aan de bewoner.
De apotheek levert slaapmedicatie in baxterrollen aan bewoners/patiënten die dit dagelijks krijgen. Aan andere patiënten wordt slaapmedicatie in doosjes geleverd.
Op 1 maart 2018 is de heer [naam persoon] , directeur en bestuurder van [verweerder] , door een werkneemster op de hoogte gesteld van haar vermoeden dat er sinds geruime tijd slaap- en kalmeringsmedicijnen verdwenen uit de voorraad. Uit tellingen bleek dat ook nadien losse (dus niet in baxterrollen geleverde) slaapmedicatie met enige regelmaat verdween.
Tijdens de nacht van 22 april 2018, gedurende welke [eiser] en een collega nachtdienst hadden, is opnieuw slaapmedicatie verdwenen. Uit gegevens van het elektrisch slotsysteem op de ruimte waarin de medicijnen worden bewaard, bleek dat alleen [eiser] die nacht in die ruimte was geweest. [verweerder] heeft toen Los bedrijfsrecherche ingeschakeld om nader onderzoek te doen.
In het weekend van 19 mei tot 22 mei 2018 is een camera opgehangen in de ruimte waar zich de medicijnvoorraad bevindt. Omdat niet kon worden vastgesteld dat er medicijnen werden weggenomen, is in het weekend van 31 mei tot 4 juni 2018 opnieuw een camera geplaatst in de betreffende ruimte. .
Op 7 juni 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de voormalige leidinggevende van [eiser] , mevrouw [naam persoon] , de door [verweerder] ingeschakelde bedrijfsrechercheur de heer [naam persoon] , en [eiser] . Tijdens dat gesprek is [eiser] geconfronteerd met de camerabeelden. [eiser] heeft uitleg gegeven over de gevolgde procedure voor het verstrekken van (slaap)medicatie aan bewoners/patiënten van [verweerder] tijdens nachtdiensten. [eiser] heeft daarbij verklaard dat tijdens nachtdiensten werd afgeweken van het geneesmiddelendistributieprotocol, in die zin dat bepaalde (slaap)medicatie voor de patiënten gedurende de nachtdienst in een bruin potje werd gedaan, dat of in een postvak of in de nachtdienstlade werd bewaard, zodat de patiënten gedurende de nachtdienst sneller en beter konden worden voorzien van de betreffende medicatie. [eiser] heeft ontkend dat zij de medicijnen heeft weggenomen.
Na dit gesprek is [eiser] op non actief gesteld, hetgeen door [verweerder] is bevestigd bij brief van 8 juni 2018. In deze brief is verder het volgende vermeld.
Deze non-actiefstelling duurt tot maximaal 13 juni 2018. De aanleiding hiervoor is dat wij nader onderzoek willen doen naar het verdwijnen van medicatie. Vanmiddag hebben wij kennis genomen van uw verklaring. Op grond van deze verklaring zullen wij komende dagen verder onderzoek doen.
Conform de CAO VVT, artikel 14.2 behoudt u gedurende de periode van non-actiefstelling het recht op salaris.
Ik wil u er nogmaals met klem op wijzen dat de informatie die ons op dit moment bekend is, reden is voor ontslag op staande voet. Omdat u hebt aangegeven dat de strafbare feiten, zoals door u gepleegd en aan u getoond op beeldmateriaal, onderdeel uitmaken van een breder in de organisatie verweven handelswijze, doen wij het verdere onderzoek. Indien dit onderzoek geen aanwijzingen oplevert voor de door u gesuggereerde handelswijze, en u zelf geen gebruik maakt van de u aangereikte “klokkenluidersregeling” resteert ons geen andere uitweg dan voornoemd ontslag. Zoals gisteren besproken volgt na een dergelijk ontslag een melding bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd, en zal er aangifte gedaan worden bij de politie.
[eiser] heeft op 11 juni 2018 per e-mail als volgt op voornoemde brief gereageerd.
Hierbij bevestig ik de ontvangst van je schrijven dd. 8juni 2018, waarin je dreigt om mij op staande voet te ontslaan vanwege een vermeend “strafbaar feit”. Ik verzoek je dit strafbaar feit te omschrijven en/of te kwalificeren, zodat ik je beschuldiging(en) kan begrijpen en me daartegen kan verweren, in je schrijven blijf je hier vaag over. Ik ben ervan overtuigd dat ik geen strafbare feiten heb gepleegd en ben ook niet van plan om enig strafbaar feit toe en/of aan te geven, zoals jij in je schrijven wel stelt.
Je hebt mij op 7 juni jl. geschorst/non-actief gezet/van mijn werkzaamheden ontheven, als respons heb ik op dezelfde dag bezwaar gemaakt tegen jouw beslissing middels een e-mailbericht, omdat ik het niet eens ben met de aantijgingen van jouw zijde en dat ik deze ontken en betwist -zie bijlagen-.
De beelden die heimelijk zijn opgenomen, zonder dat daarvoor de ondernemingsraad betrokken is geweest, zijn mijn inziens wederrechelijk verkregen (art. 27 WOR). Daarbij ben ik bijzonder nieuwsgierig naar de (belangen)afweging die je hebt gemaakt om inbreuk te maken op de privacy van de werknemers van [verweerder] . Ik hoop dat deze schending van de privacy geen grotere vormen heeft aangenomen. Dit had van te voren zeker met de ondernemingsraad besproken (art. 27 WOR) moeten worden.
Je geeft in je schrijven dd. 8 juni jl. aan dat “de informatie” zoals die bij jou bekend is reden is voor ontslag op staande voet, kan je voor mij toelichten wat voor “informatie”?
Ik vind de non-actiefstelling/schorsing een enorm ingrijpende maatregel. Ik ben inmiddels een kleine 10 jaar in dienst voor [verweerder] en in die periode heb ik altijd naar eer en geweten gehandeld. Ik heb geen enkele smet op mijn blazoen gehad, dat kan je in de beoordelingen terugvinden en alle functioneringsgesprekken zijn tot op heden positief verlopen.
Ik wil je er tevens op attenderen dat ik niet gediend ben van jouw handelen in samenwerking met [naam persoon] de bedrijfsrechercheur. Tijdens het gesprek van 7 juni jl. is er meerdere malen gesuggereerd dat ik wederrechtelijk verkregen medicatie tot me zou hebben genomen. De beschuldigingen aan mijn adres met betrekking tot het wederechtelijk toe-eigenen van medicatie en het gebruik daarvan is wat mij betreft een persoonlijke aanval, die mijn goede naam en reputatie aantast. Daardoor was er sprake van een hevige gemoedstoestand, die tot op de dag van vandaag aanhoudt. Ik hoop dat je dat begrijpt. Tevens is er van jouw zijde meerdere malen gedreigd met een ontslag op staande voet, terwijl ik altijd aan mezelf werk, mezelf blijf ontwikkelen en naar eer en geweten handel. Tijdens het gesprek stond je er op om een verklaring op te stellen, die ik vervolgens moest ondertekenen. Ik was daar op dat moment niet aan toe. Begrijp je niet dat de valse beschuldigingen mij diep hebben geraakt en dat ik op dat moment niet in staat was om te begrijpen wat er aan de hand was? Ik werd, was en ben erg emotioneel
en ben nog steeds erg van slag en dat reken ik jou aan.
Ik heb tijdens het gesprek van 7 juni jl. aangegeven dat ik inderdaad in strijd met het medicatieprotocol heb gehandeld en de medicatie dat ik uit de medicatieruimte heb gepakt in een “bruin potje” heb gedeponeerd, zodat cliënten sneller en efficiënter kunnen worden geholpen. Ik sta echter achter mijn verklaring en herhaal dat de medicatie in het bruine potje zijn gedeponeerd ten behoeve van de cliënten. Ik wil je er tevens op wijzen dat in principe alle medewerkers van [verweerder] zichzelf toegang kunnen verlenen tot het “bruine potje”. Het potje is/was zoals ik tijdens het gesprek van 7 juni jl. ook al heb aangegeven in een postvak of in de nachtdienstlade terug te vinden.
Ik heb met betrekking tot de klokkenluidersregeling kennis genomen van de inhoud. Ik begrijp nu niet wat je van mij verlangt, omdat het voor mij onduidelijk is wat er dan van mij zou worden verwacht. Want, nogmaals in principe kunnen alle medewerkers van [verweerder] zichzelf toegang verlenen tot het “bruine potje”.
Bij brief van 11 juni 2018 heeft [verweerder] [eiser] schriftelijk bevestigd dat zij op staande voet wordt ontslagen. In die brief is het volgende vermeld.
Hierbij bevestig ik dat u op staande voet en met onmiddellijke ingang bent ontslagen. De reden hiervan is dat u gedurende lange tijd medicatie heeft gestolen.
De hierboven beschreven omstandigheden vormen een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW. Op 7 juni 2018 hebben wij, in het kader van hoor en wederhoor, met elkaar gesproken en uw verklaring was dat u de beelden waarop de door gepleegde diefstal herkent. U realiseerde zich dat u niet hebt gehandeld zoals passende binnen het medicatie deel proces. U hebt geen verklaring gegeven voor het wegnemen van medicatie. Tijdens ons gesprek op 7 juni hebt u aangegeven dat de strafbare feiten, zoals door u gepleegd en aan u getoond op beeldmateriaal, onderdeel uitmaken van een breder in de organisatie verweven handelswijze. Dit hebben wij de afgelopen dagen nader onderzocht. Wij hebben geen nieuwe informatie gevonden die uw bewering ondersteunt. Daarnaast heb ik u de afgelopen dagen nadrukkelijk aangegeven dat u onder bescherming informatie kunt afgeven, conform de geldende klokkenluidersregeling. Hier hebt u geen gebruik van gemaakt.
Hiermee resteert ons geen andere uitweg dan voornoemd ontslag op staande voet op grond van artikel 7:678 BW.
Zoals besproken op 7 juni jl. volgt na een dergelijk ontslag een melding bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd, en zal er aangifte gedaan worden bij de politie.
Diezelfde dag heeft [verweerder] haar werknemers per e-mail het volgende bericht.
De afgelopen maanden is er intensief onderzoek gedaan naar het verdwijnen van medicatie van cliënten van [verweerder] .
In eerste instantie heeft er een intern onderzoek plaatsgevonden om te onderzoeken waarom er medicatie verdwijnt. Hieruit bleek dat het vermoedelijk ging om stelen van medicatie door medewerkers. Omdat het stelen van medicatie een ernstig feit is, waarvan melding gedaan wordt bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en aangifte wordt gedaan bij de politie, is er een bedrijfsrecherche bureau ingeschakeld om het vermoeden verder te onderzoeken.
Uit dit onderzoek door de bedrijfsrechercheur is 1 verdachte medewerker naar voren gekomen.
Afgelopen donderdag heeft het gesprek plaatsgevonden met deze medewerker. De bedrijfsrechercheur heeft haar geconfronteerd met de verzamelde bewijzen en zij heeft een verklaring afgelegd.
De betreffende medewerker is op staande voet ontslagen en met onmiddellijke ingang niet meer werkzaam voor [verweerder] .
Het gaat om [naam eiser] .
Ik wil jullie dringend verzoeken:
geen contact te hebben met de medewerker over de gepleegde feiten
geen vragen over dit onderwerp van haar te beantwoorden
geen inhoudelijke informatie beschikbaar te stellen aan haar.
Op 11 juni 2018 heeft [verweerder] bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd melding gemaakt van de ontvreemding van de medicatie door [eiser] .
Bij brief van 14 juni 2018 heeft de gemachtigde van [eiser] [verweerder] bericht dat [eiser] niet akkoord gaat met het ontslag op staande voet en haar gesommeerd [eiser] weer toe te laten tot het werk.
Op 28 juni 2018 heeft Los Bedrijfsrecherche in opdracht van [verweerder] een rapport opgemaakt waarin de onderzoeksbevindingen naar de diefstal van medicatie bij [verweerder] zijn weergegeven. Bij dit rapport zijn gevoegd: diverse verklaringen van medewerkers van [verweerder] , een verslag van het gesprek met [eiser] , het geneesmiddelendistributieprotocol van [verweerder] , de werkinstructie uitdelen van geneesmiddelen van [verweerder] , opgaven van door medewerkers van [verweerder] uitgevoerde tellingen van de medicijnvoorraad, aftekenlijsten van aan patiënten verstrekte medicatie, beschrijving van camerabeelden en de door de apotheek opgemaakte overzichten van geleverde medicatie.
Op 4 juli 2017 heeft [verweerder] aangifte gedaan van diefstal (verduistering) van medicijnen door [eiser] .
3 Het verzoek en het verweer
[eiser] verzoekt dat de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [verweerder] veroordeelt tot betaling van een billijke vergoeding aan [eiser] van € 41.196,00 bruto (zijnde een jaarsalaris);
b. aan [eiser] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toekent van € 5.026,34 bruto;
c. [verweerder] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een transitievergoeding ten bedrage van
€ 10.299,00 bruto;
d. [verweerder] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
e. [verweerder] veroordeelt in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat zij berust in de omstandigheid dat haar dienstverband door het ontslag op staande voet is geëindigd. Op de aanvankelijk verzochte vernietiging van het ontslag op staande voet, het verzoek om [eiser] toe te laten tot het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden en – bij voorlopige voorziening – verzochte (door)betaling van haar salaris behoeft dus niet langer te worden beslist.
[eiser] bestrijdt wel dat zij aan [verweerder] een dringende reden voor ontslag heeft gegeven. [eiser] maakt dan ook aanspraak op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, op een billijke vergoeding en op een transitievergoeding.
[verweerder] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van [eiser] . Gelet op de berusting in het ontslag op staande voet, behoeft het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen bespreking.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.