Rechtbank Gelderland, 03-06-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2444, 352125
Rechtbank Gelderland, 03-06-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2444, 352125
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 3 juni 2019
- Datum publicatie
- 6 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:2444
- Zaaknummer
- 352125
Inhoudsindicatie
Kort geding. In conventie schorsing tenuitvoerlegging toegewezen wegens misbruik van executiebevoegdheid. In reconventie nakoming vaststellingsovereenkomst afgewezen omdat wilsovereenstemming niet aannemelijk is geworden.
Uitspraak
vonnis
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/352125 / KZ ZA 19-83
Vonnis in kort geding van 3 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRIEKLOMP MAKELAARDIJ O/G B.V.,
gevestigd te Voorthuizen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P.H. Jacobs te Utrecht,
tegen
[gedaagde sub 1] ,
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Trimbach te De Meern,
waarin door voeging zijn verschenen
I. [gevoegde partij sub 1]
II. [gevoegde partij sub 2]
beide wonende te [woonplaats],
advocaten: mr. R.H.J.M. Silvertand en mr. B.M.C. Stenden.
Partijen zullen hierna Drieklomp, [gedaagde sub 1] en [gevoegde partij] genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding
- -
-
de conclusie van eis in reconventie tevens akte overlegging producties van [gedaagde sub 1]
- -
-
de brief van Drieklomp d.d. 9 mei 2019 met producties
- -
-
de brief van [gevoegde partij] d.d. 9 mei 2019, houdende een voorwaardelijke incidentele conclusie tot voeging
- -
-
de brief van [gedaagde sub 1] d.d. 9 mei 2019 met producties
- -
-
de brief van Drieklomp d.d. 10 mei 2019 met producties
- -
-
de e-mail van Drieklomp d.d. 10 mei 2019 om 15.06
- -
-
de mondelinge behandeling
- -
-
de pleitnota van Drieklomp
- -
-
de pleitnota van [gedaagde sub 1]
- -
-
de eis in reconventie.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
[gedaagde sub 1] heeft een affectieve relatie gehad met de heer [X] (hierna: “[X]”). [X] is geen partij in dit kort geding.
Na het beëindigen van hun relatie hebben [gedaagde sub 1] en [X] hun woning aan het adres [adres] te [plaats] in 2012 verkocht en geleverd aan [gevoegde partij] Daarbij heeft Drieklomp namens [gedaagde sub 1] en [X] als verkoopmakelaar opgetreden.
Na de levering van de woning heeft [gevoegde partij] zich op het standpunt gesteld dat de woning gebrekkig is.
[gevoegde partij] heeft tegen [gedaagde sub 1] en [X] een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, team kanton en handelsrecht (zaaknummer C/05/284930 HZ ZA 15-254). In deze procedure vorderde [gevoegde partij] onder meer schadevergoeding op grond van wanprestatie.
[gedaagde sub 1] en [X] hebben vervolgens Drieklomp in vrijwaring opgeroepen.
Op 7 oktober 2015 heeft [gevoegde partij] onder Drieklomp conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [gedaagde sub 1] op al hetgeen [gedaagde sub 1] van Drieklomp te vorderen heeft.
Bij vonnis van 20 april 2016 is Drieklomp in vrijwaring veroordeeld om aan [gedaagde sub 1] te betalen al hetgeen waartoe [gedaagde sub 1] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld. De vrijwaringsvordering van [X] is afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Bij vonnis van 18 juli 2018 zijn [gedaagde sub 1] en [X] veroordeeld tot betaling aan [gevoegde partij] van een hoofdsom van € 711.374,85 te vermeerderen met rente en kosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Vanaf augustus 2018 tot en met februari 2019 hebben partijen via hun advocaten onderhandeld over een minnelijke regeling. De advocaat van [gedaagde sub 1] heeft de advocaat van Drieklomp per e-mail van 8 augustus 2018, voor zover relevant, bericht:
“(...) Cliënte is niet voornemens om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 18 juli jl.. Indien zij – hangende de appeltermijn – van gedachten mocht veranderen, dan laat ik u dat weten. (...)”
In februari 2019 heeft Drieklomp een voorstel tot [gevoegde partij], [gedaagde sub 1] en [X] gericht. Dit voorstel was vastgelegd in een conceptvaststellingsovereenkomst (hierna: “de conceptvaststellingsovereenkomst”). De conceptvaststellingsovereenkomst luidt, voor zover relevant:
“(...) IN AANMERKING NEMENDE:
(...)
- dat [gedaagde sub 1] en [X] geen hoger beroep hebben ingesteld tegen de vonnissen in de vrijwaringsprocedures (...) en evenmin tegen het vonnis in de hoofdzaak (...)
(...)
- dat zij zonder prijsgeving van hun standpunten zijn overeengekomen hun geschillen voor eens en altijd te beëindigen door het sluiten van de navolgende overeenkomst.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1. Drieklomp betaalt aan [gevoegde partij sub 1] en [gevoegde partij sub 2] gezamenlijk een bedrag van
EUR 610.000,00 ter afdoening van alle (pretense) aanspraken van [gevoegde partij sub 1] en [gevoegde partij sub 2] jegens Drieklomp, [gedaagde sub 1] en [X] in verband met de koop van de woning (...)”
De advocaat van [gedaagde sub 1] heeft op de conceptvaststellingsovereenkomst gereageerd per e-mail aan de advocaat van Drieklomp van 1 maart 2019. Deze e-mail luidt, voor zover relevant:
“(...) Ik heb de navolgende opmerkingen c.q. aanvullingen:
Pagina 3 / 5e aandachtstreepje:
[Enkel] [gedaagde sub 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in de hoofdzaak van de rechtbank Gelderland gewezen op 18 juli 2018 [en wel op 16 oktober 2018]. (...)
Een laatste zin toevoegen: [gedaagde sub 1] zal de op 16 oktober 2018 aan [gevoegde partij sub 1] betekende appeldagvaarding [ter rolle van 17 september 2019] niet aanbrengen. (...) ”
Drieklomp was tot de ontvangst van bovenstaande e-mail niet op de hoogte van het appel van [gedaagde sub 1] tegen het vonnis van 18 juli 2018. Drieklomp heeft zich tegenover [gedaagde sub 1] en [gevoegde partij] op het standpunt gesteld dat haar schikkingsvoorstel juist (mede) was ingegeven door het feit dat geen appel zou worden ingesteld. Daarop zijn partijen niet overgegaan tot ondertekening van de conceptvaststellingsovereenkomst. Evenmin hebben partijen nieuwe voorstellen tot elkaar gericht.
De advocaat van Drieklomp heeft per e-mail van 21 maart 2019 aan [gedaagde sub 1] en [gevoegde partij] – voor zover nodig – een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de conceptvaststellingsovereenkomst op grond van dwaling en/of bedrog.
Op 2 april 2019 heeft [gedaagde sub 1] diverse executoriale derdenbeslagen gelegd ten laste van Drieklomp (hierna: “de executoriale beslagen”). De executoriale beslagen zijn onder meer gelegd onder diverse banken en onder klanten van Drieklomp. Van de executoriale beslagen heeft geen tijdige overbetekening plaatsgehad.
Drieklomp heeft [gedaagde sub 1] per brief van 4 april 2019 gesommeerd om de executoriale beslagen op te heffen en om alle verdere executiemaatregelen te staken. [gedaagde sub 1] heeft daarop geantwoord dat zij de executie voort zal zetten.
3 Het geschil in voorwaardelijk incident
[gevoegde partij] vordert voorwaardelijk in incident dat de voorzieningenrechter [gevoegde partij] toelaat als gevoegde partij aan de zijde van [gedaagde sub 1] in conventie en reconventie, kosten rechtens.