Rechtbank Gelderland, 06-05-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2629, 351533
Rechtbank Gelderland, 06-05-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2629, 351533
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 6 mei 2019
- Datum publicatie
- 13 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:2629
- Zaaknummer
- 351533
Inhoudsindicatie
Kort geding. Verdeling gemeenschappelijke woning. Beschermingsbewind. In het licht van de belangen over en weer bestaat geen aanleiding om vordering tot verdeling voor een bepaalde tijd uit te sluiten ex artikel 3:178 BW. Vervangende toestemming om rechtshandelingen namens deelgenoot te verrichten. Ontruiming. Uitvoerbaarverklaring bij lijfsdwang niet proportioneel.
Uitspraak
vonnis
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/351533 / KG ZA 19-123
Vonnis in kort geding van 6 mei 2019
in de zaak van
1. [naam eiseres 1 en bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van eiseres sub 2,
wonende te [woonplaats] ,
2. [naam],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. M.C. van der Meij te Nijmegen,
tegen
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk aangeduid met [naam eiseres 1 en bewindvoerder] en mevrouw [naam] en gedaagde met de heer [naam] . Eiseressen worden gezamenlijk aangeduid met [naam eiseres 1 en bewindvoerder]
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding met producties
- -
-
de mondelinge behandeling.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
De heer en mevrouw [naam] zijn broer en zus. Sinds het overlijden van hun moeder op 8 augustus 2000 zijn zij ieder voor de onverdeelde helft gerechtigd tot de eigendom van het woonhuis aan de [adres woonhuis] [nummer kadaster] ) (hierna: de woning). Zij hebben aanvankelijk samen in de woning gewoond, thans woont de heer [naam] in de woning. De woning is vrij van hypotheek. Mevrouw [naam] heeft altijd de woonlasten voldaan.
Mevrouw [naam] is meermaals opgenomen geweest bij Pro Persona. Door Pro Persona is op enig moment mentorschap en bewindvoering voor mevrouw [naam] verzocht en bij beschikkingen van 2 oktober 2017 is [naam eiseres 1 en bewindvoerder] tot haar mentor en bewindvoerder benoemd.
Mevrouw [naam] woont thans in een zorginstelling.
In maart 2016 heeft [naam eiseres 1 en bewindvoerder] tegen de heer [naam] een procedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank om te bewerkstelligen dat de woning kon worden verkocht dan wel overgenomen door de heer [naam] . Ter beëindiging van die procedure hebben partijen op de mondelinge behandeling van 16 april 2018 een regeling getroffen. Afgesproken is onder andere dat de heer [naam] tot 16 juli 2018 de tijd had om de woning over te nemen en dat partijen, wanneer uitkoop niet zou lukken of de heer [naam] daarvan zou afzien, gezamenlijk een verkoopopdracht aan de makelaar zouden geven.
In augustus 2018 heeft [naam eiseres 1 en bewindvoerder] wederom een procedure tegen de heer [naam] aanhangig gemaakt teneinde hem te gelasten mee te werken aan de totstandkoming van een bemiddelingsovereenkomst ten aanzien van de verkoop van de woning en [naam eiseres 1 en bewindvoerder] te machtigen tot het te gelde maken van de woning. Bij vonnis van 10 oktober 2018 is de heer [naam] bij verstek onder meer veroordeeld tot het meewerken aan de totstandkoming van een bemiddelingsovereenkomst met Bram Heezen & Paul Jansen Makelaardij ten aanzien van de verkoop van de woning. De gevorderde machtiging tot het te gelde maken van de woning is destijds afgewezen.
De woning staat inmiddels sinds enige tijd te koop.
In januari 2019 is er een bod uitgebracht op de woning. Dit bod heeft vervolgens niet tot verkoop geleid.
Paul Jansen, van Bram Heezen & Paul Jansen Makelaardij (hierna: de makelaar), heeft bij e-mailbericht van 1 april 2019 aan [naam eiseres 1 en bewindvoerder] het volgende geschreven:
[...]
De verkoop van de [adres woonhuis] wil helaas nog niet vlotten.
Een van de bezwaren bij kijkers is de onderhoudstoestand, die ronduit slecht te noemen is. De woning moet volledig gerenoveerd worden en dat belemmert de verkoop.
Het grootste bezwaar is echter de onzekerheid over de oplevertermijn. Zoals u weet is de bewoner, mede-eigenaar en mede-opdrachtgever op zoek naar een huurwoning. Zolang hij nog geen huurwoning heeft, wil hij zich niet binden aan een oplevertermijn. Dat maakt de verkoop onmogelijk. Er was een kandidaat-koper in januari, die de noodzakelijke renovatie accepteerde en ook de bewoner de tijd wilde geven om een huurwoning te vinden. Maar ook die kandidaat wilde wel een einddatum stellen, en de bewoner op dat moment niet.
Helaas ging die kans voorbij, inmiddels heeft de gegadigde wat anders gekocht.
Ik heb dit alles ook met de bewoner besproken. Zolang we geen oplevertermijn kunnen noemen is de verkoop niet te realiseren.
[...]
Op de mondelinge behandeling heeft [naam adviseur gedaagde] , die de heer [naam] tijdens de mondelinge behandeling bijstond, een e-mailwisseling tussen haar en de makelaar voorgelezen en vervolgens aan zowel mr. Van der Meij als de voorzieningenrechter laten lezen. In de e-mailwisseling is te lezen dat [naam adviseur gedaagde] aan de makelaar vraagt om de (inhoud van) een brief van haar (namens [naam] ) gericht aan de makelaar te bevestigen, waarin staat dat [naam adviseur gedaagde] en de makelaar een dag eerder een telefoongesprek hebben gevoerd en dat de makelaar daarin verklaarde dat [naam] wel medewerking verleent aan de verkoop van het huis en dat hij nooit heeft gezegd dat [naam] niet wilde meewerken aan de verkoop. Ook heeft de makelaar nooit een akte van verkoop of levering aangeboden aan de heer [naam] die hij vervolgens heeft geweigerd te tekenen; er is nooit sprake geweest van een (ver)koopakte.
De makelaar heeft vervolgens gereageerd en geschreven dat er inderdaad nooit een (ver)koopakte ter ondertekening aan de heer [naam] is aangeboden en dat hij niet heeft gezegd dat de heer [naam] niet meewerkt. Hij geeft vervolgens aan dat met de bieders van januari (2019) wellicht tot een verkoop had kunnen worden gekomen als er een onderhandeling over de prijs had kunnen ontstaan, maar hiervoor was noodzakelijk dat een uiterste opleveringsdatum kon worden genoemd. Dat wilde de heer [naam] niet omdat hij nog geen vervangende woonruimte had gevonden.
3 Het geschil
[naam eiseres 1 en bewindvoerder] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad zover de wet zulks toelaat:
I. toepassing geeft aan artikel 3:300 BW en derhalve (onvoorwaardelijke) vervangende toestemming verleent aan [naam eiseres 1 en bewindvoerder] , om alle noodzakelijke rechtshandelingen te kunnen verrichten namens de heer [naam] , teneinde de verkoop en levering van de woning en inschrijving van de levering van het registergoed in de openbare registers te kunnen bewerkstelligen, zulks tegen een in onderling overleg tussen [naam eiseres 1 en bewindvoerder] en makelaar Bram Heezen & Paul Jansen Makelaardij (Dorpstraat 86, 6661 BP Elst, gemeente Overbetuwe), te bepalen verkoopprijs en (op)leveringsvoorwaarden en bepaalt dat de uitspraak in de plaats van de (verkoop)akte(n) c.q. overeenkomst(en) en/of (een) de(e)l(en) daarvan zal/zullen treden;
II. de heer [naam] veroordeelt om de woning binnen drie weken na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis met al diegenen die, en datgene dat zich daarin of daarop vanwege de heer [naam] bevindt, volledig en behoorlijk te ontruimen en met afgifte van alle sleutels in behoorlijke staat ter vrije beschikking van [naam eiseres 1 en bewindvoerder] te stellen en vervolgens ontruimd te houden, zulks met machtiging van [naam eiseres 1 en bewindvoerder] bij gebreke van volledige voldoening hieraan, deze ontruiming en dit ontruimd houden zelf te bewerkstelligen op kosten van de heer [naam] ,
bij gebreke waarvan wordt verzocht tenuitvoerlegging van lijfsdwang (met behulp van de sterke arm van politie en justitie) te gelasten alsmede de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij lijfsdwang toe te wijzen, ingaande op de tweeëntwintigste dag na betekening van het onderhavige vonnis en voor de duur van een maand, met de bepaling dat tenuitvoerlegging van lijfsdwang telkens opnieuw zal worden toegepast voor de duur van een maand, voor iedere maal dat de heer [naam] zich toegang tot de woning poogt te verschaffen,
dan wel lijfsdwang ingaande op zodanig moment en voor zodanige duur en frequentie als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
III. de heer [naam] veroordeelt in de kosten van het geding.
De heer [naam] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.