Rechtbank Gelderland, 24-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:390, 7199488
Rechtbank Gelderland, 24-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:390, 7199488
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 24 januari 2019
- Datum publicatie
- 1 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:390
- Zaaknummer
- 7199488
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Min-max contract (5 – 40 uur per week). Werknemer is gedurende een langere periode structureel meer ingezet dan het minimum aantal uren. Op grond van goed werkgeverschap ex 7:611 BW, in samenhang met het rechtsvermoeden van 7:610 b BW, wordt de omvang van het overeengekomen minimum aantal uren verhoogd.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7199488 \ HA VERZ 18-167 \ 406 \ 529
uitspraak van 24 januari 2019
beschikking
in de zaak van
[naam verzoeker]
wonende te [woonplaats verzoeker]
verzoekende partij
gemachtigde mr. C.C.M. Peper
procederende krachtens toevoegingsnummer 2FS8266
en
[naam verweerder] , h.o.d.n. [handelsnaam verweerder]
wonende te [woonplaats verweerder]
verwerende partij
gemachtigde mr. W.Z. Doornewaard (ARAG rechtsbijstand)
Partijen worden hierna [naam verzoeker] en [naam verweerder] genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 3, ingekomen ter griffie op 7 september 2018,
- het verweerschrift met productie 1, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2018,
- de brief van 23 oktober 2018 van de gemachtigde van [naam verzoeker] met vijf salarisspecificaties,
- het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van 10 januari 2019.
2 De feiten
[naam verzoeker] treedt op 16 juli 2016 voor bepaalde tijd bij [naam verweerder] in dienst in de functie van nagelstyliste tegen een salaris van laatstelijk € 9,04 bruto per uur exclusief emolumenten. Deze arbeidsovereenkomst is nadien twee keer met acht maanden verlengd.
De laatste arbeidsovereenkomst is op 14 juli 2018 geëindigd.
In artikel 4 van de laatste arbeidsovereenkomst staat dat de arbeidsduur per week minimaal 5 uur en maximaal 40 uur bedraagt.
Bij brief van 9 juli 2018 bericht [naam verweerder] [naam verzoeker] dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd.
3 Het verzoek en het verweer
[naam verzoeker] verzoekt de kantonrechter, na wijziging van het verzoek ter zitting, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking,
-
[naam verweerder] te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris over de maanden juni en juli 2018 tot een bedrag van € 1.518,72, althans een bedrag dat de kantonrechter juist acht;
-
[naam verweerder] te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding, zijnde een bedrag van € 1.012,19 bruto, althans een bedrag dat de kantonrechter juist acht;
-
[naam verweerder] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, zijnde een bedrag van € 804,55 bruto, althans een bedrag dat de kantonrechter juist acht;
-
[naam verweerder] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
-
[naam verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
Ter onderbouwing van het verzochte achterstallige salaris stelt [naam verzoeker] dat zij gedurende het dienstverband veel meer dan vijf uur per week heeft gewerkt. In de periode van 25 februari 2018 tot 25 mei 2018 heeft [naam verzoeker] gemiddeld 133,5 uren per maand gewerkt, dat is gemiddeld 30,8 uur per week. Op grond van het bepaalde in artikel 7:610b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt de bedongen arbeid daarom geacht een omvang te hebben van 133,5 uur per maand. In de maanden juni en juli 2018 heeft [naam verweerder] slechts 79 uren respectievelijk 20 uren uitbetaald. [naam verzoeker] maakt daarom aanspraak op uitbetaling van
(2 x 133,5 – 99 =) 168 uren. Uitgaande van het overeengekomen bruto uurloon van € 9,04 maakt [naam verzoeker] aanspraak op € 1.518,72 aan achterstallig salaris.
[naam verzoeker] maakt voorts aanspraak op de aanzegvergoeding ex artikel 7:668 BW, nu [naam verweerder] haar niet uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk heeft geïnformeerd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet.
Verder maakt [naam verzoeker] aanspraak op de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW, nu [naam verzoeker] op basis van drie arbeidsovereenkomsten van acht maanden, dus in totaal 24 maanden, bij [naam verweerder] in dienst is geweest.
[naam verweerder] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken.
Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.