Rechtbank Gelderland, 12-04-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3286, 8893909
Rechtbank Gelderland, 12-04-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3286, 8893909
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 12 april 2021
- Datum publicatie
- 30 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2021:3286
- Zaaknummer
- 8893909
Inhoudsindicatie
Werkgever heeft werknemer verwijten gemaakt tav functioneren, maar haar daarop niet aangesproken en geen kans gegeven voor verbetering. Verstoring als gevolg handelen werkgever. Ernstig verwijtbaar handelen. Billijke vergoeding transitievergoeding.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 8893909 \ HA VERZ 20-74 \ 512 / 34124
uitspraak van 12 april 2021
beschikking
in de zaak van
de maatschap Maatschap [naam 1] Notarissen
gevestigd te [vestigingsplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. M.L.W. Weerts
en
[verwerende partij]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. D.R. Corbeek
Partijen worden hierna [naam 1] en [verwerende partij] genoemd.
1 De procedure
Op 11 november 2020 heeft [naam 1] een verzoekschrift met producties 1 tot en met 30 bij de rechtbank ingediend strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] ex artikel 7:671b BW.
[verwerende partij] heeft op 10 februari 2021 een verweerschrift met producties 1 tot en met 27 ingediend.
Bij akte van 15 februari 2021 heeft [naam 1] een nadere aanvulling op de feiten gegeven, alsmede de producties 31 tot en met 48 in het geding gebracht.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft [verwerende partij] producties 28 tot en met 40 in het geding gebracht.
Op 19 februari 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Namens [naam 1] is haar gemachtigde verschenen, mr. M.L.W. Weerts. [naam 1] is vertegenwoordigd door de heer [naam 2] en de heer [naam 3] . [verwerende partij] is verschenen, bijgestaan door mr. D.R. Corbeek. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, beide gemachtigden aan de hand van een pleitnota.
Nadat de kantonrechter de mondelinge behandeling had gesloten, is de procedure op verzoek van partijen aangehouden tot en met 5 maart 2021 in verband met onderhandelingen tussen partijen.
Bij brief van 4 maart 2021 heeft mr. Weerts aan de kantonrechter bericht dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt. [naam 1] is, zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling, in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de door [verwerende partij] op 18 februari 2021 in het geding gebrachte stukken alsmede op de spreekaantekeningen van mr. Corbeek. [naam 1] heeft van deze mogelijkheid bij akte van 12 maart 2021 gebruik gemaakt. [verwerende partij] heeft hierop bij akte van 19 maart 2021 gereageerd.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
2 De feiten
[verwerende partij] treedt op 1 februari 2020 voor onbepaalde tijd in dienst bij [naam 1] in de functie van kandidaat-notaris. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 5.546,67 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
Op 6 november 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] , in de persoon van de heer [naam 2] , en [verwerende partij] waarin door de heer [naam 2] is aangegeven dat zij het dienstverband met [verwerende partij] niet langer wenst voort te zetten. Aan [verwerende partij] is een vaststellingsovereenkomst aangeboden waarin is opgenomen dat deze uiterlijk op 13 november 2020 door partijen moet worden ondertekend. [naam 1] heeft intussen op 11 november 2020 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. [verwerende partij] heeft niet met het beëindigingsvoorstel ingestemd
[verwerende partij] heeft zich op 19 november 2020 ziek gemeld.
In het deskundigenoordeel van 1 februari 2021 is geoordeeld dat [verwerende partij] op 8 oktober 2020 niet in staat was haar eigen werk te verrichten.
3 Het verzoek en het verweer
[naam 1] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te ontbinden primair wegens een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g BW, subsidiair wegens een andere omstandigheid in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub h BW en meer subsidiair wegens een combinatie van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW.
Aan het verzoek legt [naam 1] het volgende ten grondslag.
[verwerende partij] heeft in het verleden haar eigen notariskantoor gehad en is een zeer ervaren kandidaat-notaris. Als gevolg hiervan heeft zij een geheel eigen werkwijze ontwikkeld. [naam 1] hanteert echter een andere werkwijze. [verwerende partij] weigert zich aan te passen aan deze werkwijze en laat zich hierin niet aansturen. Zij aanvaardt de door [naam 1] gegeven kritiek niet en toont geen zelfreflectie. Zij volgt instructies niet of te laat op, werkt chaotisch en kan geen hoofd- en bijzaken onderscheiden. [verwerende partij] heeft haar werk niet op tijd af, waardoor de notarissen in de problemen komen bij besprekingen en er klachten komen van klanten. Dit gedrag van [verwerende partij] heeft een negatieve invloed op de sfeer binnen kantoor, hetgeen heeft geleid tot een verstoring van de arbeidsverhouding. Op grond daarvan moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, aldus [naam 1] .
Aan haar subsidiaire verzoek legt [naam 1] ten grondslag dat de houding en handelwijze van [verwerende partij] ook zijn weerslag heeft gehad op de klanten van het kantoor en het overige personeel van [naam 1] . Van een normale werksituatie is geen sprake nu het overige personeel [verwerende partij] vermijdt. Ook is gebleken dat [verwerende partij] haar financiële administratie niet op orde had. Er zijn bovendien ontevreden klanten, hetgeen een negatieve invloed heeft op de financiële situatie van [naam 1] . Een kosten/baten analyse maakt dat een voortzetting van de arbeidsrelatie niet van [naam 1] kan worden gevergd.
Aan haar meer subsidiaire verzoek legt [naam 1] ten grondslag dat de situatie inmiddels dusdanig is geëscaleerd, dat van haar niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De afzonderlijke gronden zijn op zijn minst bijna voldragen, zodat cumulatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW aan de orde is.
[naam 1] voert tot slot aan dat herplaatsing van [verwerende partij] in een andere passende functie niet mogelijk is en ook niet in de rede ligt.