Home

Rechtbank Gelderland, 15-07-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3712, AWB - 20 _ 4078

Rechtbank Gelderland, 15-07-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3712, AWB - 20 _ 4078

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
15 juli 2021
Datum publicatie
14 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:3712
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4078

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Formeel belastingrecht. Vaststellingsovereenkomst. Partijen hebben een fiscaal compromis gesloten. De rechtbank oordeelt dat eiser daaraan kan worden gehouden. Er is geen sprake van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. Het beroep is ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 20/4078

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft eisers verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2015 afgewezen.

Eiser heeft daartegen tijdig beroep ingesteld, waarbij de bezwaarprocedure met toestemming van partijen is overgeslagen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021. Eiser is verschenen. Namens verweerder zijn [naam 1], [naam 2] en [naam 3] verschenen.

Tijdens het onderzoek zijn gelijktijdig ook de zaken met nummer AWB 19/4830 van [naam 4] en AWB 19/4811 en AWB 19/4828 van [eiseres 1] behandeld

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiseres 1] (de B.V.). Eiser heeft een dochter, genaamd [naam 4] ([dochter]).

2. In 2015 heeft de B.V. een perceel grond van 544 m2 aan de [adres] (het perceel) verkocht aan [dochter] voor € 18.000. In dat kader heeft eiseres het perceel laten taxeren door [naam 5] van [naam 6]. In het taxatierapport wordt de waarde van het perceel getaxeerd op € 19.500. Daarbij is rekening gehouden met een neerwaartse correctie van € 10.000 voor bodemverontreiniging (saneringskosten).

3. Eiser heeft aangifte IB/PVV 2015 gedaan, waarbij een inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil is aangegeven.

4. Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft verweerder informatie ingewonnen bij eiser en de B.V. Ook heeft verweerder een intern onderzoek laten verrichten naar de waarde van het perceel (waardeonderzoek). Het waardeonderzoek is uitgevoerd door [naam 7] (taxateur) die concludeerde dat het perceel op de verkoopdatum een waarde in het economische verkeer had van afgerond € 90.000.

5. Op 6 november 2018 heeft verweerder een vooraankondiging navordering en kennisgeving vergrijpboete (vooraankondiging en kennisgeving) naar de B.V. verzonden. Daarin staat dat het verschil tussen de verkoopprijs en de door verweerders taxateur vastgestelde waarde van het perceel (€ 90.000 - € 18.000 = € 72.000) alsnog tot de belastbare winst van de B.V. zal worden gerekend. Daarbij is aangekondigd dat een vergrijpboete van 25% van het aanslagbedrag zal worden opgelegd.

6. Naar aanleiding van de vooraankondiging en kennisgeving hebben over en weer emailcorrespondentie en telefoongesprekken plaatsgevonden tussen verweerder, de B.V. en eiser. Daarbij werden de B.V. en eiser vertegenwoordigd door hun toenmalige gemachtigde [naam 8], advocaat-belastingkundige. Ook heeft op 14 februari 2019 een hoorzitting plaatsgevonden op het kantoor van de Belastingdienst te Arnhem. In een e-mail van 18 februari 2019 van verweerder aan de advocaat staat:

“In onze bespreking van 14 februari 2019 is gesproken over een eventueel compromis waarbij de waarde van het verkochte perceel zal worden vastgesteld op € 75.000. Daarbij zullen dan geen vergrijpboetes worden opgelegd. Als tegenvoorstel hebt u een voorstel gedaan van € 70.000 en geen vergrijpboetes. Dit mede in verband met de eventuele verschuldigde schenkbelasting.

Zoals reeds in ons gesprek door mij aangegeven ga ik niet akkoord met uw voorstel van € 70.000. Graag verneem ik voor 25 februari 2019 van u of het voorstel van € 75.000 en geen vergrijpboetes alsnog wordt geaccepteerd. Indien het voorstel niet wordt geaccepteerd zal het dossier verder worden afgehandeld zonder compromis.”

7. In een e-mail van de advocaat van 22 februari 2019 staat:

“Hierbij laat ik u weten dat de heer [eiser] akkoord gaat met uw voorstel, ondanks de bezwaren tegen de taxatie van de fiscus. De aanvaarding van uw voorstel moet overigens niet gelezen worden als aanvaarding van een schenking […]. Ik verzoek u om op basis van dit compromis aanslagen Vpb en inkomstenbelasting op te leggen.”

8. Vervolgens heeft verweerder de navorderingsaanslag conform het compromis opgelegd, waarbij het verschil tussen de daadwerkelijke verkoopprijs van het perceel en overeengekomen waarde daarvan (€ 75.000 - € 18.000 = € 57.000) in aanmerking is genomen als inkomen uit aanmerkelijk belang.

9. Daarna heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag. In aanvulling daarop heeft eiser op 18 maart 2019 een brief naar verweerder verzonden, waarin staat:

“Door middel van de e-mail van [naam 8] van 22 februari 2019 heb ik weliswaar uw aanbod aanvaard, maar ik houd mijn bezwaren tegen de taxatie van [naam 7] […]. Ik vraag mij af of uw berekening wel klopt, aangezien de saneringskosten niet in de berekening zijn meegenomen. Het bedrag van € 18.000 moet worden verhoogd tot € 30.000.”

Geschil

10. In geschil is of verweerder de navorderingsaanslag IB/PVV terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd.

11. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte is afgeweken van de aangifte IB/PVV. Dit verschil is ontstaan door een taxatie van het perceel. Het perceel is verkocht voor € 18.000, maar verweerder gaat uit van een taxatiewaarde van € 75.000. Eiser is weliswaar akkoord gegaan met het compromisvoorstel van verweerder, maar dat neemt niet weg dat hij zijn bezwaren tegen de taxatie heeft behouden. Anders dan verweerder meent, is sprake van een perceel tuingrond en geen bouwgrond. Verweerder heeft de vergrijpboetes als chantagemiddel ingezet om zijn gelijk te halen en zodoende een nieuwe waarde van het perceel af te dwingen. Verweerder heeft zich misdragen en eiser neergezet als crimineel. Door de feiten die eiser in zijn brief van 18 maart 2021 heeft aangedragen, is het compromis komen te vervallen. Eiser blijft bij de waarde die in het taxatierapport van de B.V. staat (€ 19.500). Verder kan niet worden verwacht dat eiser of de B.V. over meer betaalt dan de B.V. voor het perceel van [dochter] heeft ontvangen (€ 18.000). Het perceel is namelijk voor een zakelijke prijs verkocht.

Beoordeling van het geschil

12. De rechtbank stelt voorop dat een fiscaal compromis een vaststellingsovereenkomst is in de zin van artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek (BW).1 Dat brengt mee dat voor de vraag of het compromis rechtsgeldig is, moet worden gekeken naar het overeenkomstenrecht in het BW.

Is het compromis rechtsgeldig tot stand gekomen?

13. Volgens het BW komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). In de e-mail van eiser van 22 februari 2019 staat uitdrukkelijk dat hij akkoord is gegaan met het compromisvoorstel van verweerder, inhoudende dat de aanslag inkomstenbelasting wordt opgelegd rekening houdend met een waarde van het perceel van € 75.000. Zodoende heeft verweerder een aanbod gedaan, heeft eiser dit aanbod aanvaard en is op rechtsgeldige wijze een overeenkomst tot stand gekomen. Daarmee is ook het geschilpunt omtrent de waarde van het perceel beslecht.

Is het compromis nog rechtsgeldig?

14. Ook al is een vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig tot stand gekomen, dan nog wordt deze geacht nooit te hebben bestaan als de overeenkomst wordt vernietigd (artikel 3:53 van het BW). De vaststellingsovereenkomst is onder meer vernietigbaar wanneer deze onder invloed van dwaling (artikel 6:228 van het BW) of door bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden (artikel 3:44, eerste, tweede en vierde lid, van het BW) tot stand is gekomen.

15. Voor dwaling is in ieder geval vereist dat sprake is van een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken. Hier is dat niet het geval. In het taxatierapport van de B.V. zijn de bodemverontreiniging en de daarbij behorende saneringskosten uiteengezet. Eiser, althans de B.V., heeft dit taxatierapport bij verweerder ingediend en verweerder heeft dit taxatierapport meegenomen in het waardeonderzoek. Dat wil zeggen dat beide partijen ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op de hoogte waren van de saneringskosten. Voor zover eiser van mening was dat deze kosten onvoldoende tot uitdrukking kwamen in de door verweerder voorgestelde waarde van € 75.000 had het op eisers weg gelegen om dit ter sprake te brengen en eventueel een nieuw aanbod te doen waarbij naar zijn mening beter rekening hiermee werd gehouden. Eiser is kennelijk pas na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst van inzicht veranderd over de in aftrek te brengen saneringskosten, maar een achteraf veranderd inzicht is onvoldoende om op de vaststellingsovereenkomst terug te komen.2

16. Van bedreiging is onder meer sprake als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze met enig nadeel in goed te bedreigen. De bedreiging moet zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed. Misbruik van omstandigheden wordt in de rechtspraak beschouwd als een zwakkere vorm van bedreiging.3 Misbruik van omstandigheden is onder meer aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals afhankelijkheid of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, hoewel hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Bij beide bedreigingsvarianten moet dus sprake zijn van ongeoorloofde dwang van verweerder jegens eiser. Bij de vraag of daarvan sprake is, wordt gekeken naar alle feiten en omstandigheden van het geval.4 In de belastingrechtspraak wordt vooral – maar niet uitsluitend – gekeken naar:

- de termijn die aan de belastingplichtige is gegund om op het compromisvoorstel te reageren;5

- de professionaliteit van de belastingplichtige en/of diens gemachtigde;6

- degene van wie ervaren druk afkomstig is;7

-

de mogelijkheid van partijen om hun juridische visies naar voren te brengen en op elkaars visies te reageren;

-

het verloop van de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst;8 en

- de formulering van de vaststellingsovereenkomst.

17. In dit geval heeft verweerder een concreet compromisvoorstel gedaan, eerst mondeling tijdens de hoorzitting van 14 februari 2019 en daarna schriftelijk per e-mail van 18 februari 2021. Nergens blijkt uit dat eiser binnen een bepaalde termijn moest reageren. Hij had dus – binnen de grenzen van de redelijkheid en billijkheid – voldoende tijd om zich te beraden over het compromisvoorstel van verweerder. Verder werd eiser bijgestaan door een advocaat-belastingkundige. Van hem wordt verwacht dat hij over voldoende kennis en kunde beschikt van deze materie. Ook is het compromisvoorstel naar het oordeel van de rechtbank concreet en helder geformuleerd, zodat dit redelijkerwijze te overzien was. Voor het overige blijkt nergens uit dat de totstandkomingsprocedure van de vaststellingsovereenkomst niet ordentelijk is verlopen. Daar komt bij dat partijen eerst mondeling en daarna per e-mail contact hadden over de vaststellingsovereenkomst, zodat zij allebei de ruimte hadden hun visies naar voren te brengen en op elkaars visies te reageren. De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verweerder geen ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend op eiser om de vaststellingsovereenkomst te sluiten. Dat brengt mee dat geen sprake is van bedreiging of misbruik van omstandigheden.

18. Hetgeen eiser in dit kader overigens heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het enkele feit dat verweerder in het compromisvoorstel aangeeft dat geen vergrijpboete zal worden opgelegd aan de B.V. als eiser, althans de B.V., met het voorstel akkoord gaat, is daarvoor onvoldoende. De vergrijpboete was al in verweerders kennisgeving van 6 november 2018 aangekondigd. Daarbij heeft verweerder tevens uitgelegd waarop de vergrijpboete gebaseerd is. Het compromisvoorstel is vervolgens pas in februari 2019 gedaan. Gelet op het tijdsverloop tussen de aankondiging van de vergrijpboete en het compromisvoorstel, is niet aannemelijk dat de vergrijpboete alleen is ingezet als chantagemiddel om eiser te bewegen akkoord te gaan met het compromisvoorstel. Immers, nergens blijkt uit dat ten tijde van het aankondigen van de vergrijpboete het compromisvoorstel al in zicht was. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat eiser bij het niet akkoord gaan met het compromisvoorstel nog de mogelijkheid van bezwaar en beroep had tegen de (hoogte van) de navorderingsaanslag en de boete.

Is eiser aan het compromis gebonden?

19. Nu de rechtsgeldigheid van het compromis vaststaat, is nog de vraag aan de orde of en, zo ja, in hoeverre eiser daaraan gebonden is. Het systeem van het BW brengt mee dat partijen in beginsel aan het compromis zijn gebonden (zie onder meer: artikel 6:248, eerste lid, van het BW en artikel 7:902 van het BW). Bovendien wordt in beginsel uitgegaan van hetgeen in de vaststellingsovereenkomst staat, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt door de partij die zich daarop beroept. Met hetgeen eiser heeft aangevoerd is hij hierin naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Daarom kon eiser in bezwaar en beroep niet meer klagen over de waarde van het perceel van € 75.000. Hij is immers zelf daarmee akkoord gegaan. Voor zover eiser zich met het bezwaarschrift (of het beroepschrift) eenzijdig zou willen onttrekken aan deze vaststellingsovereenkomst, dan kan dat niet vanwege de gebondenheid daaraan.9

Tot slot

20. De rechtbank komt tot de conclusie dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Dat betekent dat het beroep ongegrond is.

21. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Vaatstra, voorzitter, mr. J.M.W. van de Sande en mr. J.J. Westerbaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C.H. Graves, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.