Home

Rechtbank Gelderland, 30-11-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:6367, AWB - 21 _ 1156

Rechtbank Gelderland, 30-11-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:6367, AWB - 21 _ 1156

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
1 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:6367
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1156

Inhoudsindicatie

In geschil is de kostenvergoeding voor bezwaar. Het hoorgesprek en het taxatierapport komen voor vergoeding in aanmerking. Aan een deskundige in de zin van de Awb wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 21/1156

in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adresgegevens] (de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2019, vastgesteld voor het kalenderjaar 2020 op € 623.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) bekend gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de waarde verminderd tot € 519.000 en de daarop gebaseerde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

Belanghebbende heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Verweerder heeft (met instemming van belanghebbende) een beperkt deel van de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2021.

Namens belanghebbende zijn verschenen de kantoorgenoten van de gemachtigde [persoon 1] en [persoon 2] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon 3] en [persoon 4] .

Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Tijdens het onderzoek ter zitting zijn de beroepen met de zaaknummers 21/1137, 21/1139, 21/1146, 21/1147, 21/1148, 21/1154, 21/1155, 21/1156, 21/1157, 21/1159, 21/1160, 21/1161, 21/1162, 21/1163, 21/1164, 21/1169, 21/1176, 21/1181, 21/1182, 21/1183, 21/1184, 21/1185, 21/1200, 21/1201, 21/1205, 21/1207, 21/1219, 21/1221, 21/1222, 21/1226, 21/1227, 21/1232, 21/1235, 21/1237, 21/1241, 21/1242, 21/1258, 21/1321, 21/1416, 21/1418, 21/1419, 21/1441, 21/1442, 21/1449, 21/1549, 21/1551, 21/1557, 21/1574, 21/1576, 21/1579, 21/1581, 21/1624, 21/1626, 21/1651, 21/1934, 21/1586, 21/1938 gelijktijdig en gezamenlijk behandeld.

Overwegingen

Feiten

1. Belanghebbende heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van de onroerende zaak.

2. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de in het bezwaar voorgestane waarde een taxatierapport overgelegd. Het taxatierapport is in opdracht van [naam B.V. 1] ( [B.V. 1] ), de organisatie waar de gemachtigde aan verbonden is, opgemaakt door [naam B.V. 2] ( [B.V. 2] ).

3. Verweerder heeft met de gemachtigde een hoorzitting ingepland. Het gesprek heeft digitaal plaatsgevonden tussen verweerder en een medewerker van [B.V. 2] namens gemachtigde.

4. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de WOZ-waarde verminderd. Verweerder heeft een kostenvergoeding toegekend, maar hij heeft daarbij geen punt toegekend voor de hoorzitting. Evenmin heeft hij een vergoeding voor het taxatierapport toegekend.

Geschil

5. In geschil is de hoogte van de door verweerder toegekende kostenvergoeding. Specifiek is in geschil of het gesprek met een medewerker van [B.V. 2] kwalificeert als een hoorzitting en of het taxatierapport kwalificeert als een verslag van een deskundige. De WOZ-waarde van de onroerende zaak is niet in geschil.

6. Belanghebbende stelt dat verweerder een te lage kostenvergoeding heeft toegekend. Volgens belanghebbende heeft verweerder ten onrechte geen punt toegekend voor de hoorzitting en heeft verweerder ten onrechte het taxatierapport (2 uren à € 53 vermeerderd met btw) niet vergoed.

7. Verweerder stelt dat hij terecht geen punt heeft toegekend voor de hoorzitting, omdat volgens hem geen sprake was van een hoorgesprek. Volgens verweerder gaf de medewerker van [B.V. 2] aan geen enkele kennis van het dossier te hebben en las hij slechts standpunten voor die bij verweerder reeds bekend waren. Hierdoor is volgens hem geen sprake van hoor- en wederhoor. Verweerder verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam.1

8. Met betrekking tot het niet vergoeden van het taxatierapport stelt verweerder dat het taxatierapport niet te kwalificeren valt als een verslag van een deskundige in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van het Tuchtcollege van de Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT), waarin de betreffende taxateur van [B.V. 2] geschorst wordt.2 Het taxatierapport is volgens verweerder slechts een niet onderbouwde stelling ten aanzien van de waarde, hij verwijst daarbij naar uitspraken van het Gerechtshof Den Haag.3 Volgens verweerder moet het taxatierapport gezien worden als onderdeel van de verleende rechtsbijstand. De kosten van een dergelijk taxatierapport worden in dat geval geacht onderdeel te zijn van de forfaitaire vergoeding, verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.4 Het aantal uren en het uurtarief te vermeerderen met btw wordt door verweerder niet betwist.

9. Ter zitting heeft verweerder zijn subsidiaire standpunt, dat bij toekenning van een vergoeding voor de hoorzitting afgeweken moet worden van de forfaitaire vergoeding op grond van bijzondere omstandigheden, ingetrokken.

Beoordeling van het geschil

Kostenvergoeding hoorgesprek

10. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb, betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Artikel 2, eerste lid van het Bpb verwijst voor het tarief naar de bijlage bij het besluit. In de bijlage wordt (onder meer) voor het in bezwaar verschijnen ter hoorzitting 1 punt toegekend.

11. De rechtbank is van oordeel dat er bij de behandeling van het bezwaar een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Het standpunt van verweerder, dat de gemachtigde tijdens de hoorzitting niet zou hebben voldaan aan een op hem rustende verplichting, namelijk om met een actieve en open houding een inhoudelijke dialoog te faciliteren die zou kunnen leiden tot een eerlijke en zorgvuldige heroverweging, vindt geen steun in de wet. Ook in de wetsgeschiedenis zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de stelling van verweerder dat een open en actieve houding van de belanghebbende (of zijn gemachtigde) vereist is. Dat een belanghebbende (of zijn gemachtigde) tijdens het horen geen nieuwe informatie inbrengt en vragen van verweerder niet kan beantwoorden, kan hem niet worden tegengeworpen. Dat staat nog los van de vraag of deze stelling, welke door de gemachtigde wordt betwist, feitelijk juist is. Het ontbreken van zulke relevant geachte gegevens doet overigens vermoeden dat een gedegen onderzoek door verweerder, vooráfgaand aan het nemen van de primaire beschikking, achterwege is gebleven.

12. De verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam5 kan verweerder niet baten. In die uitspraak oordeelt de rechtbank Amsterdam dat de hoorplicht is geschonden omdat de hoorder van het bestuursorgaan heel veel zaken tegelijkertijd op één hoorzitting had behandeld en de zaken niet had voorbereid. Het oordeel gaat dus over wat van een behoorlijk handelend bestuursorgaan mag worden verwacht en niet over enige verplichting van de zijde van een belanghebbende of zijn gemachtigde.

13. Dat, zoals verweerder verder aangeeft, de inhoud van het hoorgesprek in strijd is met door hem met de directeur van [B.V. 1] gemaakte afspraken, kan niet tot een andersluidend oordeel leiden, omdat de (civiele) afspraken tussen verweerder en gemachtigde niet volgen uit de Awb of enig ander wettelijk voorschrift.

Kostenvergoeding taxatierapport

14. Partijen hebben ter zitting bevestigd dat in het taxatierapport van [B.V. 2] is vermeld wie de taxatie hebben uitgevoerd, wat de datum van ondertekening is en dat het de handtekeningen van de taxateurs bevat. Met betrekking tot de inhoud staat in het taxatierapport vermeld het adres van de onroerende zaak, wat voor type object het betreft, de waardepeildatum, foto’s van de ligging en de buitenzijde van de onroerende zaak, de inhoud van de onroerende zaak in m3 en de oppervlakte van de kavel in m2 en het bouwjaar van de onroerende zaak. Daarnaast is een omschrijving gegeven van de ligging en een korte vermelding van de staat van onderhoud (afkomstig van informatie van belanghebbende). Het taxatierapport bevat de verkoopsommen en verkoopdata van vergelijkbare onroerende zaken en de volgende objectkenmerken van de vergelijkbare onroerende zaken: het type, de inhoud van het object en de oppervlakte van het perceel. Tevens bevat het taxatierapport een algemene vermelding en samenvatting van (veelal niet relevante) waarderingsmethodieken en jurisprudentie. Tot slot bevat het taxatierapport de getaxeerde waarde en een vermelding van het toepasselijke OZB-tarief, zijnde woning of niet-woning. Tussen partijen is niet in geschil dat de (hoofd)opsteller van het taxatierapport meer dan 20 jaar relevante werkervaring heeft.

15. Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb, betrekking hebben op kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.

16. De rechtbank is van oordeel dat het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komt. Dat de getaxeerde waarde niet inzichtelijk is onderbouwd is niet van belang voor de vraag of sprake is van een verslag van een deskundige. Evenmin is relevant of het taxatierapport een bijdrage heeft geleverd aan de beslissing in de zaak.6 Mede gelet op de jarenlange ervaring die de (hoofd)taxateur heeft, is hij aan te merken als een deskundige in de zin van artikel 8:75 van de Awb. Aan het feit dat de taxateur is geschorst door het Tuchtcollege van de NRVT kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat hij geen deskundige is als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.7 Aan een deskundige in de zin van de Awb wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur.8 Het taxatierapport kwalificeert, anders dan in de door verweerder aangehaalde zaken, daarom als een verslag van een deskundige en komt hierdoor voor vergoeding in aanmerking.

Conclusie

17. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 530 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting met een waarde per punt van € 265, met een wegingsfactor 1) en op € 128,26 voor het taxatierapport. De totale kostenvergoeding in de bezwaarfase bedraagt daarmee € 658,26. Verweerder mag de reeds betaalde kostenvergoeding hierop in mindering brengen.

18. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 14,05. Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen. 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 0,5 voor het gewicht van de zaak. Omdat in beroep alleen de kostenvergoeding in geschil is, is sprake van een lichte zaak. Tussen partijen is niet in geschil dat in beroep sprake is van samenhang tussen alle 57 in het procesverloop vermelde beroepen. De proceskosten worden daarom verhoogd met een factor 1,5 wegens samenhang. De totale proceskostenvergoeding in beroep bedraagt daarom voor alle 57 beroepen samen € 801. Verweerder wordt in dit beroep veroordeelt tot vergoeding van de gemaakte proceskosten voor een bedrag van € 14,05 (€ 801 / 57 beroepen). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 49 vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de kostenvergoeding;

-

stelt de kostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 658,26;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de in zoverre vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten voor de beroepsfase van belanghebbende ten bedrage van € 14,05;

-

gelast dat verweerder het betaalde griffierecht van € 49 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y. Gramsbergen, voorzitter, mr. J.J. Westerbaan en mr. W.W. Monteiro, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Roosma, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.