Home

Rechtbank Gelderland, 14-12-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:6685, AWB - 21 _ 2361

Rechtbank Gelderland, 14-12-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:6685, AWB - 21 _ 2361

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
14 december 2021
Datum publicatie
20 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:6685
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2361

Inhoudsindicatie

Artikel 6.40, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001. Moment van betaling. De door eiser opgevoerde studiekosten zijn opgekomen én betaald voordat eiser binnenlands belastingplichtige werd voor de inkomstenbelasting. Geen recht op aftrek van de studiekosten.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 21/2361

in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

Procesverloop

Bij uitspraak van 29 maart 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) als ook het bezwaar tegen de beschikking belastingrente ongegrond verklaard.

Eiser heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. Namens eiser is de gemachtigde verschenen. Namens verweerder is verschenen [naam 1].

Overwegingen

  1. Eiser is op 2 juli 2015 vanuit China naar Nederland geëmigreerd. Eiser staat vanaf 5 augustus 2015 ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

  2. Op 1 september 2015 is eiser gestart met de studie MSc Food Technology aan Wageningen University. Voorafgaand aan de aanvang van deze studie heeft op 14 april 2015 een betaling plaatsgevonden van [naam 2] aan Wageningen University van € 28.572.

3. Eiser en [naam 2] hebben op 1 juli 2016 een leningsovereenkomst ondertekend voor de terugbetaling van onder andere het bedrag van € 28.572.

4. Op 13 maart 2020 heeft eiser een aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend. Eiser heeft een inkomen van nihil aangegeven en een aftrek voor studiekosten aangegeven voor een bedrag van € 13.970. Deze aftrek bestaat uit een bedrag aan uitgaven voor studiekosten van € 14.220 verminderd met de drempel van € 250.

5. Bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 is verweerder afgeweken van de aangifte van eiser, in de zin dat de aftrek voor studiekosten niet is geaccepteerd.

6. Tussen partijen is in geschil of eiser recht heeft op de aftrek voor studiekosten. Tevens is in geschil of sprake is van schending van het motiveringsbeginsel.

7. Niet in geschil is dat de in 3. genoemde leningsovereenkomst de schriftelijke vastlegging is van mondelinge afspraken die overeengekomen zijn voordat eiser naar Nederland is geëmigreerd. Ook is niet in geschil dat de studiekosten (na aftrek van de drempel) € 13.970 bedragen, dat een bedrag van € 28.572 op 14 april 2015 vanuit China naar Nederland is overgemaakt en dat het is overgemaakt door [naam 2].

8. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) zijn belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting de natuurlijke personen die in Nederland wonen (binnenlandse belastingplichtigen) of niet in Nederland wonen maar Nederlands inkomen genieten (buitenlandse belastingplichtigen).

9. Op grond van artikel 6.1, eerste en tweede lid en onder f, in samenhang met artikel 6.27, eerste lid, van de Wet IB 2001 zijn de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende uitgaven voor het volgen van een opleiding of studie als persoonsgebonden aftrekpost aftrekbaar als die uitgaven zijn gedaan met als doel inkomen uit werk en woning te verwerven.

10. Op grond van artikel 6.40, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001 komen uitgaven ter zake van persoonsgebonden aftrekposten voor aftrek in aanmerking op het tijdstip waarop zij zijn betaald.

11. Eiser stelt dat de studiekosten aftrekbaar zijn, omdat de kosten zijn gemaakt in het kalenderjaar 2015. Verweerder stelt dat de studiekosten niet aftrekbaar zijn, aangezien de kosten zijn betaald en op eiser drukten voordat hij emigreerde naar Nederland. Ter zitting heeft hij nog toegelicht dat hij wettelijk verplicht was deze kosten (net als de kosten van levensonderhoud) voorafgaand aan zijn komst naar Nederland te voldoen om toestemming te krijgen om in Nederland te mogen studeren.

12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen recht op aftrek van de studiekosten voor het jaar 2015. Zoals volgt uit artikel 6.40, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001, is het moment van betaling van de scholingskosten maatgevend voor de vraag of deze kosten als persoonsgebonden aftrekposten aftrekbaar zijn. De door eiser opgevoerde studiekosten zijn opgekomen én betaald voordat eiser binnenlands belastingplichtige werd voor de inkomstenbelasting. Eiser heeft geen recht op persoonsgebonden aftrek voor studiekosten omdat deze zijn opgekomen in een periode waarin hij geen belastingplichtige in Nederland was. Zoals ook eventueel vóór het ontstaan van de Nederlandse belastingplicht in het kalenderjaar genoten inkomen niet wordt meegenomen in de Nederlandse belastingheffing. Het feit dat ‘kalenderjaar’ staat vermeld in artikel 6.1, eerste lid, van de Wet IB 2001, zorgt er niet voor dat kosten uit een periode waarin geen belastingplicht in Nederland bestaat, overgeheveld kunnen worden naar een andere periode in datzelfde jaar waarin wel binnenlandse belastingplicht bestaat. In genoemd wetsartikel heeft het woord ‘kalenderjaar’ enkel betrekking op de vaststelling in welk jaar de kosten op een belastingplichtige drukken.

13. Dat verweerder de afwijzing van de aftrek in zijn definitieve uitspraak op bezwaar anders heeft onderbouwd dan in zijn vooraankondiging, kan eiser niet baten. Eiser heeft verweerder na de vooraankondiging bericht dat in 2015 sprake was van een mondelinge leenovereenkomst. Verweerder heeft vervolgens, met inachtneming van deze informatie, de aftrek beoordeeld en geconcludeerd dat, weliswaar om andere redenen dan ten tijde van het opstellen van de vooraankondiging, geen recht bestaat op aftrek. In de definitieve uitspraak op bezwaar is dit uitgebreid gemotiveerd. Verweerder heeft het motiveringsbeginsel dus niet geschonden.

14. Het beroep is ongegrond. Het beroep wordt geacht ook te zijn gericht tegen de vastgestelde belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd tegen de belastingrente zodat het beroep daartegen ook ongegrond is.

15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y. Gramsbergen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.