Home

Rechtbank Gelderland, 20-04-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2191, AWB - 21 _ 1710ev

Rechtbank Gelderland, 20-04-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2191, AWB - 21 _ 1710ev

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
20 april 2022
Datum publicatie
6 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:2191
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1710ev

Inhoudsindicatie

BPM. Naheffingsaanslag voor 17 auto’s. Waardevermindering als gevolg van schade bij jonge auto’s. Bewijslast. Mate van betwisting door DRZ. Ontbreken Nederlandstalige boekjes. Geen oordeel RDW over kilometerstand. Ex-rentalproblematiek. Cataloguswaarde bij afwijkende CO2-uitstoot.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 21/1710, 21/4298, 21/4308 t/m 21/4310, 21/4313, 21/4315, 21/4316, 21/4319, 21/4320, 21/4322, 21/4324 t/m 21/4327, 21/4329 en 21/4331

in de zaken tussen

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 30 maart 2020 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer]) belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 19.065 voor in totaal zeventien auto’s. Tegelijk is bij beschikking € 134 belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 februari 2021 de naheffingsaanslag verminderd tot € 15.795.

Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2022.

Namens eiseres is de gemachtigde verschenen, bijgestaan door [naam 1] (taxateur). Namens verweerder zijn [naam 2] en [naam 3] verschenen.

De gemachtigde van eiseres heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan eiseres en de rechtbank.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres heeft tussen maart en december 2019 op aangifte BPM voldaan voor zeventien auto’s die zij heeft ingevoerd vanuit andere EU-lidstaten. In alle gevallen betreft het voormalige huurauto’s (ex-rentals) met schade. Er is bij alle aangiften gebruikgemaakt van een taxatierapport voor de bepaling van de verschuldigde BPM, waarbij telkens de waarde van de auto’s in onbeschadigde staat is bepaald en vervolgens een aftrek vanwege schade is toegepast. Verweerder heeft de auto’s geselecteerd voor controle door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Dit heeft in alle gevallen geleid tot naheffing van BPM vanwege het niet volledig accepteren van de door eiseres toegepaste aftrek vanwege schade en in een aantal gevallen (mede) vanwege het feit dat eiseres met gebruikmaking van artikel 16a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) een voortijds tarief had toegepast.

2. Het gaat om de navolgende auto’s, waarbij de rechtbank de volgorde uit de uitspraak op bezwaar aanhoudt, en de navolgende gegevens, waarbij de bruto BPM de na bezwaar toegepaste bruto BPM betreft:

Nr.

Auto

Km-stand

Datum eerste toelating

Datum aangifte

Datum registratie

Bruto BPM in euro’s

1.

Mercedes Benz C

12.025

28-11-2018

5-9-2019

4-12-2019

11.926

2.

Opel Mokka

19.365

5-3-2019

18-10-2019

6-12-2019

13.935

3.

Ford EcoSport

6.717

30-4-2019

21-10-2019

5-12-2019

8.566

4.

Ford EcoSport

11.952

30-4-2019

24-10-2019

19-12-2019

8.566

5.

Opel Mokka

15.620

20-3-2019

18-10-2019

14-12-2019

13.935

6.

Mercedes Benz C

26.329

6-11-2018

9-9-2019

23-10-2019

9.158

7.

Opel Mokka

12.711

19-2-2018

5-3-2019

28-3-2019

9.036

8.

Opel Cascada

24.948

28-2-2018

5-3-2019

29-8-2019

9.419

9.

Opel Mokka

21.080

19-2-2018

1-3-2019

19-4-2019

9.036

10.

Opel Mokka

24.661

19-2-2018

1-3-2019

21-6-2019

9.036

11.

Opel Zafira

12.961

8-3-2018

29-3-2019

12-9-2019

9.845

12.

Ford Kuga

38.182

16-5-2018

28-3-2019

5-7-2019

17.631

13.

Opel Mokka

20.576

6-4-2018

3-4-2019

16-8-2019

7.915

14.

Opel Mokka

25.140

23-4-2018

24-4-2019

19-6-2019

9.616

15.

Ford Kuga

38.277

4-6-2018

1-5-2019

27-7-2019

17.631

16.

Ford Kuga

36.679

1-6-2018

1-5-2019

20-6-2019

17.631

17.

Opel Zafira

16.620

22-3-2018

31-7-2019

21-9-2019

9.845

3. De naheffingsaanslag en de vermindering na bezwaar zijn als volgt opgebouwd:

Auto

Voldaan

Nageheven

Na bezwaar

1

€ 4.821

€ 406

€ 406

2

€ 4.365

€ 2.147

€ 1.073

3

€ 3.174

€ 513

€ 513

4

€ 2.874

€ 576

€ 576

5

€ 4.448

€ 2.302

€ 2.302

6

€ 3.484

€ 743

€ 743

7

€ 3.192

€ 1.348

€ 1.064

8

€ 2.412

€ 911

€ 500

9

€ 3.141

€ 1.279

€ 53

10

€ 3.034

€ 1.109

€ 834

11

€ 3.113

€ 786

€ 786

12

€ 7.158

€ 1.252

€ 1.252

13

€ 2.253

€ 847

€ 847

14

€ 3.439

€ 942

€ 942

15

€ 7.041

€ 1.167

€ 1.167

16

€ 7.108

€ 1.996

€ 1.996

17

€ 3.116

€ 741

€ 741

4. De verminderingen in de bezwaarfase hebben betrekking op het alsnog toepassen van een correctie “marktsituatie” en “marktsituatie handelaar” op de koerslijst van Eurotaxglass’s (auto 2), het alsnog volgen van de koerslijst van XRAY die eiseres heeft toegepast (auto’s 7 en 8) dan wel die DRZ later heeft toegevoegd (auto 9) en het alsnog accepteren van het tarief van 2017 op auto’s die een datum eerste toelating in de eerste twee maanden van 2018 hebben (auto’s 7 tot en met 10).

Geschil

5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Daarbij zijn meer specifiek de volgende punten van belang:

-

de deskundigheid van de taxateurs van DRZ;

-

de mogelijkheid tot toepassing van de correcties “marktsituatie” en “marktsituatie dealer” bij de koerslijsten van Eurotaxglass’s;

-

de waardevermindering als gevolg van schade, onderverdeeld in:

-

de omvang van de schade,

-

de hoogte van het uurtarief voor herstel van schade,

-

het te hanteren percentage aan waardevermindering;

-

de vraag of er grond is voor een kilometercorrectie omdat de RDW geen oordeel over de betrouwbaarheid van de kilometerstanden uitspreekt;

-

de mogelijkheid tot toepassing van een aftrek vanwege ex-rental als de waarde in onbeschadigde staat niet is vastgesteld op basis van een koerslijst van XRAY.

Beoordeling van het geschil

6. De rechtbank zal eerst op de algemene onderwerpen ingaan en vervolgens de punten voor de individuele zaken bespreken.

De deskundigheid van de taxateurs van DRZ

7. Eiseres heeft in de stukken uitvoerig betoogd dat en waarom volgens haar de waarderingen van DRZ niet voldoende deskundig, objectief en onafhankelijk tot stand zijn gekomen. Daarbij heeft zij mede naar jurisprudentie verwezen van vóór de huidige regeling en daaraan argumenten ontleend, zoals het feit dat taxateurs niet allemaal hetzelfde verstaan onder de handelswaarde. In het kader van de BPM is echter voor iedereen duidelijk dat het gaat om de handelsinkoopwaarde, te weten de waarde van de auto’s bij aankoop door een handelaar van een particulier. De taxateurs van DRZ gebruiken hiervoor dezelfde informatie als de taxateur van eiseres, namelijk informatie uit koerslijsten, waarin deze handelsinkoopwaarden zijn opgenomen. Met een dergelijke algemene verwijzing naar jurisprudentie in andere situaties onderbouwt eiseres dan ook geenszins dat de onderhavige zeventien taxaties niet deskundig en objectief tot stand zijn gekomen. Het is juist dat DRZ in zoverre niet geheel onafhankelijk is, dat zij onder het ministerie van Financiën valt, maar dat enkele feit maakt nog niet dat de taxaties zelf niet onafhankelijk tot stand (kunnen) zijn gekomen. De rechtbank herhaalt wat zij ook al op 27 november 2014 in de door eiseres aangehaalde uitspraak1 heeft verwoord: beide deskundigen zijn partijdeskundigen. Bewijsrechtelijk bestaat daartegen geen bezwaar, zij het dat de bewijskracht van taxaties groter is naarmate deze deskundiger en objectiever tot stand komen. De eis van objectiviteit mag in zoverre dus ook aan de hertaxatierapporten worden gesteld. Dat verweerder enige invloed zou hebben gehad op de taxatierapporten of dat hij de taxateur (dwingend) zou hebben voorgeschreven wat het resultaat van de taxaties zou moeten zijn, is niet gebleken. Voorts heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de taxateur een persoonlijk en/of zakelijk belang zou hebben bij de uitkomst van de procedure, anders dan het belang als ingehuurde deskundige.

8. Bij brief van 24 maart 2022 heeft de gemachtigde als bijlage onder meer een deel van een proces-verbaal van een zitting van 15 november 2021 overgelegd in een zaak van een andere belastingplichtige. In de brief heeft de gemachtigde niet toegelicht wat de reden is voor het overleggen van het proces-verbaal. Ter zitting heeft hij toegelicht wat daaruit zou moeten worden afgeleid, te weten dat DRZ gewoonlijk een uurtarief van minimaal € 80 hanteert, en hogere tarieven voor auto’s uit het luxere segment. Eiseres heeft slechts een beperkt deel van het proces-verbaal overgelegd. Uit de overgelegde passages volgt niet of deze bedragen ook in 2019 al werden gehanteerd, zodat die verklaring op zich geen aanleiding vormt van een hoger uurtarief uit te gaan dan het bedrag van € 75 ex btw dat DRZ in de onderhavige rapporten heeft gebruikt en waarbij verweerder wenst aan te sluiten. Uit het feit dat in alle rapporten hier is uitgegaan van € 75 per uur kan al worden afgeleid dat ten tijde van het opstellen van deze rapporten kennelijk niet standaard met € 80 per uur werd gerekend.

9. Omdat voor het overige sprake is van een bewijswaardering, zal hierna per auto beoordeeld worden in hoeverre verweerder met de overlegging van de rapporten van DRZ de taxaties van eiseres voldoende gemotiveerd heeft bestreden. Ook zal in dat kader aandacht worden besteed aan het feit dat soms nog kortingen op het uurtarief zijn toegepast.

Correcties “marktsituatie” en “marktsituatie dealer” bij de koerslijsten van Eurotaxglass’s

10. Tussen partijen is niet in geschil dat als een koerslijst van Eurotaxglass’s tot de stukken behoort en na correctie voor marktsituatie en marktsituatie dealer (in totaal 15% over de waarde van de kale auto) die uitkomst leidt tot een lagere handelsinkoopwaarde voor aftrek van schade dan waarvan verweerder is uitgegaan, die lagere handelsinkoopwaarde kan worden gehanteerd. Voor auto 2 heeft verweerder dit in bezwaar al gedaan. Eiseres heeft gesteld dat dit voor nog twee auto’s geldt, maar die stelling niet onderbouwd. Zij heeft verwezen naar een niet overgelegde productie. Ook ter zitting is de stelling niet nader onderbouwd. Aan deze stelling gaat de rechtbank daarom voorbij.

Waardevermindering als gevolg van schade

11. Op de omvang van de schade zal de rechtbank hierna per auto afzonderlijk ingaan.

12. Voor de hoogte van het uurtarief verwijst eiseres naar een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 april 20212 op grond waarvan volgens haar een uurtarief van € 84 heeft te gelden. Verweerder bestrijdt deze stelling, onder meer door te wijzen op een uitspraak van hetzelfde hof van 9 maart 20213.

13. Het hof heeft op 20 april 2021 kort gezegd overwogen dat gezocht moet worden naar het laagste restbedrag aan belasting dat bij een redelijke benadering van de werkelijke waarde geacht kan worden nog vervat te zijn in de waarde van een referentievoertuig, dat aannemelijk is dat niet kan worden uitgesloten dat op de binnenlandse markt schadeauto’s als daar aan de orde ook worden gekocht door autohandelaren die geen autoschadeherstelbedrijf zijn, en dat niet kan worden uitgesloten dat dergelijke autohandelaren geen korting kunnen bedingen op het uurtarief en dat daarmee rekening zal worden gehouden bij de totstandkoming van de koopprijs.

14. Hoewel de overwegingen van het hof in de uitspraak van 20 april 2021 in het voordeel van eiseres lijken te spreken, en het hof de redenering daarin heeft herhaald in een uitspraak van 26 oktober 20214, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat deze overwegingen niet zo veralgemeniseerd kunnen worden als eiseres meent. Het Unierecht vereist dat een belastingplichtige de mogelijkheid heeft de werkelijke waarde van de auto zo goed mogelijk te kunnen bepalen. Dit brengt mee dat niet kan worden volstaan met een algemene tabel, maar de mogelijkheid moet bestaan naar de individuele omstandigheden te kijken. Dit volgt onder meer uit het arrest Gomes Valente van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ)5.

15. In dit geval is sprake van taxaties, waarmee al de mogelijkheid bestaat de werkelijke waardevermindering van de individuele auto’s zo goed mogelijk te benaderen. Wat die waarde is, is niet zonder meer afhankelijk van wat de minst biedende koper (die geen korting krijgt op schadeherstel) bereid is te betalen. Het feit dat in zijn algemeenheid niet is uitgesloten dat vergelijkbare schadeauto’s worden opgekocht door handelaren die geen korting krijgen, betekent slechts dat een systeem dat standaard uitgaat van opkoop door handelaren die die korting wel krijgen, zonder de mogelijkheid van tegenbewijs, in strijd is met het Unierecht. Het is echter nog steeds aan eiseres om in het individuele geval te onderbouwen dat en waarom met een uurtarief van ten minste € 84 moet worden gerekend. Zij beroept zich immers op de waardeverminderende omstandigheid, waarvan zij volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad6 de bewijslast draagt. De enkele verwijzing naar de uitspraak van het hof is niet voldoende voor het leveren van het bewijs dat voor deze auto’s een dergelijk uurtarief gehanteerd dient te worden.

16. Eiseres heeft er verder op gewezen dat in verschillende hertaxaties een korting is toegepast op de prijs van de loonkosten, tot vaak 22,5%. Zij heeft de juistheid daarvan bestreden. In de rapporten van DRZ is deze korting niet toegelicht en ook verweerder heeft niet eenduidig kunnen verklaren wat hiervoor de aanleiding is. Waar eiseres gemotiveerd heeft gesteld dat een uurtarief van € 75 eigenlijk al te laag is, impliceert dat ook een gemotiveerde betwisting van de korting. Daartegenover staat niets van de zijde van verweerder. Sterker nog, uit het verweerschrift kan worden afgeleid dat verweerder kan instemmen met een uurtarief van € 75 en hij heeft hierop geen korting bepleit. De rechtbank zal deze korting daarom corrigeren.

17. Voor het te hanteren percentage voor de waardevermindering in verband met schade stelt eiseres dat gelet op de jurisprudentie van het HvJ verweerder inzage moet geven in de totstandkoming van de 72% in het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en dat niet van dit percentage kan worden uitgegaan, omdat die onderliggende informatie niet bekend is gemaakt. De rechtbank begrijpt de stelling van eiseres als een verwijzing naar overweging 34 in het arrest Gomes Valente, waarin het HvJ overweegt dat tegenbewijs hoe dan ook slechts mogelijk is, indien het criterium of de criteria op basis waarvan - in dat geval - de tabel is berekend, ter kennis zijn gebracht van het publiek. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres heeft de volledige bewijslast ter zake van de hoogte van de waardevermindering als gevolg van schade. Zonder de 72%-regeling zou het mogelijk zijn dat in het geheel geen rekening zou worden gehouden met een waardevermindering als eiseres die niet aannemelijk zou maken. Er is dus sprake van een tegemoetkoming in haar bewijslast. Eiseres hoeft niet de onjuistheid van de 72% te onderbouwen, zij hoeft slechts - zoals zij ook zonder de regeling al moest - de door haar bepleite waardevermindering te onderbouwen. Als zij niet slaagt in haar bewijs, krijgt zij in elk geval nog de 72% vermindering, ongeacht of die 72% in werkelijkheid juist zou zijn in het individuele geval. De stellingen omtrent de wijze van totstandkoming van het percentage van 72 en de glijdende schaal voor de leeftijd van de auto kunnen haar dus niet baten: er is geen juridische noodzaak de 72% te toetsen.

18. Eiseres heeft in dit verband ook gesteld dat zij voor alle zeventien auto’s heeft gemotiveerd waarom van een hoger percentage moet worden uitgegaan. De rechtbank zal die stelling hier in zijn algemeenheid beoordelen en dat oordeel bij de bespreking van de individuele auto’s verder uitwerken. Voor zover eiseres stelt dat haar taxateur door het toepassen van een aftrek voor gebruikssporen al rekening heeft gehouden met het verschil tussen schade en waardevermindering, is dat standpunt onjuist. Dit zijn twee verschillende dingen. Gebruikssporen zijn geen schade in de zin van de Wet BPM. Die blijven dus in het geheel buiten beschouwing. De vraag die hier aan de orde is, is of het bedrag aan herstelkosten van de schade (dus zonder gebruikssporen) gelijk is aan de waardevermindering van de auto. Dat hangt af van verschillende factoren, waaronder de exclusiviteit en de leeftijd van de auto. Het is namelijk aannemelijk dat voor jonge en exclusieve auto’s geen of minder tweedehands onderdelen voorhanden zijn, zodat een reparatie gemiddeld duurder zal uitvallen. Ook zal een koper van een jonge tweedehands auto in de regel hogere eisen aan die auto stellen dan een koper van een tweedehands auto van een aantal jaren oud. Dit heeft in de jurisprudentie al verschillende keren geleid tot toepassing van hogere percentages dan 72, tot 100 aan toe. Eiseres wijst ook terecht op de hiervoor al genoemde uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 april 2021, waar in dat geval is uitgegaan van 90%. De rechtbank zal hierna per auto beoordelen welk percentage aannemelijk is. Overigens is DRZ al uitgegaan van hogere percentages dan 72, wat past bij het feit dat het in dit geval allemaal nog relatief jonge auto’s betreft met vaak (vrij) weinig kilometers op de teller. Verweerder heeft in een deel van de gevallen (auto’s 2 tot en met 5, 7 en 12) zelfs de volledige door DRZ vastgestelde schade als waardevermindering in aanmerking genomen. Dit is anders voor auto’s 1, 8 tot en met 11, 13, 14 en 17, waarbij verweerder DRZ heeft gevolgd, en voor auto’s 6, 15 en 16, waarvoor verweerder evenals DRZ in het geheel geen schade in aanmerking heeft genomen.

19. Voor die auto’s heeft verweerder in beroep alsnog bestreden dat de waardevermindering 100% van de schade bedraagt en hieraan een beroep op interne compensatie gekoppeld voor het geval de rechtbank op punten zou meegaan met de stellingen van eiseres. De rechtbank acht dit echter niet mogelijk. Verweerder heeft al een uitdrukkelijk standpunt bepaald ter zake van de mogelijkheid 100% van de schade af te trekken als waardevermindering. In alle voorkomende gevallen is in de kennisgeving van de naheffingsaanslag uitdrukkelijk benoemd dat in afwijking van het rapport van DRZ met de volledige herstelkosten van de schade als waardevermindering wordt gerekend met als motivering “Ik zie in dit specifieke geval reden om gebruik te maken van de bruto waardevermindering van (volledig bedrag)” of woorden van gelijke strekking. Terugkomen op een dergelijk uitdrukkelijk standpunt is in strijd met het vertrouwensbeginsel.

20. De verwijzing van eiseres naar de uitgangspunten in het arrest Gomes Valente is overigens wel van belang voor een ander punt. Dat betreft de vraag hoe specifiek of algemeen DRZ de taxatie van eiseres dient te betwisten. Ook al draagt eiseres de bewijslast van de hoogte van de waardevermindering, in lijn met overweging 34 van het arrest dient voor haar wel voldoende duidelijk te zijn waartegen zij bewijs moet leveren, met andere woorden: wat de grondslag is voor het niet meenemen van schade. Anders is het voor haar onmogelijk om ter zake doende argumenten aan te voeren en de juistheid van de conclusies van DRZ gericht te bestrijden.

21. In het kader van de bewijslastverdeling heeft verweerder verder met verwijzing naar een uitspraak van 1 maart 2022 van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden7 betoogd dat een handelsinkoopwaarde nimmer in goede justitie kan worden vastgesteld, omdat op hem geen bewijslast rust. De rechtbank volgt deze stelling in zoverre dat een handelsinkoopwaarde in beginsel niet schattenderwijs tot stand kan komen. Anders dan bij de WOZ is het niet zo dat eerst de ene partij moet bewijzen, als die niet slaagt in het bewijs de andere partij aan zet is en als die ook niet slaagt in het bewijs de rechtbank het zelf gaat doen. Het is echter wel denkbaar dat eiseres het bestaan van schade aannemelijk maakt, en dat enige waardevermindering als gevolg daarvan ook aannemelijk is, maar dat zij niet slaagt in het bewijs van de hoogte van die waardevermindering, waardoor onduidelijk blijft wat de precieze waardevermindering is. In dat geval zal de rechtbank binnen de regels van bewijslast tot een waardevermindering moeten kunnen komen. Wanneer daaraan de term “in goede justitie” wordt gekoppeld, is dat op zichzelf genomen geen onjuiste benadering. De rechtbank zal echter als uitgangspunt de stukken nemen die eiseres in het geding heeft gebracht.

22. Verweerder heeft bij diverse taxatierapporten kanttekeningen geplaatst omdat tijdstippen en/of data niet juist zijn vermeld. De taxateur van eiseres heeft erkend dat in 2019 niet altijd conform de bedoelde manier datum en begin- en eindtijd werden vermeld. Wat voorkwam, is dat een controle al werd opgestart en op een later moment werd afgemaakt, waardoor het rapport een latere datum vermeldde dan de datum van fysieke opname. Ook het moment waarop de foto’s worden genomen kan zowel voor als na de inventarisatie van de schade liggen. Sinds het belang van een juiste vermelding nog eens is onderstreept door de Hoge Raad8, zijn de taxateurs hier meer alert op en wordt hier strakker uitvoering aan gegeven. Verweerder heeft erop gewezen dat in artikel 1.2 van Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: de Uitvoeringsregeling) dwingend staat voorgeschreven dat datum, begintijd en eindtijd van de fysieke opname worden vermeld. Volgens verweerder kan een taxatierapport dat hieraan niet voldoet niet bijdragen tot het bewijs. Hij verwijst daarvoor behalve naar het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 naar de toelichting in het Belastingplan 2015. De rechtbank is echter van oordeel dat deze consequentie niet automatisch dient te gelden. Daarbij wijst zij erop dat in weerwil van artikel 3.2 van dezelfde bijlage, waarin staat voorgeschreven dat de handelsinkoopwaarde van drie tot vijf referentievoertuigen wordt vermeld, de Hoge Raad ermee heeft ingestemd dat een koerslijst wordt gebruikt.9 Dit is vervolgens ook in de Uitvoeringsregeling gefaciliteerd, zonder dat de tekst van de bijlage hierop is aangepast. Er is dus enige ruimte om de voorschriften - binnen de kaders van het Unierecht - te interpreteren. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding een zo ver strekkende consequentie te verbinden aan het niet op de bedoelde wijze vermelden van datum en tijdstip als verweerder voorstaat zolang inhoudelijk geen twijfel bestaat over de wijze van taxatie. Er is in dit geval geen enkele grond (ook niet gesteld) om te veronderstellen dat de taxateur door deze data en tijdstippen op deze wijze te vermelden heeft geprobeerd te frauderen of een voordeel voor belanghebbende heeft geprobeerd te creëren. Daarbij wijst de rechtbank er ook op dat verweerder zelf heeft benoemd dat de belangrijkste reden voor het voorschrift in artikel 1.2 is dat belanghebbende de auto zes werkdagen in ongewijzigde staat beschikbaar moet houden. Als een latere datum in het rapport is vermeld vanwege het feit dat het rapport niet direct na de fysieke opname is opgesteld maar pas later, is die termijn alleen maar langer en dus komt dit juist de controlemogelijkheden van verweerder ten goede. Deze kan immers betogen dat het voertuig tot zes dagen na vermelde datum beschikbaar moet worden gehouden, ook als de fysieke opname eerder zou hebben plaatsgevonden. Waarom dit het taxatierapport ongeschikt zou maken om tot bewijs te dienen, valt niet in te zien. Overigens heeft eiseres met de toelichting ter zitting over de gang van zaken ook de stelling van verweerder dat de taxateur in 20-30 minuten de foto’s maakt, de krijtstrepen aanbrengt, de auto beoordeelt en de schadecalculatie opstelt gemotiveerd bestreden. Dit is dus immers juist niet het geval.

23. Ook het ontbreken van inkoopverklaringen of -facturen bij de taxaties leidt niet tot onbruikbaarheid daarvan. Deze stukken zijn in de loop van de procedure alsnog verstrekt. Al uit jurisprudentie van de Hoge Raad uit 201610 volgt dat een dossier gaandeweg nog aangevuld kan worden, mits dit er maar niet toe leidt dat een nieuwe controle van het voertuig nodig is.

24. Ter zake van het ontbreken van Nederlandstalige boekjes heeft eiseres erop gewezen dat DRZ dit soms wel en soms niet als waardeverminderende factor in aanmerking heeft genomen. Zij is van mening dat dit bij alle auto’s zou moeten. Verweerder bestrijdt dit en stelt zich op het standpunt dat op de koerslijstwaarde alleen schade in mindering kan komen en verder geen correcties zijn toegestaan. Het ontbreken van boekjes is geen schadepost. Hij verwijst hierbij naar het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 10 november 2017. In dat arrest is echter alleen beslist dat de methode “koerslijst minus schade” een geoorloofde methode is. De vraag of andere correcties toegestaan zijn, is daarin niet beantwoord en evenmin in het hierna nog te bespreken arrest van 28 februari 2020. Omdat sprake is van individuele waardebepalingen, is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is louter met de koerslijstwaarde en waardeverminderingen als gevolg van schade te rekenen. De werkelijke waardevermindering van de individuele auto dient zo goed mogelijk te worden benaderd. Als aannemelijk is dat het ontbreken van boekjes tot waardevermindering leidt, dient daarmee rekening te worden gehouden11. DRZ heeft een waardevermindering als zodanig niet bestreden, maar in een aantal gevallen volstaan met de opmerking dat geen sprake is van schade. Dat is gelet op het voorgaande onvoldoende. Daarom zal de rechtbank de door eiseres gehanteerde waardeverminderingen overnemen.

25. Ten slotte heeft verweerder het standpunt ingenomen dat een nadere toelichting van de deskundige ter zitting geen aanvullende bewijskracht heeft ten aanzien van het bestaan van schade. Volgens verweerder had eiseres nota’s kunnen en moeten overleggen om herstel van schade te bewijzen. Hoe zich dat verhoudt met de wettekst, heeft verweerder daarbij niet toegelicht. De wet gaat er immers van uit dat het bewijs in de eerste plaats wordt geleverd met een taxatierapport. De deskundige heeft eventuele onduidelijkheden daarover kunnen wegnemen en heeft kunnen wijzen op eventuele onjuistheden in de rapporten van DRZ. Hieraan kan in dat licht wel degelijk bewijskracht toekomen. Uiteindelijk is sprake van een kwestie van bewijswaardering. Eiseres dient de schade en de waardevermindering te onderbouwen en kan dat in beginsel met een rapport doen; wanneer verweerder de juistheid hiervan bestrijdt, dient dat gemotiveerd te gebeuren, bij voorkeur met een rapport van hertaxatie. Daarmee komt de zaak in principe weer in evenwicht. Omdat de bewijslast op eiseres rust, dient zij vervolgens met nadere argumenten te komen waarom niettemin van de door haar voorgestane waardevermindering (of in elk geval een grotere waardevermindering dan verweerder voorstaat) dient te worden uitgegaan. Dit kan (mede) door het overleggen van facturen, maar een verplichting daartoe bestaat geenszins. Het niet overleggen van facturen heeft ook geen enkel gevolg voor de waardering van het bewijs, te meer omdat de deskundige van eiseres er terecht op heeft gewezen dat ten tijde van het opstellen van de taxatierapporten die facturen er nog niet zijn (de schade moet immers nog hersteld worden) en het per situatie verschilt of en wanneer schade wordt hersteld. Ook niet-herstelde schade heeft een waardevermindering tot gevolg.

Kilometercorrectie

26. In een enkel geval heeft de taxateur van eiseres een correctie op de waarde van de auto’s toegepast “in verband met geen oordeel over de kilometerstand”. Eiseres heeft toegelicht dat de Dienst Wegverkeer (RDW) bij import per definitie geen oordeel geeft over de betrouwbaarheid van de kilometerstand van de auto. Dit levert een waardevermindering op, omdat consumenten zich graag goed willen laten informeren en de voorkeur geven aan auto’s waarover meer informatie bekend is. De rechtbank acht dit gegeven op zich aannemelijk en ook dat het ontbreken van een oordeel van de RDW over de betrouwbaarheid van de kilometerstand van een auto een waardedrukkend effect heeft. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is echter een andere, namelijk of dat aanleiding moet vormen voor een vermindering van de handelsinkoopwaarde op de wijze als de taxateur heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat daar in beginsel geen aanleiding voor bestaat. De stelling van eiseres komt er immers op neer dat de RDW in geen enkel geval van import een uitspraak doet over de betrouwbaarheid van de kilometerstand. Dit geldt dus voor alle parallel ingevoerde auto’s. Uit eerdere zaken is het de rechtbank bekend dat de koerslijstwaarde - in ieder geval die in XRAY - lager uitvalt wanneer uit de ingevoerde gegevens volgt dat sprake is van parallelimport. Dit volgt uit de discussie die in het verleden heeft gespeeld over de gelijkstelling van de datum eerste toelating met de datum van het (Nederlandse) deel 1A12. Die gelijkstelling leidde tot hogere koerslijstwaarden als gevolg van het feit dat XRAY de auto’s beschouwde als officieel ingevoerde auto’s. Hoewel er verschillende redenen kunnen zijn waarom parallel ingevoerde auto’s in de regel een lagere waarde hebben, acht de rechtbank het aannemelijk dat het ontbreken van (een deel van de) kennis over de historie van het voertuig, inclusief het ontbreken van een uitspraak van de RDW over de betrouwbaarheid van de kilometerstand, een van die redenen is. Daarmee moet er in beginsel van worden uitgegaan dat wanneer bij de waardering van een auto gebruik wordt gemaakt van een koerslijst, en daarbij wordt vergeleken met parallel ingevoerde auto’s, er geen aanleiding is voor een extra correctie op dit punt, omdat het ontbreken van een dergelijke uitspraak van de RDW automatisch in de koerslijstwaarde is verdisconteerd, aangezien dit immers voor alle parallel ingevoerde auto’s geldt. Dit kan onder omstandigheden wellicht anders zijn, met name als aannemelijk is dat in de koerslijst (hoofdzakelijk of uitsluitend) met officieel ingevoerde auto’s is vergeleken, maar het ligt op de weg van eiseres om te stellen en te onderbouwen dat dergelijke omstandigheden in het individuele geval aan de orde zijn. Zij heeft dat niet gedaan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een (extra) correctie op de handelsinkoopwaarde vanwege het ontbreken van een oordeel van de RDW over de juistheid van de kilometerstand.

Aftrek ex-rental buiten XRAY

27. Eiseres stelt zich op het standpunt dat een aftrek dient plaats te vinden vanwege het feit dat de auto’s voormalige huurauto’s zijn. Wanneer gebruik is gemaakt van de koerslijst van XRAY, is hiermee op die wijze al rekening gehouden. Wanneer de waarde van de auto in onbeschadigde staat op andere wijze is bepaald, dient de aftrek € 1.193 te zijn, aldus eiseres. Verweerder bestrijdt dit met verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 28 februari 202013. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat dit arrest betrekking heeft op de situatie waarin wordt geopteerd voor het vaststellen van de afschrijving van de auto door gebruikmaking van een koerslijst. De Hoge Raad heeft in het arrest van 28 februari 2020 duidelijk gemaakt dat wanneer een belastingplichtige voor zijn aangifte gebruik maakt van een in de handel algemeen toegepaste koerslijst waarin het zijn van ex‑rental niet als variabele is opgenomen, ervan moet worden uitgegaan dat dit gegeven bij de waardebepaling volgens deze koerslijst niet relevant is en dat het de belastingplichtige in dat geval niet vrijstaat om - los van de gekozen koerslijst - hiervoor een vermindering in aanmerking te nemen, omdat ervan moet worden uitgegaan dat de variabelen die de koerslijst in aanmerking neemt een samenhangend geheel vormen. Naar het oordeel van de rechtbank geldt die redenering niet als sprake is van een taxatie. In dat geval vindt immers een individuele waardebepaling plaats, waarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens van ten minste drie referentieauto’s. De Hoge Raad heeft geaccordeerd dat hiervoor de gegevens uit een koerslijst worden gebruikt14. Omdat sprake is van een individuele waardebepaling, staat er naar het oordeel van de rechtbank niets aan in de weg dat op de waarde van de referentieauto’s een correctie wordt toegepast voor het feit dat sprake is van een ex-huurauto wanneer aannemelijk is dat de referentieauto’s niet, of niet in overwegende mate, huurauto’s zijn15. Omdat het aandeel huurauto’s in het totale autobestand van Nederland relatief beperkt is, acht de rechtbank voorshands aannemelijk dat wanneer algemene gegevens uit een koerslijst worden gebruikt, waarbij geen onderscheid is gemaakt naar het bestaan van een huurverleden, een meerderheid van de referentieauto’s geen huurverleden heeft. Daarom bestaat in geval van taxatie, anders dan wanneer wordt geopteerd voor het doen van aangifte op basis van een koerslijst, ruimte voor de door eiseres voorgestane correctie. Verweerder heeft inhoudelijk de hoogte van de correctie niet voldoende gemotiveerd bestreden, zodat de rechtbank zal uitgaan van het bedrag van € 1.193.

Cataloguswaarden

28. In diverse gevallen is verweerder bij de naheffing uitgegaan van een lagere cataloguswaarde (ook wel: historische nieuwprijs) dan eiseres bij de aangifte. In de meeste gevallen is dit het gevolg van een verschil in gehanteerde CO2-uitstoot. Dit heeft ermee te maken dat de uitvoering van dezelfde auto voor de Nederlandse markt soms op details afwijkt van die voor de buitenlandse markt. Dit kan invloed hebben op de hoogte van de CO2-uitstoot en dus op de hoogte van de historische BPM en daarmee de hoogte van de cataloguswaarde. De ingevoerde auto heeft dan een hogere CO2-uitstoot dan de referentieauto in de koerslijst. De vraag is of voor de bepaling van de afschrijving van de (lagere) cataloguswaarde van de referentieauto moet worden uitgegaan of van de (hogere) cataloguswaarde van de ingevoerde auto. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat de gebruikte referentieauto’s in de koerslijst geschikte referentievoertuigen zijn. Het doel van het bepalen van de waarde van de auto op basis van de koerslijst is uiteindelijk het vaststellen van de vermindering als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet BPM. De afschrijving van de auto is gekoppeld aan de afschrijving van referentievoertuigen met een lagere CO2-uitstoot en de bijbehorende lagere bruto BPM. Indien enkel de catalogusprijs wordt verhoogd met een hogere bruto BPM, zal dit leiden tot een kunstmatige verhoging van het afschrijvingspercentage, terwijl de feitelijke waardevermindering van het referentievoertuig niet is veranderd. Niet aannemelijk is dat de auto’s die eiseres invoert méér afschrijven dan de referentievoertuigen, voor zover het verschil in waarde slechts verklaard wordt door de hogere BPM. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de Hoge Raad in het arrest van 2 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7393, heeft bevestigd dat de afschrijving van de BPM in overeenstemming is met de waardedaling van een auto. De hoogte van de BPM is dus niet van invloed op de mate van afschrijving van een auto. Terecht heeft verweerder dus voor de bepaling van de afschrijving van de auto’s de cataloguswaarde genomen op basis van de bruto BPM van de referentieauto. Dit is ook het meest in lijn met de systematiek van artikel 10, tweede lid, van de Wet BPM, waaruit volgt dat een wijziging van de bruto BPM als gevolg van het toepassen van een tussentijds tarief evenmin invloed heeft op de cataloguswaarde. De uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 november 202116 waarnaar partijen hebben verwezen acht de rechtbank in dit verband niet van belang, omdat het daar een auto betreft die van oorsprong bestemd was voor de Amerikaanse markt. Daarbij speelt in de regel een extra discussie over de bruikbaarheid van de koerslijst voor de best vergelijkbare Nederlandse auto en de opbouw van de waarde, die maakt dat een beslissing in die situatie niet zomaar toepasbaar is op de onderhavige. In het specifieke geval was over de componenten van die waarde bovendien geen geschil, wat maakte dat het hof maar tot één conclusie kon komen. Die conclusie kan niet zomaar op deze zaak worden toegepast.

Auto 1

29. Verweerder is bij de naheffing uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 25.500 overeenkomstig het rapport van DRZ. Dit betreft de waarde onbeschadigd op basis van een koerslijst van XRAY voor ex-huurauto’s van € 28.076 verminderd met 82% van de herstelkosten van de schade die DRZ heeft meegenomen van € 3.146.

30. Eiseres heeft erop gewezen dat DRZ de schade aan het portier rechtsvoor niet heeft meegenomen. De rechtbank acht deze wel aannemelijk en onvoldoende, althans onvoldoende duidelijk, betwist. Voor zover bedoeld is dit in één pennenstreek mee te nemen in het kopje “portier RA t/m motorkap” is dat niet voldoende. Weliswaar lijkt het niet onlogisch om van het portier rechtsachter via het portier rechtsvoor naar de motorkap te lopen, maar uit deze weergave valt niet af te leiden of DRZ daadwerkelijk de schade aan het rechter voorportier heeft gezien en dus beoordeeld. Daarbij wordt weliswaar nog verwezen naar foto’s 25 t/m 38, maar bij de foto’s is - anders dan bij de foto’s in het rapport van de deskundige van eiseres - niet vermeld wat daarop volgens de deskundige van DRZ precies wel of niet te zien zou zijn, zodat niet zonder meer duidelijk is wat deze heeft geconstateerd. Het is niet aan de rechtbank om hiernaar te raden. Een dergelijke vage verwijzing naar foto’s volstaat daarom niet.

31. De rechtbank zal op basis van het rapport van de deskundige van eiseres de kosten van spuiten voorportier meenemen waarbij voor het arbeidsloon een uurtarief van € 75 wordt gehanteerd (zoals hiervoor in het algemene deel is toegelicht) omdat deze kosten voor het overige niet gemotiveerd zijn betwist. Dit komt neer op € 79,95 materiaalkosten vermeerderd met 2,6 uur x € 75 arbeidsloon oftewel € 274,95 ex btw. Verder plust de rechtbank het bedrag van de korting op de loonkosten en het spuitloon, bij elkaar € 383,06, bij. Inclusief btw komt dit neer op € 796. Opgeteld bij de al geaccepteerde schade van € 3.146 belopen de totale herstelkosten dan € 3.942. Voor het overige acht de rechtbank de betwisting door verweerder voldoende. Dit geldt ook voor de ter zitting specifiek besproken schade aan de rechterzijde. De foto’s geven op dit punt bepaald geen eenduidig beeld. Gelet op de leeftijd en kilometerstand van de auto acht de rechtbank een waardevermindering van 82% wel te laag. In vergelijkbare zaken op deze zitting heeft verweerder voor auto’s waarvan de aangifte dateert van minder dan een jaar na de datum eerste toelating 100% geaccepteerd. Omdat het hier ook nog eens gaat om een auto uit het luxere segment met weinig kilometers op de teller (zeker in aanmerking nemend dat het een diesel betreft), neemt de rechtbank ook hier 100% in aanmerking. Daarmee is de waardevermindering als gevolg van schade € 3.942. Daarbij komt dan nog de waardevermindering vanwege het ontbreken van Nederlandse boekjes van afgerond € 103. De handelsinkoopwaarde van de auto bedraagt dan € 28.076 - € 3.942 - € 103 = € 24.031. Gelet op de cataloguswaarde van € 54.616 is de afschrijving 55,97%, de verschuldigde BPM ten tijde van de aangifte € 5.251 en de herrekende BPM € 7.437. Vanwege drie maanden extra leeftijdskorting is ten tijde van de registratie € 4.925 verschuldigd. Voldaan is € 4.821. De naheffing wordt daarom verminderd tot € 104.

Auto 2

32. Verweerder is na bezwaar uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 14.724. Dit betreft de waarde onbeschadigd van € 18.103 op basis van een koerslijst van Eurotaxglass’s minus 15% vanwege marktsituatie en marktsituatie dealer verminderd met 100% van de herstelkosten van de schade die DRZ heeft meegenomen van € 3.379. Verweerder stelt zich op het standpunt dat alsnog moet worden uitgegaan van de koerslijst van XRAY voor ex-rentals, maar de rechtbank is van oordeel dat een dergelijke standpuntwijziging - los van de vraag of daar grond voor is - in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Er is immers al een uitdrukkelijk standpunt bepaald over de waarde in onbeschadigde staat en daar is voor de uitspraak op bezwaar ook al gevolg aan gegeven.

33. Eiseres heeft in beroep uitvergrotingen van foto’s van enkele specifieke schades overgelegd. De rechtbank wijst erop dat DRZ gelet op haar schadecalculatie al rekening heeft gehouden met spuitkosten van de linker achterzijwand. Voor het herstel van de schades aan de portieren rechts volstaat volgens DRZ polijsten. Eiseres heeft dit bestreden, maar daar zijn de deskundigen het klaarblijkelijk niet met elkaar eens. Bewijslast brengt ook bewijsrisico met zich. Onduidelijkheid op dit punt werkt ten nadele van eiseres, zodat er geen grond is haar op dit punt te volgen. Van het putje in de motorkap betwist DRZ dat het schade betreft, het gaat volgens haar om gebruikssporen. Dit acht de rechtbank aannemelijk. Gelet op dit alles is er geen grond voor nadere aftrek voor schade.

34. Wel ziet de rechtbank aanleiding de korting op het uurtarief van 27,5% te corrigeren. Dit betreft een bedrag van € 407 inclusief btw. De bijkomende kosten voor het Nederlandse boekenpakket zijn door DRZ al meegenomen. De totale waardevermindering komt daarmee op € 3.786 en de handelsinkoopwaarde van de auto bedraagt dan € 14.317. Dit betekent dat de afschrijving 61,66% bedraagt. Ten tijde van de aangifte was daarom € 5.342 BPM verschuldigd. De herrekende BPM bedraagt € 7.194. Rekening houdend met twee maanden extra leeftijdskorting was ten tijde van de registratie € 5.075 BPM verschuldigd. Op aangifte is € 4.365 voldaan. De rechtbank vermindert de naheffing daarom tot € 710.

Auto 3

35. Verweerder is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 14.100. Dit bedrag bestaat uit de handelsinkoopwaarde onbeschadigd van € 16.132 volgens de koerslijst van AutotelexPro verminderd met 100% van de door DRZ vastgestelde schade van € 2.032. De rechtbank ziet op basis van de uitvergrote foto’s die eiseres heeft overgelegd en de toelichting ter zitting geen aanleiding met meer schadeposten rekening te houden dan DRZ heeft gedaan, maar acht het wel aannemelijk dat voor het linker voorportier louter een deklaag spuiten niet voldoende is, omdat daar lak ontbreekt, en dat daadwerkelijk herstelspuiten nodig is. Dat betekent dat de kosten kunnen worden begroot op € 58,81 materiaalkosten en 1,6 x € 75 = € 120 arbeidsloon, totaal dus € 178,81, in plaats van de door DRZ berekende € 114,46. Inclusief btw betekent dit een extra aftrek vanwege schade van € 78. Omdat daarnaast is gerekend met een koerslijst die niet aantoonbaar rekening houdt met het zijn van ex-rental, bestaat aanvullend recht op een aftrek van € 1.193. DRZ heeft in dit geval een korting op het uurtarief toegepast van € 284,63 ex btw, oftewel € 344 inclusief btw, waarvoor de rechtbank zal corrigeren, maar wel al rekening gehouden met de gevolgen van het ontbreken van Nederlandse boekjes. De handelsinkoopwaarde komt gelet op het voorgaande uit op € 14.100 - € 78 - € 1.193 - € 344 = € 12.485. Bij een cataloguswaarde van € 32.485 is de afschrijving dan 61,57% en de verschuldigde BPM bij aangifte € 3.292. De herrekende BPM komt dan op € 4.180. Rekening houdend met twee maanden extra leeftijdskorting bedraagt de verschuldigde BPM € 3.103. Dat is minder dan eiseres heeft voldaan en dus is er geen grond voor naheffing. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat zij geen teruggaaf kan verlenen omdat het niet mogelijk is te compenseren “over auto’s heen”17.

Auto 4

36. Verweerder heeft de naheffing gebaseerd op een handelsinkoopwaarde van € 13.893. Daarbij is uitgegaan van een waarde in onbeschadigde staat van € 15.911 op grond van de koerslijst van AutotelexPro die DRZ heeft opgesteld en aftrek van 100% van de schade, die volgens DRZ € 2.018 bedraagt. Tot het dossier behoort echter ook een door eiseres overgelegde koerslijst van AutotelexPro met een waarde van € 15.910. Verweerder had van die gunstiger koerslijst dienen uit te gaan. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de koerslijst van eiseres uitkomt op € 15.916 maar het stuk waar verweerder naar verwijst is gebruikt ter onderbouwing van de cataloguswaarde, op de volgende pagina is de koerslijst vermeld, die wel degelijk uitkomt op € 15.910. Omdat sprake is van een koerslijst die niet aantoonbaar rekening houdt met het zijn van ex-rental, bestaat bovendien recht op een extra aftrek van € 1.193. Eiseres heeft ook van deze auto bij de gronden van het beroep een aantal uitvergrote foto’s overgelegd. Op de foto van de motorkap is een kras te zien. DRZ heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom daarmee geen rekening is gehouden. In het hertaxatierapport is vermeld “geen schade/valt onder gebruikersschade”. Het is de rechtbank niet duidelijk of dit betekent dat niets is aangetroffen of dat wel iets is aangetroffen, maar DRZ van oordeel is dat sprake is van gebruikssporen, wat mede gelet op de leeftijd van de auto en de kilometerstand bij deze kras niet zonder meer voor de hand ligt. Hiermee is sprake van een onvoldoende duidelijke, en daarom onvoldoende gemotiveerde, betwisting. De rechtbank neemt daarom deze schade mee. De herstelkosten hiervan kunnen aan de hand van het rapport van de taxateur van eiseres worden berekend op € 362,21 ex btw te weten 3,3 uur tegen een uurtarief van € 75 en € 114,71 materiaalkosten. Inclusief btw is dit € 438. Dat ter voorkoming van kleurverschil dan ook het spatbord linksvoor zou moeten worden overgespoten acht de rechtbank, mede gelet op de plek van de schade, niet zonder meer aannemelijk. De overige foto’s maken onvoldoende duidelijk dat DRZ met te weinig schade rekening zou hebben gehouden. Ook heeft DRZ al rekening gehouden met het ontbreken van Nederlandse boekjes. Wel is er een korting van € 347 op loonkosten toegepast die de rechtbank zal corrigeren. Evenals verweerder zal de rechtbank 100% van de herstelkosten als schade in aftrek brengen. Dat betekent dat de handelsinkoopwaarde van de auto kan worden bepaald op € 15.910 - € 1.193 - € 2.018 - € 438 - € 347 = € 11.914. Gelet op de cataloguswaarde van € 32.485 is de afschrijving 63,32% en de verschuldigde BPM bij aangifte € 3.141. De herrekende BPM bedraagt € 3.989. Rekening houdend met twee maanden extra leeftijdskorting is de verschuldigde BPM bij registratie € 2.961. Op aangifte is € 2.874 voldaan. De naheffing wordt verminderd tot € 87.

Auto 5

37. Verweerder heeft de naheffing gebaseerd op een handelsinkoopwaarde van € 18.380. Daarbij is uitgegaan van een waarde in onbeschadigde staat van € 20.606 op grond van de koerslijst van XRAY die DRZ heeft opgesteld en aftrek van 100% van de schade, die volgens DRZ € 2.226 bedraagt. De koerslijst van eiseres geeft echter een waarde onbeschadigd van € 20.171. De rechtbank zal die als uitgangspunt nemen. Dit is een koerslijst van XRAY waarbij al is aangegeven dat sprake is van een ex-rental. Een extra aftrek is dus niet aan de orde. Met betrekking tot de schade acht de rechtbank de toelichting ter zitting dat de deuk in het portier rechtsachter moet worden hersteld en dat polijsten niet voldoende is aannemelijk, mede gezien de foto’s in het dossier en de toelichting ter zitting dat er lak ontbreekt. De rechtbank houdt rekening met € 75 arbeidskosten voor het herstel en € 48,52 materiaal en 1,5 x € 75 = € 112,50 arbeidskosten voor het spuiten, in totaal € 236,02 ex btw. Hierop komen de kosten van polijsten die DRZ heeft meegenomen van € 60 in mindering. Per saldo resteert dan een extra schadebedrag van € 176,02 ex btw oftewel € 213 inclusief btw. Of DRZ op de eveneens met foto’s aangetoonde schade in de hoek van de achterbumper is ingegaan, kan de rechtbank niet met zekerheid vaststellen. Dit zou foto 49 moeten betreffen, maar in het rapport van DRZ wordt daarbij de omschrijving “achterklep” vermeld en is aangegeven dat die moet worden gepolijst. In de schadecalculatie van DRZ zitten echter wel enkele posten voor het achterpaneel. Bij eiseres lijken de kosten ook op die wijze te zijn verwerkt. De rechtbank ziet daarom onvoldoende aanleiding voor een aanvullende aftrek. Voor het overige ziet de rechtbank geen aanleiding om met meer schade rekening te houden dan DRZ heeft gedaan, ondanks hetgeen daarover ter zitting nader is besproken. DRZ heeft verder al rekening gehouden met het ontbreken van Nederlandse boekjes. Wel zal de rechtbank nog corrigeren voor de korting op de loonkosten. Dit betreft een bedrag van € 307. De handelsinkoopwaarde van de auto wordt gelet op het voorgaande berekend op € 20.171 - € 2.439 - € 307 = € 17.425. Afgezet tegen de cataloguswaarde van € 36.796 is de afschrijving 52,64% en de verschuldigde BPM bij aangifte € 6.599. De herrekende BPM bedraagt € 8.626. Rekening houdend met twee maanden extra leeftijdskorting resteert bij de registratie een bedrag van € 6.210. Voldaan is € 4.448 dus de naheffing wordt verminderd tot € 1.762.

Auto 6

38. Voor auto 6 heeft verweerder in het geheel geen rekening gehouden met schade. In het rapport van DRZ wordt echter slechts het volgende opgemerkt:

“Alle opgegeven schadeposities zijn niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade worden aangemerkt. Hierdoor wordt er geen waardevermindering aan het voertuig toegekend.”

Dit is naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende gemotiveerde betwisting van het taxatierapport van eiseres. Verwacht mag worden dat concreet per schade wordt aangegeven wat de reden is dat die niet in aanmerking wordt genomen. Op deze wijze is het voor eiseres immers onmogelijk te weten hoe zij haar stellingen nader dient te onderbouwen. Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende onderbouwd dat er enige grond voor naheffing is.

Auto 7

39. Verweerder is in de naheffingsaanslag uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 17.552. Naar de rechtbank begrijpt is dit bedrag gebaseerd op een waarde onbeschadigd volgens DRZ van € 19.915 verminderd met 100% van de schade die DRZ heeft vastgesteld op € 2.373. Ook voor deze auto heeft eiseres een koerslijst overgelegd die een lagere waarde in onbeschadigde staat geeft dan waarvan DRZ is uitgegaan. Na bezwaar is verweerder aangesloten bij die koerslijst, waaruit een waarde onbeschadigd van € 19.913 volgt. Dit is een koerslijst van XRAY waarbij is meegenomen dat sprake is van een ex-huurauto. Na bezwaar is daarnaast niet meer in geschil dat met de bruto BPM 2017 kan worden gerekend.

40. Eiseres heeft onder meer gewezen op slecht spuitwerk. De rechtbank acht haar stelling op dit punt te vaag en te algemeen. Niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een auto die eerder schade heeft gehad die is hersteld, zodat niet duidelijk is wat de oorzaak zou zijn van eventueel slecht spuitwerk, dat DRZ kennelijk ook niet heeft aangetroffen. Ter zitting heeft de deskundige hier ook geen duidelijke toelichting op gegeven en volstaan met de opmerking dat er “iets” met het spuitwerk is. De rechtbank ziet dan ook geen reden hier rekening mee te houden. De bij de gronden van beroep overgelegde foto van het scherm linksvoor toont duidelijk schade. DRZ heeft in haar rapport hier niet specifiek iets over opgemerkt. De algemene verwijzing naar de achterdeur links tot en met spatbord linksvoor acht de rechtbank wederom18 een te globale betwisting. Uit deze weergave valt immers niet af te leiden dat DRZ daadwerkelijk de schade aan het linker scherm heeft gezien en dus beoordeeld. Dat zou dan moeten worden afgeleid uit de foto’s, maar de taxateur van eiseres heeft erop gewezen dat maar twee van de drie aangebrachte krijtstrepen op de foto’s te zien zijn en dus ook die foto’s niet onderbouwen dat DRZ de schade heeft beoordeeld, nog los van de vraag wat op die foto’s precies te zien is. De rechtbank houdt rekening met de kosten tegen een uurtarief van € 75 en komt dan uit op € 164 ex btw, oftewel € 198 inclusief btw. Ook zal de rechtbank corrigeren voor de korting op het loon van € 394. De totale aftrek voor schade (verweerder rekent kennelijk met 100%) komt dan uit op € 2.965. Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met het ontbreken van Nederlandstalige boekjes, wat DRZ bij deze auto niet heeft gedaan. Dit leidt tot een extra waardevermindering van afgerond € 103. Dat betekent dat de handelsinkoopwaarde kan worden berekend op € 19.913 - € 2.965 = € 16.844. Afgezet tegen de cataloguswaarde van € 36.369 is de afschrijving 53,69% en de verschuldigde BPM bij aangifte € 4.184. De herrekende BPM is € 6.319. Rekening houdend met een maand extra leeftijdskorting is bij registratie € 4.093 verschuldigd. Voldaan is € 3.192. De naheffing wordt daarom verminderd tot € 901.

Auto 8

41. Bij de naheffing is verweerder conform het rapport van DRZ uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 15.399 door de waarde onbeschadigd van € 22.354 te verminderen met 77% van de schade van € 9.042. Na bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd tot € 500 vanwege de gunstiger koerslijst die eiseres heeft ingebracht en toepassing van het tarief van 2017, maar getalsmatig heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen hoe het bedrag van € 500 tot stand is gekomen. Uit de motivering in de uitspraak op bezwaar leidt de rechtbank af dat verweerder met te weinig extra leeftijdskorting rekening heeft gehouden.

42. De rechtbank zal voor de waarde in onbeschadigde staat aansluiten bij de gunstigste koerslijst. Dit is de koerslijst die de taxateur van eiseres heeft gebruikt van XRAY waarbij al rekening is gehouden met het feit dat sprake is van een ex-rental. Op basis daarvan is de waarde van de auto onbeschadigd € 21.189. Eiseres stemt in met de schade van € 9.042, maar wenst van een hoger percentage dan 77 uit te gaan. Gelet op de leeftijd van de auto (iets meer dan een jaar) en de kilometerstand (24.948) acht de rechtbank het niet realistisch uit te gaan van 100%, maar het subsidiaire standpunt van eiseres zal zij volgen, aangezien het de rechtbank niet duidelijk is wat een verschil van 23% rechtvaardigt ten opzichte van bijvoorbeeld auto 2 of auto 7. Dat verweerder ter zitting het standpunt heeft ingenomen dat ook bij die auto’s niet met 100% gerekend had hoeven worden, maakt dat niet anders, aangezien dit nu eenmaal wel is gebeurd. Daarom zal de rechtbank uitgaan van 90% waardevermindering als gevolg van schade. Dit sluit aan bij de overwegingen van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de hiervoor genoemde uitspraak van 20 april 2021. Daarmee wordt de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 21.189 - € 8.138 = € 13.051. De afschrijving zal de rechtbank ook in dit geval bepalen aan de hand van de cataloguswaarde die DRZ heeft gehanteerd, hoewel die in dit geval hoger is dan de cataloguswaarde waarvan eiseres is uitgegaan. Eiseres heeft niet bestreden dat van de cataloguswaarde van € 40.949 kan worden uitgegaan. De afschrijving is dan 68,13% en de verschuldigde BPM ten tijde van de aangifte € 3.001. Rekening houdend met zes maanden extra leeftijdskorting is bij registratie € 2.632 verschuldigd. Voldaan is € 2.412. De naheffing wordt verminderd tot € 220.

Auto 9

43. Na bezwaar is verweerder uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 13.154. Dat is amper hoger dan de handelsinkoopwaarde die eiseres hanteert van € 13.118. De verklaring dat verweerder nog tot een naheffing van € 53 komt, ligt louter in het feit dat hij uitgaat van een lagere cataloguswaarde dan eiseres. Verweerder heeft er echter op gewezen dat hij de handelsinkoopwaarde te laag heeft vastgesteld doordat van een onjuiste koerslijst is uitgegaan. Er is namelijk in de bezwaarfase een nieuwe koerslijst opgesteld, maar daarbij is verzuimd de registratiedatum als taxatiedatum aan te houden. Er is dus met een aanzienlijk langere afschrijvingsperiode gerekend dan gerechtvaardigd was. Volgens verweerder dient alsnog te worden teruggevallen op de koerslijst van eiseres. De rechtbank kan in het midden laten of dit mogelijk zou zijn, omdat zij in elk geval tot de conclusie komt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder de handelsinkoopwaarde te hoog heeft vastgesteld, omdat alleen al uitgaand van een uurtarief van € 75 in plaats van € 84 de handelsinkoopwaarde op basis van de uitgangspunten van eiseres hoger zou uitkomen. De naheffing blijft daarom in stand.

Auto 10

44. Verweerder heeft de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 16.930. Hij heeft deze evenals DRZ gebaseerd op de koerslijstwaarde van XRAY voor ex-rentals van € 18.853 verminderd met 80% van de door DRZ vastgestelde schade van € 2.395. De nadere foto’s die eiseres heeft overgelegd maken onvoldoende duidelijk dat DRZ met te weinig schade rekening zou hebben gehouden. De taxateur heeft ter zitting de stelling ingenomen dat polijsten onvoldoende is om de beschadigingen aan de linkerzijde te herstellen, maar die stelling acht de rechtbank onvoldoende specifiek. In het taxatierapport staat zonder nadere motivering “spuiten” maar waarom polijsten niet zou volstaan is niet voldoende helder geworden. Wel zal de rechtbank corrigeren voor de korting op de loonkosten van € 338,26 ex btw, oftewel € 409 inclusief btw. De totale schade bedraagt dan € 2.804. Voorts is de rechtbank het eens met eiseres dat gelet op de leeftijd (bij aangifte ruim 12 maanden) en kilometerstand (24.661) van de auto met een hogere waardevermindering dan 80% moet worden gerekend. Het is voor de rechtbank onnavolgbaar dat DRZ voor auto 9, een identieke auto met dezelfde datum eerste toelating en datum aangifte en nauwelijks minder kilometers, met 83% rekent voor vergelijkbare schades en voor deze auto met 80%. Daarbij wijst de rechtbank er bovendien nogmaals op dat verweerder voor auto’s van minder dan een jaar oud in veel gevallen 100% waardevermindering accepteert, soms ook bij hogere kilometerstanden, zoals bij auto 12 hierna (bij aangifte ruim 10 maanden oud maar wel ruim 38.000 kilometer op de teller). Het verschil met deze auto acht de rechtbank onverklaarbaar groot. Zij gaat daarom net als bij auto 8 uit van 90%. Dat is € 2.524. Daarnaast houdt de rechtbank nog rekening met een waardevermindering van € 103 vanwege het ontbreken van Nederlandse boekjes. Omdat dit geen schade in eigenlijke zin betreft, wordt die waardevermindering voor 100% meegenomen. Dat betekent dat de handelsinkoopwaarde € 18.853 - € 2.524 - € 103 = € 16.226 bedraagt. Gelet op de cataloguswaarde van € 35.870 bedraagt de afschrijving 54,76%. De bij aangifte verschuldigde BPM komt daarmee uit op € 4.087 en de herrekende BPM op € 6.172. Rekening houdend met vier maanden extra leeftijdskorting was eiseres bij registratie € 3.730 verschuldigd. Voldaan is € 3.034, dus de naheffing wordt verminderd tot € 696.

Auto 11

45. Verweerder heeft de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 17.463. Hij heeft deze evenals DRZ gebaseerd op de koerslijstwaarde van XRAY voor ex-rentals van € 20.076 verminderd met 79% van de door DRZ vastgestelde schade van € 3.287. Eiseres heeft wederom een aantal uitvergrote foto’s toegevoegd. Ten aanzien van de motorkap heeft zij aangevoerd dat in het taxatierapport van haar deskundige ten onrechte is opgenomen dat deze vervangen zou moeten worden, maar er is wel sprake van schade die hersteld moet worden. Dit laatste acht de rechtbank op basis van de foto’s aannemelijk. DRZ heeft slechts algemeen aangegeven “geen schade/valt onder gebruikssporen”, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat dit te vaag is. Hetzelfde geldt voor de duidelijk zichtbare kras op het portier linksvoor. De overige foto’s en toelichting maken naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat DRZ met te weinig schade rekening heeft gehouden.

Voor de motorkap kunnen de spuitkosten worden berekend op € 86,90 materiaalkosten en 2,7 x € 75 = € 202,50 arbeidskosten, totaal € 289,40 ex btw en € 350 inclusief btw. Voor de kras op het portier linksvoor komt de rechtbank op basis van het rapport van eiseres op een bedrag van € 61,71 materiaalkosten en 1,6 x € 75 = € 120 arbeidskosten, totaal € 181,71 ex btw en € 220 inclusief btw. Daarnaast corrigeert de rechtbank voor de korting loonkosten € 486,76 ex btw, oftewel € 589 inclusief btw. De totale herstelkosten die de rechtbank in aanmerking neemt zijn daarom € 4.346 (€ 3.287 + € 350 + € 120 + € 589). Evenals bij auto 10 zal de rechtbank hiervan 90% als waardevermindering nemen, oftewel € 3.911. Opnieuw houdt de rechtbank rekening met € 103 waardevermindering vanwege het ontbreken van Nederlandse boekjes. De handelsinkoopwaarde van de auto komt daarmee op € 16.062. Gelet op de cataloguswaarde van € 38.675 is de afschrijving 58,47%. De verschuldigde BPM op het moment van aangifte bedraagt € 3.933. De herrekende BPM is € 5.940. Rekening houdend met zes maanden extra leeftijdskorting was bij registratie € 3.590 verschuldigd. Voldaan is € 3.113. De rechtbank vermindert de naheffing daarom tot € 477.

Auto 12

46. Verweerder heeft de naheffing gebaseerd op een handelsinkoopwaarde van € 23.829. Daarbij is uitgegaan van een waarde in onbeschadigde staat van € 24.495 op grond van de koerslijst van XRAY voor ex-rentals en aftrek van 100% van de schade, die volgens DRZ € 666 bedraagt. Eiseres heeft aangevoerd dat de opties in de koerslijst onvoldoende zijn gespecificeerd en dat dit reden kan geven te twijfelen aan de juistheid hiervan. Zij heeft echter zelf geen koerslijst overgelegd die tot een voor haar gunstiger uitkomst kan leiden. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dan maar van de hogere waarde moet worden uitgegaan die volgt uit de koerslijst die zich in het dossier bevindt, maar nog daargelaten dat dit standpunt wel op een erg laat moment is ingenomen, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van de door DRZ gebruikte koerslijst en dat eiseres onvoldoende twijfel heeft gezaaid over de juistheid daarvan in dit geval.

47. Ook in dit rapport heeft DRZ bij de meeste posten weer algemeen vermeld “Geen schade/valt onder gebruikersschade”. Voor zover eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat er in elk geval iets van schade is, zal de rechtbank de taxatie van eiseres dan ook als uitgangspunt nemen. Rekening houdend met de kilometerstand van de auto van 38.182 acht de rechtbank daarbij een enkel putje of krasje niet zonder meer voldoende. De schade aan de motorkap is in elk geval meer dan dat. Over de condensvorming in de achterlichten heeft DRZ zich niet uitgelaten, zodat de rechtbank die als onbetwiste schade meeneemt. Ook de lakschade aan de achterklep is niet benoemd en er is geen enkele close up foto van de achterklep gevoegd in het dossier van DRZ (er is alleen gekeken naar de achterbumper), zodat de rechtbank ervan uitgaat dat DRZ die schade niet heeft beoordeeld, en dus niet heeft betwist. De foto van het portier linksachter acht de rechtbank te weinigzeggend. De kosten voor het in- en uitbouwen van twee achterlichten bedragen € 15, de kosten voor het spuiten van de motorkap bedragen € 104,28 materiaalkosten en 3,1 x € 75 = € 232,50 arbeidskosten, en de kosten voor de achterklep zijn € 73 materiaalkosten en 2,4 x € 75 = € 180 arbeidskosten. Opgeteld en vermeerderd met btw komen de extra herstelkosten daarmee op € 732. Vermeerderd met de door verweerder al geaccepteerde schade van € 666 zijn de herstelkosten € 1.399. Ook hier corrigeert de rechtbank daarnaast de korting op het loon, in dit geval € 99 ex btw, dus € 120 inclusief btw en zal de rechtbank rekening houden met € 103 waardevermindering vanwege het ontbreken van Nederlandse boekjes. Verweerder verzet zich niet tegen aftrek van 100%. Dat betekent dat de handelsinkoopwaarde van de auto kan worden bepaald op € 24.495 - € 1.622 = € 22.873. Bij een cataloguswaarde van € 47.741 levert dat een afschrijving van 52,09% op. De verschuldigde BPM bij aangifte bedraagt € 8.447. De herrekende BPM bedraagt € 12.222. Rekening houdend met drie maanden extra leeftijdskorting wordt de verschuldigde BPM € 7.917. Omdat op aangifte € 7.158 is voldaan, wordt de naheffing verminderd tot € 759.

Auto 13

48. Verweerder heeft de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 13.712. Hij heeft deze evenals DRZ gebaseerd op de koerslijstwaarde van XRAY voor ex-rentals van € 16.236 verminderd met 83% van de door DRZ vastgestelde schade van € 3.038. De aangifte dateert van minder dan een jaar na de datum eerste toelating en de kilometerstand was 20.576. De nadere foto’s die eiseres heeft overgelegd maken onvoldoende duidelijk dat DRZ met te weinig schade rekening zou hebben gehouden. Wel corrigeert de rechtbank € 514 in verband met de korting op de loonkosten en € 103 voor het ontbreken van Nederlandse boekjes. Verder is de rechtbank van oordeel dat er aanleiding bestaat met 100% schadeaftrek rekening te houden. In vergelijkbare zaken op deze zitting heeft verweerder voor auto’s waarvan de aangifte dateert van minder dan een jaar na de datum eerste toelating immers 100% geaccepteerd, ook voor auto’s van dit merk en type (auto’s 5 en 7) en ook voor auto’s met meer kilometers op de teller (auto 12). Van de overheid mag een zekere mate van voorspelbaarheid worden verlangd. Daarom berekent de rechtbank de handelsinkoopwaarde van de auto op € 16.236 - € 3.655 = € 12.581. Uitgaand van een cataloguswaarde van € 31.270 is de afschrijving 59,77% en de verschuldigde BPM € 3.184 op het moment van aangifte. De herrekende BPM bedraagt € 4.706. Rekening houdend met vijf maanden extra leeftijdskorting is eiseres € 2.844 verschuldigd. Voldaan is € 2.253. De rechtbank vermindert de naheffing tot € 591.

Auto 14

49. Verweerder is conform het rapport van DRZ uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 16.612 door de waarde onbeschadigd van € 17.596 te verminderen met 81% van de door DRZ vastgestelde schade van € 1.221. Bij de aangifte bevindt zich een koerslijst die gunstiger is voor eiseres. Deze komt uit op € 17.378. Dit is een koerslijst van XRAY waarbij al rekening is gehouden met het feit dat sprake is van een ex-huurauto. Dit betekent dat de rechtbank de waarde in onbeschadigde staat zal bepalen op € 17.378.

50. Eiseres heeft aangevoerd dat het portier linksvoor roest en lakschade heeft. Zij heeft echter niet nader onderbouwd waarom polijsten niet zou volstaan. Bij het portier rechtsachter is sprake van een (ook op de foto zichtbare) deuk. Het is de rechtbank onduidelijk waarom DRZ dit als gebruiksspoor beschouwt. De kosten van herstel zal de rechtbank dan ook meenemen met inachtneming van de schadecalculatie van eiseres. Dit betreft € 75 onder arbeidsloon (na correctie voor het uurtarief zoals hiervoor meermaals verwoord), en bij spuitwerkzaamheden € 58,81 materiaalkosten en 1,6 x € 75 = € 120 arbeidsloon, totaal dus € 253,81 ex btw en € 307 inclusief btw. De overige foto’s bieden onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat met meer schade rekening moet worden gehouden dan DRZ heeft gedaan. Daarnaast corrigeert de rechtbank € 237 ter zake van korting loonkosten. De totale kosten van herstel bedragen daarmee € 1.765. De rechtbank zal in lijn met auto’s 10 en 11 rekening houden met 90% waardevermindering als gevolg van deze schade, oftewel € 1.589. In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding voor een aftrek vanwege Nederlandstalige boekjes, aangezien eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat die er niet zijn. De auto is afkomstig uit België en in gebruik geweest bij een Vlaamse leasemaatschappij. Zonder nader bewijs gaat de rechtbank ervan uit dat de boekjes zowel in het Nederlands als in het Frans gesteld zijn. De handelsinkoopwaarde van de auto komt daarmee op € 15.789. Bij een cataloguswaarde van € 35.669 bedraagt de afschrijving dan 55,73% en de verschuldigde BPM bij aangifte is daarmee € 4.256. De herrekende BPM bedraagt € 6.427. Rekening houdend met een maand extra leeftijdskorting was bij de registratie € 4.163 verschuldigd. Gelet op de voldoening van € 3.439 komt de naheffing daarmee op € 724.

Auto 15

51. Verweerder heeft de handelsinkoopwaarde vastgesteld op € 24.593 op basis van een koerslijst van XRAY voor ex-huurauto’s en in navolging van DRZ geen rekening gehouden met schade. Hoewel ontegenzeglijk sprake is van enkele kleine beschadigingen, acht de rechtbank deze zodanig ondergeschikt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van schade in hier bedoelde zin en niet slechts normale gebruikssporen. Dat het om verschillende plekken rondom de auto gaat, vormt onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de kilometerstand van 38.277 en het feit dat sprake is van een ex-huurauto. Algemeen bekend is dat daarmee wel eens wat minder voorzichtig wordt omgesprongen. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit (deels) al tot uitdrukking komt in de lagere waarde van ex-huurauto’s als zodanig. Dat betekent dat bij de beoordeling of sprake is van meer dan normale gebruikssporen het feit dat het een voormalige huurauto betreft dient mee te wegen. Dat DRZ de aanwezigheid van schade zeer algemeen heeft weersproken, is in dit geval te billijken. De naheffing blijft in stand.

Auto 16

52. Ook voor deze auto heeft verweerder - evenals DRZ - geen schade in aanmerking genomen. De handelsinkoopwaarde van € 24.707 is gebaseerd op een koerslijst van XRAY waarbij rekening is gehouden met het feit dat sprake is van een ex-rental. De overweging bij auto 15 over schade geldt op hoofdlijnen ook voor deze auto. Anders is dit voor de schade aan de schermrand linksvoor. Op het oog is dit geen normaal gebruiksspoor. Hier had van verweerder dan wel DRZ daarom een specifiekere betwisting verwacht mogen worden. Nu die ontbreekt, zal de rechtbank deze schade meenemen. De rechtbank stelt de herstelkosten op basis van de taxatie van eiseres vast op € 471,86 materiaal voor vervanging, € 20,94 materiaal spuitwerkzaamheden en 0,5 uur arbeid à € 75, totaal € 530,30 ex btw en € 642 inclusief btw. Omdat de auto nog geen jaar oud is, zal de rechtbank rekenen met 100% schadeaftrek, omdat de auto sterke overeenkomsten vertoont met auto 12. Ook zal de rechtbank € 103 in aanmerking nemen wegens het ontbreken van Nederlandstalige boekjes. Gelet op de waarde volgens de koerslijst van XRAY van € 24.707 bedraagt de handelsinkoopwaarde van de auto dan € 23.962. Afgezet tegen een cataloguswaarde van € 46.825 is de afschrijving 48,83% en de verschuldigde BPM bij aangifte bedraagt dan € 9.022. De herrekende BPM is € 13.333. Rekening houdend met een maand extra leeftijdskorting is de verschuldigde BPM € 8.829. Omdat eiseres op aangifte € 7.108 heeft voldaan, wordt de naheffing verminderd tot € 1.721.

Auto 17

53. Verweerder is conform het rapport van DRZ uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 15.008 door de waarde onbeschadigd van € 18.175 op basis van een koerslijst van XRAY voor ex-rentals te verminderen met 78% van de door DRZ vastgestelde schade van € 4.042. De rechtbank volgt eiseres in het standpunt dat vervanging van het (gedeukte) portier rechtsachter niet voldoende is ter herstel van de schade aan de rechterflank. Uit de foto’s is in voldoende mate af te leiden dat ook het portier rechtsvoor beschadigd is. Hier heeft DRZ in het geheel geen rekening mee gehouden, zonder nadere toelichting. Ook de diepe put in de lak van de motorkap vraagt om een nadrukkelijker betwisting dan de algemene opmerking “geen schade / valt onder gebruikersschade”, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft overwogen dat die betwisting te algemeen is als er wel duidelijk sprake is van een beschadiging. Het portier linksvoor daarentegen heeft DRZ al opgenomen in de schadecalculatie. Verder heeft DRZ voor het spatbord rechtsvoor kosten gerekend voor het spuiten van de deklaag. Eiseres heeft echter gemotiveerd gesteld dat dit onvoldoende is, omdat volgens haar ook sprake is van een deuk. Verweerder heeft dat bestreden met verwijzing naar de foto’s, waarop volgens hem geen deuk is te zien. Uit het rapport van DRZ volgt echter niet dat DRZ geen deuk heeft waargenomen. Foto’s zijn naar het oordeel van de rechtbank niet altijd concludent, en dat geldt zeker in dit geval, waar het een witte auto betreft. In andere gevallen gebruikt DRZ de formulering “niet aangetroffen”19. Dat is niet wat DRZ in dit geval schrijft. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat DRZ wel een deuk heeft aangetroffen. Daarom zal de rechtbank de verklaring van de deskundige van eiseres over de wijze van herstel volgen. Dit leidt tot de volgende getalsmatige uitwerking:

-

Arbeidsloon portier rechtsvoor 3 x € 75 = € 225

-

Spatbord rechtsvoor 0,5 x € 75 = € 37,50

-

Spuitwerkzaamheden portier rechtsvoor € 67,52 materiaal + 1,7 x € 75 = € 195,02

-

Spuitwerkzaamheden spatbord rechtsvoor € 21,90 materiaal + 0,5 x € 75 = € 59,40

-

Spuitwerkzaamheden motorkap € 72,60 materiaal + 1,8 x € 75 = € 207,60

Dit is in totaal € 724,52 ex btw, en € 877 inclusief btw. Daarnaast corrigeert de rechtbank opnieuw de korting op loonkosten, in dit geval € 513,06 ex btw, of € 621 inclusief btw20.

54. Gelet op de door DRZ al vastgestelde schade van € 4.042 bedragen de totale herstelkosten € 5.540. De rechtbank acht gelet op de leeftijd van de auto (ongeveer anderhalf jaar) ondanks de nog vrij lage kilometerstand (16.620) geen grond aanwezig voor een hogere waardevermindering dan de 78% die DRZ heeft gehanteerd. Eiseres heeft hiervoor onvoldoende aangevoerd. De waardevermindering als gevolg van schade komt daarmee op € 4.321. De rechtbank stelt de handelsinkoopwaarde van de auto aldus vast op € 13.854. De cataloguswaarde is € 36.651, de afschrijving bedraagt 62,20% en de verschuldigde BPM bij aangifte € 3.721. De herrekende BPM is € 6.156. Rekening houdend met een maand extra leeftijdskorting bedraagt de verschuldigde BPM bij registratie € 3.632. Gezien de voldoening van € 3.116 dient de naheffing te worden verminderd tot € 516.

55. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 10.607, zoals volgt uit het navolgende overzicht.

Auto

Na bezwaar

Na beroep

1

€ 406

€ 104

2

€ 1.073

€ 710

3

€ 513

€ 0

4

€ 576

€ 87

5

€ 2.302

€ 1.762

6

€ 743

€ 0

7

€ 1.064

€ 901

8

€ 500

€ 220

9

€ 53

€ 53

10

€ 834

€ 696

11

€ 786

€ 477

12

€ 1.252

€ 759

13

€ 847

€ 591

14

€ 942

€ 724

15

€ 1.167

€ 1.167

16

€ 1.996

€ 1.721

17

€ 741

€ 516

Totaal

€ 15.795

€ 10.488

56. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Immateriële schade

57. Eiseres heeft een vergoeding verzocht voor immateriële schade vanwege de lange afhandelingsduur van deze zaak.

58. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verzoek van eiseres uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 201621. Als algemeen uitgangspunt geldt dat belastinggeschillen binnen een redelijke termijn moeten worden berecht en dat een redelijke termijn in beginsel twee jaar voor de bezwaar- en beroepsprocedure samen is, waarvan aan de bezwaarfase een halfjaar wordt toegerekend en aan de beroepsfase anderhalf jaar.

59. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres ontvangen op 17 maart 2020. Sindsdien is een periode van twee jaren en een maand verstreken. De rechtbank ziet geen redenen om de redelijke termijn in dit geval langer of korter vast te stellen dan twee jaar. De redelijke termijn is dus met een maand overschreden. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van € 500, want voor de beoordeling van het verzoek beschouwt de rechtbank de beroepen als één zaak, omdat sprake is van één naheffingsaanslag. Verweerder heeft op 11 februari 2021 uitspraak op bezwaar gedaan. De bezwaarfase heeft dus bijna elf maanden geduurd. Dat betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn volledig is toe te rekenen aan de bezwaarfase. Om die reden zal de rechtbank verweerder veroordelen het bedrag van € 500 aan eiseres te vergoeden.

Proceskosten

60. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Eiseres heeft het verzoek om per auto een individuele vergoeding toe te wijzen ter zitting niet langer gehandhaafd. Er is sprake is van één naheffingsaanslag, maar de rechtbank is van oordeel dat er voldoende bijzondere omstandigheden zijn om een hogere dan de standaardvergoeding toe te kennen als bijdrage voor de kosten van rechtsbijstand. Er is in feite geen sprake van inhoudelijke samenhang, omdat voor elke auto afzonderlijk moet worden beoordeeld of sprake is van schade en zo ja in welke mate. Daarom zal de rechtbank een factor 2 hanteren, mede omdat het tarief voor BPM-zaken relatief laag is. Op grond hiervan zijn de kosten, voor het overige op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 3.240 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 2). De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de taxatierapporten omdat, zoals verweerder terecht heeft aangevoerd, die al worden opgesteld ten behoeve van de aangifte en de noodzaak daartoe enkel voortvloeit uit het feit dat eiseres kiest voor taxatie als berekeningsmethode voor de vaststelling van de waardevermindering. Er is geen regel die zich ertegen verzet dat zij die kosten draagt. De rechtbank ziet wel aanleiding voor een vergoeding voor de kosten van de aanwezigheid van de deskundige ter zitting. Er is in dat opzicht geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De deskundige heeft niet alleen de taak de rapporten van eiseres eventueel nader toe te lichten maar ook om de stellingen van DRZ te ontkrachten. Hij doet dus meer dan verwijzen naar de “eigen” rapporten. De stelling van verweerder dat het ook mogelijk is met bonnetjes schade te onderbouwen, acht de rechtbank niet van belang. De keuze van eiseres om een deskundige mee te nemen naar zitting is niet onredelijk. Wel ziet de rechtbank aanleiding het verzochte uurtarief van € 100 te matigen. Weliswaar is dit bedrag lager dan het maximum, maar de rechtbank stelt de hoogte ervan mede afhankelijk van de mate van specialisatie die vereist is. In zekere zin is deze vergelijkbaar met die van een taxateur van courante niet-woningen (in beide gevallen gaat het immers om een waardebepaling). Daarvoor wordt in de regel een uurtarief van € 68 ex btw gehanteerd22. De rechtbank sluit daarbij aan. Omdat eiseres ondernemer is en sprake is van zakelijke kosten, zal de rechtbank de vergoeding zonder btw toewijzen. Het verzochte aantal van 4 uren acht de rechtbank niet bovenmatig, zodat de kosten voor de deskundige uitkomen op € 272. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. De totale proceskostenvergoeding bedraagt daarmee € 3.512.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen ten aanzien van auto’s 9 en 15 (zaaknummers 21/4319 en 21/4327) ongegrond:

-

verklaart de overige beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de naheffingsaanslag tot € 10.488;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.512;

-

bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres dient te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Noya, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.