Rechtbank Gelderland, 30-05-2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:4180, AWB 21/1448
Rechtbank Gelderland, 30-05-2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:4180, AWB 21/1448
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 30 mei 2025
- Datum publicatie
- 13 juni 2025
- Zaaknummer
- AWB 21/1448
- Relevante informatie
- Art. 11 lid 1 onderdeel i Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. In geschil is of het pensioenfonds is aan te merken als een gemeenschappelijk beleggingsfonds, in het bijzonder of de deelnemers aan het pensioenfonds beleggingsrisico dragen. Het betreft de einduitspraak naar aanleiding van prejudiciële vragen door de rechtbank (ECLI:NL:RBGEL:2022:5658) en de beantwoording daarvan door het Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2024:688). De rechtbank komt tot het oordeel dat het pensioenfonds niet als gemeenschappelijk beleggingsfonds kan worden aangemerkt. Niet aannemelijk is gemaakt dat het bedrag van de pensioenrechten en -uitkeringen in de eerste plaats afhankelijk is van de resultaten van de beleggingen. De deelnemers van belanghebbende lopen daarom geen beleggingsrisico. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat het pensioenfonds vergelijkbaar is met andere pensioenfondsen die wel als gemeenschappelijk beleggingsfonds zijn aangemerkt. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1448
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
in de zaak tussen
[belanghebbende]
, in [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Utrecht, de inspecteur.
Inleiding
Voor het procesverloop tot 6 oktober 2022 verwijst de rechtbank naar de beslissing van die datum1.
In die beslissing heeft de rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ). Bij arrest van 5 september 2024 heeft het HvJ de prejudiciële vragen beantwoord2.
Partijen hebben schriftelijk gereageerd op het arrest van het HvJ en nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024 op een nadere zitting behandeld.
Namens belanghebbende hebben deelgenomen [persoon A] , [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] , bijgestaan door de gemachtigde, [persoon E] , [persoon F] en [persoon G] .
Namens de inspecteur hebben deelgenomen [persoon H] , [persoon I] , [persoon J] , [persoon K] , [persoon L] , [persoon M] en [persoon N] .