Home

Rechtbank Haarlem, 11-12-2006, AZ5324, 129928

Rechtbank Haarlem, 11-12-2006, AZ5324, 129928

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
11 december 2006
Datum publicatie
28 december 2006
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5324
Zaaknummer
129928

Inhoudsindicatie

WRAKING rechter-commissaris in strafzaken

Een beslissing tot inbewaringstelling dient te worden beschouwd als een einduitspraak. Nadat een einduitspraak is gedaan is wraking niet meer mogelijk. De omstandigheid dat bij deze rechter-commissaris namens verzoeker wellicht gedurende de periode van inbewaringstelling verzoekschriften tot opheffing of schorsing van de inbewaringstelling hadden kunnen worden ingediend doet daaraan niet af. Dit is immers in casu niet gebeurd. Bovendien staat vast dat deze rechter-commissaris niet de zaaks-RC was tot wie onderzoekswensen gericht dienden te worden.Derhalve kan niet worden gesteld dat de rechter-commissaris nog behandeld rechter was op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Het wrakingsverzoek dient daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Wrakingskamer

zaaknummer: 129928 / HA RK 06-123

datum beslissing: 11 december 2006

Op verzoek van:

[verzoeker],

verzoeker,

raadsvrouw mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam.

1. Procesverloop

1.1 Bij schriftelijk verzoek van 3 november 2006 heeft de raadsvrouw namens verzoeker de wraking verzocht van mr. E.J. [H], hierna te noemen: de rechter-commissaris, in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaak met parketnummer 15/501421-06 (verder te noemen: de hoofdzaak).

1.2 De rechter-commissaris heeft bij brief van 21 november 2006 op het verzoek gereageerd.

1.3 Verzoeker, de officier van justitie en de rechter-commissaris zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 6 december 2006.

Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

De rechter-commissaris heeft, met bericht, van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Voorts is verschenen de officier van justitie mr. H.F. Tillart.

2. Standpunten van betrokkenen

2.1 In het schriftelijke wrakingsverzoek is aangegeven dat de rechter-commissaris tijdens de behandeling van de inbewaringstelling blijk heeft gegeven van partijdigheid, door reeds een oordeel te hebben over de betrokkenheid van verzoeker bij een Nigeriaanse criminele organisatie en door de verdediging overgelegde stukken zonder enige grond als vals te bestempelen. Namens verzoeker is ter zitting ter onderbouwing van het verzoek bovendien aangevoerd dat de beslissing tot inbewaringstelling van verzoeker door de rechter-commissaris is gegeven voor de duur van veertien dagen en dat hij gedurende die veertien dagen bevoegd zou blijven bij eventuele verzoeken tot opheffing of schorsing die inbewaringstelling.

2.2 De rechter-commissaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, enerzijds omdat hij geen zaaks-RC is en eventuele onderzoekswensen dus niet door hem beoordeeld zullen worden en anderzijds omdat met het wrakingsverzoek het bevel bewaring - waartegen geen rechtsmiddel openstaat - alsnog ter discussie wordt gesteld. Daarvoor is de wraking niet bedoeld.

2.3 De officier van justitie heeft zich - kortweg - op het standpunt gesteld dat het wrakingverzoek in zijn ogen ontvankelijk is, maar dat het de vraag is welk doel het nog dient. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

3. Beoordeling

3.1 De rechter-commissaris heeft op 2 november 2006 de inbewaringstelling van verzoeker bevolen. Een beslissing tot inbewaringstelling dient naar het oordeel van de wrakingskamer te worden beschouwd als een einduitspraak. Nadat een einduitspraak is gedaan is wraking niet meer mogelijk. De omstandigheid dat bij deze rechter-commissaris namens verzoeker wellicht gedurende de periode van inbewaringstelling verzoekschriften tot opheffing of schorsing van de inbewaringstelling hadden kunnen worden ingediend doet daaraan niet af. Dit is immers niet gebeurd. Bovendien staat vast dat deze rechter-commissaris niet de zaaks-RC was tot wie onderzoekswensen gericht dienden te worden.

Derhalve kan niet worden gesteld dat de rechter-commissaris nog behandeld rechter was op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Het wrakingsverzoek dient daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden.

3.2 Hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht behoeft gelet op het bovenstaande geen bespreking.

3.3 De rechtbank zal het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

3.4 Dit neemt niet weg dat, nu het wrakingsverzoek reeds op 3 november 2006 is ingediend bij de rechter-commissaris, het veel te lang heeft geduurd voor deze het verzoek (op 20 november 2006) heeft doorgestuurd naar de wrakingskamer. Dit verdient geen schoonheidsprijs. De behandeling van het verzoek heeft daardoor onaanvaardbaar lang op zich laten wachten.

4. Beslissing

De rechtbank:

4.1 verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;

4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter-commissaris en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. G.W.S. de Groot en B. Vogel, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Lenssen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2006.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.