Home

Rechtbank Leeuwarden, 10-09-2008, BF0697, 83925 / HA ZA 07-567

Rechtbank Leeuwarden, 10-09-2008, BF0697, 83925 / HA ZA 07-567

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
10 september 2008
Datum publicatie
12 september 2008
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2008:BF0697
Zaaknummer
83925 / HA ZA 07-567

Inhoudsindicatie

Opzegging kredietrelatie tussen bank en vennootschap. Vraag of deze opzegging onrechtmatig is jegens een bij de vennootschap betrokken derde.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 83925 / HA ZA 07-567

Vonnis van 10 september 2008

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MJW MANAGEMENT & BEHEER B.V.,

gevestigd te Laren,

2. [x],

wonende te [woonplaats],

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. H.J. Bos, te Amsterdam

tegen

de coöperatie

COOPERATIEVE RABOBANK SNEEK-ZUIDWESTFRIESLAND U.A.,

gevestigd te Sneek,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. S.A. Roodhof.

Eisers in conventie, verweerders in reconventie zullen hierna MJW, [x] en gezamenlijk MJW c.s. genoemd worden en gedaagde in conventie, eiseres in reconventie zal Rabobank genoemd worden.

1. De procedure in conventie en in reconventie

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie

- de conclusie van antwoord in reconventie

- het proces-verbaal van de comparitie die gehouden is op 18 december 2007.

1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2. De feiten in conventie en in reconventie

2.1. De Steenklip Groep, die bestaat uit Steenklip Beheer B.V. (hierna: Steenklip) en haar dochters, houdt zich bezig met de bewerking, verkoop en plaatsing van grafmonumenten. [x] is sinds 2002 betrokken bij Steenklip in de hoedanigheid van commissaris. Uit dien hoofde onderhoudt hij ook contacten met Rabobank waarmee Steenklip een kredietrelatie heeft. Deze kredietrelatie bestaat onder meer uit een hypothecaire geldlening en een langlopend rekening-courant krediet en daarnaast kortlopende kredieten in periodes van cash-flow problemen zoals in de maanden maart-april.

2.2. Rabobank verstrekt op 8 april 2002 een herfinancieringsvoorstel aan Steenklip, dat Steenklip voor akkoord retourneert. Op pagina 11 van de “Verdere uitwerking financieringsvoorstel” (overgelegd als productie 2 bij conclusie van antwoord) staan onder het kopje 'nadere afspraken' onder meer de volgende toezeggingen:

"Bij verkoop van het pand in [woonplaats] dient de gehele opbrengst op de financiering te worden afgelost, het krediet zal met het bedrag van de opbrengst worden ingeperkt. De opbrengst van het pand dient minimaal EUR 250.000,-- te zijn.

Bij verkoop van het pand in Emmen dient de gehele opbrengst op de financiering te worden afgelost, het krediet zal met het bedrag van de opbrengst worden ingeperkt. De opbrengst van het pand dient minimaal EUR 725.000,-- te zijn."

2.3. Steenklip kampt in september 2004 met een cash-flow probleem en verzoekt Rabobank om een extra kortlopend krediet. Rabobank bedingt in het kader van het verlenen van dit extra krediet een kapitaalinbreng, het aantreden van een haar conveniërende bestuurder en de verkoop van de aan de bank verhypothekeerde onroerende zaken te Emmen, Waddinxveen en (gedeeltelijk) Dordrecht. Zij spreekt daarbij haar vertrouwen in [x] als nieuwe bestuurder uit. Eén en ander is neergelegd in de brief van 27 oktober 2004 van Rabobank aan Steenklip (productie 2 bij dagvaarding). Rabobank besluit deze brief als volgt:

"Voor het geval niet danwel niet tijdig aan voornoemde voorwaarden is voldaan behoudt de bank zich het recht voor tot opzegging van de door de bank verstrekte financiering over te gaan."

Deze frase wordt herhaald in een brief van 18 november 2004.

2.4. Uiteindelijk neemt MJW, de management-B.V. van [x], de aandelen in het kapitaal van Steenklip over en treedt MJW aan als bestuurder van Steenklip. In een brief d.d. 17 december 2004 schrijft Rabobank aan [x]:

"Op 1 december 2004 hebben wij van zowel de heer Reitsma als u begrepen dat het 100% aandelenpakket in Steenklip Beheer B.V. door uw Personal Holding wordt overgenomen.

U stelde hierbij als enige voorwaarde dat Rabobank Sneek-ZuidwestFriesland de bancaire relatie zou continueren. Hierover heeft u op 2 december jl. een gesprek met de heren [a] en [b] op de bank gevoerd.

Langs deze weg bevestigen wij u namens de bank bereid te zijn de financiering te continueren. Belangrijke redenen bij deze afweging zijn:

- de door u toegezegde kapitaalinjectie van circa € 400.000,-- die gepland staat voor het eind van dit jaar en de achterstelling van de vordering van circa € 100.000,-- die u op de onderneming heeft.

- het feit dat u als bestuurder aanblijft waardoor er niet opnieuw onrust ontstaat binnen de Steenklip Groep.

Wel dienen wij u er op te wijzen dat wij onze zorg blijven uitspreken over de rentabiliteit van de onderneming. (…) Het standpunt van de bank met betrekking tot het onroerend goed in Emmen, Dordrecht, Waddinxveen en ook Sneek is om deze objecten te verkopen. (…) Met de koopsom kan de bancaire financiering deel worden afgelost en vindt er balansverkorting plaats. (…) Middels de verkoop kunt u ook liquiditeit creëren voor de Steenklip Groep. Wij zullen u nog mededelen wat er bij de verkoop van de objecten minimaal moet worden afgelost. (…)"

2.5. Op 17 februari 2005 realiseert MJW de toegezegde kapitaalstorting van EUR 500.000,--. Op het eerste dan volgende verzoek van Steenklip aan Rabobank om een kortlopend krediet te verstrekken reageert Rabobank bij brief van 4 maart 2005 (productie 5 bij dagvaarding) als volgt:

(…)

Langs deze weg wil ik de gemaakte afspraken aan u bevestigen:

- de extra kredietfaciliteit is verlengd tot 31 maart 2005 voor een bedrag van EUR 100.000,--;

- dit is de laatste keer dat wij op deze wijze een extra faciliteit zullen verstrekken. In de toekomst zal er op een andere wijze invulling moeten worden gegeven aan het genereren van liquiditeit;

(…)

2.6. In de daarop volgende periode verkoopt de Steenklip een aantal panden die zij in bezit heeft. De opbrengst daarvan wordt gebruikt ter aflossing van het langlopend rekening-courant krediet. In december 2005 beoordeelt Rabobank opnieuw de financiële situatie van Steenklip. De financieringsbehoefte van Steenklip wordt voor februari 2006 begroot op EUR 290.000,--. Rabobank zegt een kortlopend krediet toe van EUR 240.000,-- onder (onder meer) de voorwaarden dat MJW een achtergestelde lening van EUR 50.000,-- verstrekt, de looptijd van de totale financiering tot 30 juni 2006 is, een hypotheekverklaring op de vakantiewoning van [x] in Ommen en een privé borgtocht van [x] ad minimaal EUR 120.000,-- (productie 10 bij dagvaarding). MJW accepteert deze voorwaarden door ondertekening van het voorstel. Een en ander wordt neergelegd in een door [x] namens MJW en Steenklip getekend officieel financieringsvoorstel d.d. 29 maart 2006 (productie 13 bij dagvaarding). Met zoveel woorden is daarin opgenomen dat het krediet in rekening-courant EUR 1.312.751,-- bedraagt en dat de looptijd vooralsnog tot en met 30 juni 2006 is.

2.7. Op 9 juni 2006 vindt een gesprek plaats tussen [x] en Rabobank waarbij namens Rabobank wordt medegedeeld dat zij de financiering per 30 juni 2006 zal beëindigen. Rabobank draagt een potentiële overnamekandidaat voor maar deze haakt op 29 juni 2006 af. Nog diezelfde dag vindt er weer een gesprek plaats tussen [x] en Rabobank. Tijdens dat gesprek geeft Rabobank aan dat zij persisteert in haar opzegging. In datzelfde gesprek laat [x] weten dat hij zich genoodzaakt ziet het faillissement van Steenklip aan te vragen om de salarissen van de werknemers veilig te stellen.

2.8. Op 30 juni 2006 blokkeert Rabobank alle rekeningen van Steenklip waarop Steenklip al haar werkzaamheden staakt per 4 juli 2006. [c] van Rabobank schrijft op 4 juli 2006 aan Steenklip en [x]:

"(…) Als vervolg op deze bespreking spraken wij af om donderdag 29 juni bij de Rabobank te Sneek bij elkaar te komen. (…) voorts deelde u ons tijdens deze bespreking mede geen alternatieven meer te zien, de bedrijfsactiviteiten te gaan beëindigen en een faillissementsaanvraag niet uit te sluiten. Dit alles is voor de bank niet acceptabel.

Naar aanleiding van voornoemde mededeling uwerzijds en het aflopen van de financiering(en) op 30 juni 2006, hebben wij u medegedeeld - voor zover nog nodig - de verstrekte financiering met onmiddellijke ingang op te zeggen. Dit schrijven is de bevestiging van deze opzegging van de financiering per direct.(…)

Mocht u aan deze sommatie geen of geen tijdig gevolg geven, dan zal tot uitwinning van de zekerheden worden overgegaan."

Op dezelfde dag schrijft [c] aan [x] onder meer:

"(…)

Blijkens akte d.d. 29 maart 2006 heeft u zich als borg verbonden voor de betaling van al hetgeen MJW Management & Beheer B.V. aan de Coöperatieve Rabobank SneekZuidwestFriesland U.A .schuldig is of zal zijn, zulks tot een maximum bedrag van € 120.000,-. Wij verzoeken u dan ook toe te zien op tijdige betaling door de debiteur, danwel zelf hiervoor zorg te dragen. (…)."

2.9. MJW schakelt een advocaat in, mr. Steenbergen. Deze spreekt namens MJW met [c] van Rabobank. In een brief d.d. 4 juli 2006 (productie 17 bij dagvaarding) schrijft hij aan haar, voor zover van belang:

"Onder verwijzing naar ons telefonisch onderhoud op maandagavond 3 juli 2006 bevestig ik bij dezen de gemaakte afspraak:

(…)

- indien de opbrengst 1,8 miljoen euro bedraagt, zal de verplichting die de heer [x] op zich heeft genomen om als borg op te treden, worden verminderd tot € 120.000,00;

(…)

- indien de opbrengst meer dan 1,8 miljoen bedraagt, dan zal de verplichting van de heer [x] evenredig verminderen. Ofwel: Iedere euro boven de 1,8 miljoen euro, strekt rechtstreeks in mindering op het restant van de borgtocht ad € 120.000,00."

2.10. Vervolgens geraakt de Steenklip per 19 juli 2006 in staat van faillissement.

2.11. Bij brief van 7 februari 2007 spreekt Rabobank [x] aan uit hoofde van de borgtochtovereenkomst en diens echtgenote wordt verzocht een recht van eerste hypotheek te vestigen op de vakantiewoning te Ommen. Er wordt een aantal afspraken gemaakt voor een bespreking tussen Rabobank en [x] maar tot een bespreking komt het niet.

MJW stelt daarop Rabobank aansprakelijk voor de door haar geleden schade.

3. De vordering en het verweer

In conventie

3.1. MJW c.s. vordert - na eiswijziging - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Rabobank toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens MJW en/of dat Rabobank onrechtmatig jegens MJW heeft gehandeld. Eveneens vordert MJW c.s. de vernietiging van de negatieve hypotheekverklaring betreffende de echtelijke woning van [x] alsmede de hypotheekverklaring betreffende de vakantiewoning van [x] alsook de overeenkomst van 29 maart 2006 en de akte van 29 maart 2006, althans de gevolgen daarvan te wijzigen. Tot slot vordert MJW c.s. de veroordeling van Rabobank tot vergoeding van door MJW geleden schade, nader op te maken bij staat, alsmede tot vergoeding van de proceskosten.

3.2. Rabobank voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen en verweren zal de rechtbank voor zover van belang, hierna nader ingaan.

In reconventie

3.3. Rabobank vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, MJW veroordeelt tot betaling van een bedrag van EUR 240.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente, [x] veroordeelt tot betaling van een bedrag van EUR 120.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente en beiden tot betaling van de proceskosten.

3.4. MJW c.s. voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen en verweren zal de rechtbank hierna nader ingaan.

4. De beoordeling

In conventie

4.1. MJW c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat Rabobank haar afspraken over de continuering van het langlopend krediet zoals neergelegd in de brief van 17 december 2004 niet is nagekomen. MJW c.s. stelt daartoe kort samengevat dat zij door Rabobank in de Steenklipgroep getrokken is teneinde extra financiële middelen en zekerheden te verstrekken en dat Rabobank er vervolgens de stekker uit heeft getrokken, terwijl op dat moment de reorganisatie van de Steenklipgroep bijna voltooid was en de vooruitzichten van Steenklip relatief goed waren. Hiermee is Rabobank jegens MJW c.s. tekort geschoten in de nakoming van gemaakte afspraken over de continuering van het langlopend krediet en heeft zij tevens onrechtmatig gehandeld, aldus MJW c.s..

4.2. De rechtbank stelt voorop, zoals Rabobank ook ten verwere heeft aangevoerd, dat nu Rabobank een kredietverhouding had met Steenklip en niet met MJW en/of [x], MJW c.s. geen beroep kan doen op schadeplichtigheid in verband met een wanpresteren in die kredietverhouding.

Wanneer de rechtbank er (veronderstellenderwijs) vanuit gaat dat Rabobank met de kredietopzegging tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens de Steenklipgroep, dan geldt dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden in de wanprestatie opleverende gedragingen tevens een onrechtmatige daad jegens een derde kan zijn gelegen. Echter zulke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.

4.3. Ter zitting heeft MJW c.s. haar stellingen nog aangevuld door te stellen dat de Rabobank als bank een algemene zorgplicht heeft jegens derden en dat zij door deze algemene zorgplicht te schenden ook tekort is geschoten jegens MJW c.s.. De rechtbank overweegt dat MJW c.s. in het midden laat in welke zin Rabobank haar algemene zorgplicht heeft geschonden. Bovendien kan een dergelijke schending niet leiden tot een schadeplichtigheid op grond van wanprestatie. De rechtbank gaat derhalve voorbij aan deze stelling.

4.4. MJW c.s. legt voorts aan haar vorderingen ten grondslag dat de kredietopzegging door Rabobank op zichzelf onrechtmatig jegens haar is. Zij voert in dat verband aan dat Rabobank een te korte opzegtermijn in acht heeft genomen en dat de besluitvorming omtrent het beëindigen van de kredietrelatie onzorgvuldig is geweest omdat onjuiste redenen zijn opgegeven en aan haar geen inzicht is verschaft in de besluitvorming. Immers, MJW c.s. heeft pas na de kredietopzegging aangegeven genoodzaakt te zijn om het faillissement van Steenklip aan te vragen. Tot slot is de onrechtmatigheid gelegen in de omstandigheid dat Rabobank eerder aan MJW c.s. heeft toegezegd de kredietrelatie met de Steenklipgroep te continueren.

4.5. De rechtbank overweegt allereerst dat onder bijzondere omstandigheden een jegens de Steenklipgroep onrechtmatige opzegging van de kredietrelatie door Rabobank ook jegens derden – in casu [x] en MJW- onrechtmatig kan zijn. In dat verband heeft MJW c.s. als bijzondere omstandigheden aangevoerd dat hij – kort gezegd- er financieel in is getrokken, extra kapitaal heeft ingebracht, de Steenklipgroep zich vervolgens aan de afspraken heeft gehouden zoals met betrekking tot de verkoop van onroerend goed ter aflossing van het obligo, dat reeds bij de eerste aanvraag voor een extra kortlopend krediet werd aangekondigd dat dat de laatste zou zijn en extra zekerheden zijn gevraagd en dat vervolgens juist op het moment dat de reorganisatie van de Steenklipgroep bijna afgerond is en de perspectieven positief zijn, Rabobank de kredietrelatie opzegt en MJW c.s. aanspreekt uit hoofde van de door hem gestelde zekerheden. MJW c.s. heeft aangevoerd dat zij de financiële vooruitzichten van de Steenklipgroep bepaald niet rooskleuring inschatte en dat het niet voortzetten van de kredietrelatie alleszins gerechtvaardigd was.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat de opzegging van de kredietrelatie jegens de Steenklipgroep niet als onrechtmatig geoordeeld kan worden en daarmee ook niet als onrechtmatig jegens MJW c.s.. De rechtbank overweegt daartoe dat tussen partijen vast staat dat tijdens de bijeenkomst van 29 juni 2006 door partijen is gesproken over het aanvragen van faillissement maar dat zij van mening verschillen of dat vóór of na de opzegging door Rabobank was. Nu uit de overgelegde correspondentie blijkt dat Rabobank zich al tijden zorgen maakt om de financiële situatie van de Steenklipgroep en op 9 juni 2006 al heeft aangekondigd dat de financiering nà 30 juni 2006 niet voortgezet zou worden, moet het MJW c.s. naar het oordeel van de rechtbank duidelijk geweest zijn wat de redenen voor opzegging waren. De omstandigheid dat in de schriftelijke bevestiging van de opzegging (brief van 4 juli 2007 van [c] van Rabobank) wellicht ten onrechte wordt aangegeven dat naar aanleiding van de mededeling van [x] dat het faillissement van Steenklip zou worden aangevraagd, de financiering met onmiddellijke ingang is opgezegd, doet daar niet aan af. Overigens leest de rechtbank in de in r.ov. 2.8 aangehaalde paragraaf van de brief van 4 juli 2007 niet zo dat deze opzegging enkel gebaseerd is op de aankondiging van MJW c.s. dat zij het faillissement van Steenklip aan zou vragen.

Met betrekking tot de stelling dat sprake zou zijn van inachtneming van een te korte opzegtermijn overweegt de rechtbank dat [x] namens MJW en Steenklip het financieringsvoorstel d.d. 29 maart 2006 voor akkoord heeft ondertekend. Zoals hiervoor in r.ov. 2.6 aangehaald stond in dit voorstel met zoveel woorden dat het krediet in rekening courant vooralsnog tot en met 30 juni 2006 gehandhaafd zou blijven. Van een opzegging van de kredietrelatie door Rabobank is dan ook geen sprake. Immers voor de "vooralsnog" beëindiging per 30 juni 2006 had [x] immers getekend.

4.7. Tot slot stelt MJW c.s. dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door MJW c.s. actief te benaderen om aandelen te kopen in Steenklip en/of zekerheid te verschaffen met het oogmerk om vervolgens, wanneer deze zekerheden zijn verkregen, de zaak te laten klappen. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij nu Rabobank heeft betwist dat zij zulk een oogmerk had, uit de diverse brieven blijkt dat Rabobank reeds zorg had over de financiële situatie toen zij [x] benaderde om in de Steenklipgroep te stappen en MJW c.s. haar stellingen voorts op dit punt niet nader heeft onderbouwd waardoor het bij een vermoeden van MJW c.s. blijft.

4.8. De rechtbank zal op grond van het voorgaande de gevraagde verklaring voor recht niet verstrekken. Alvorens in te gaan op de vordering tot vernietiging van de hypotheekverklaring en de overeenkomst van 29 maart 2006, zal de rechtbank de reconventionele vorderingen bespreken, nu deze gestoeld zijn op de ingevolge voornoemde overeenkomst gestelde zekerheden.

In reconventie

4.9. Rabobank legt aan haar vorderingen ten grondslag dat MJW zich bij overeenkomst d.d. 29 maart 2006 heeft verbonden als hoofdelijke schuldenaar tot een bedrag van EUR 240.000,-- en [x] zich bij akte van gelijke datum voor de nakoming van de verplichtingen van MJW als borg heeft verbonden tot een bedrag van EUR 120.000,-- (hierna: de zekerheden). MJW is haar betalingsverplichtingen jegens de bank niet nagekomen, derhalve kan ook [x] aangesproken worden.

4.10. MJW c.s. voert allereerst aan dat Rabobank haar substantiëringsplicht heeft geschonden en derhalve niet ontvankelijk is in haar vordering. Artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke verbindt geen consequenties aan het niet voldoen aan dit vereiste. Nu MJW c.s. voor het overige geen bijzondere feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die ertoe moeten leiden dat aan het niet voldaan zijn van de substantiëringsplicht consequenties moeten worden verbonden, faalt voormeld verweer. Rabobank is aldus ontvankelijk in haar vordering.

4.11. Voorts voert MJW c.s. aan dat Rabobank misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden door eerst op 30 januari 2006 een voorstel te sturen waarin de zekerheden zijn bedongen, met welk voorstel MJW c.s. reeds op 1 februari 2006 akkoord moest gaan wilde zij haar kredietrelatie met Rabobank veilig stellen. Een en ander brengt mee dat de zekerheden vernietigbaar zijn, aldus MJW c.s..

4.12. De rechtbank verwerpt dit verweer. De enkele omstandigheid dat Rabobank MJW c.s. wellicht onder druk is gezet en Rabobank gebruik heeft gemaakt van haar onderhandelingspositie maakt nog niet dat dit handelen van Rabobank als misbruik van omstandigheden gekwalificeerd moet worden. Overigens is het de rechtbank niet duidelijk waarom MJW c.s. de zekerheden niet verschaft zou hebben als zij langer de tijd had gehad om op het voorstel te reageren.

4.13. Ook aan het verweer van MJW c.s. dat Rabobank gezien de omstandigheden van dit geval, met name het door haar veroorzaakte faillissement van de Steenklipgroep, niet de zekerheden mag inroepen omdat dit in strijd met de redelijkheid en billijkheid is, gaat de rechtbank voorbij onder verwijzing naar hetgeen zij hiervoor in conventie (r.ov 4.4 tot en met r.ov. 4.7) heeft overwogen.

4.14. Tot slot heeft MJW c.s. aangevoerd dat partijen, in de personen van advocaat Steenbergen en mevrouw [c] van Rabobank op 3 juli 2006 over de zekerheden aanvullende afspraken hebben gemaakt. Deze afspraken zijn neergelegd in de brief d.d. 4 juli 2006 van de advocaat van MJW c.s. aan Rabobank, als aangehaald in r.ov. 2.9 hiervoor en komen er kort samengevat op neer dat bij een faillissementsopbrengst van EUR 1.800.000,-- of meer MJW slechts voor een maximaal bedrag van EUR 120.000,-- aangesproken kan worden. Op dit maximumbedrag wordt voorts in aftrek gebracht een bedrag gelijk aan de meeropbrengst boven EUR 1.800.000,--. Namens de Rabobank is ter zitting verklaard dat [c] erkent dat een gesprek heeft plaatsgevonden tussen haar en Steenbergen op 3 juli 2006 maar ontkent dat de in de brief genoemde afspraken met haar zijn overeengekomen. Dit blijkt ook wel uit de brieven van gelijke datum die [c] aan MJW c.s. en [x] heeft verzonden waarin zij namens Rabobank juist aanspraak maakt op uitwinning van de zekerheden, aldus Rabobank.

4.15. De rechtbank is van oordeel dat nu MJW c.s. een beroep doet op aanvullende telefonisch overeengekomen afspraken met betrekking tot het inroepen van de zekerheden, het op de weg van MJW c.s. ligt om te bewijzen dat Rabobank de afspraken als neergelegd in de brief van 4 juli 2006 van Steenbergen is overeengekomen. Overeenkomstig zijn aanbod zal MJW c.s. worden toegelaten tot bewijslevering.

4.16. De rechtbank overweegt op voorhand dat wanneer MJW c.s. slaagt in de bewijslevering vervolgens vastgesteld moet worden wat de omvang is van de opbrengst van de faillissementsverkoop.

4.17. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Voorts in conventie

4.18. Zoals hiervoor in r.ov. 4.12 overwogen is de rechtbank van oordeel dat het beroep van MJW c.s. op de vernietigbaarheid van de overeenkomst van 29 maart 2006 niet kan slagen. Dit geldt onverkort ook voor de hypotheekverklaring nu hieromtrent niets anders is gesteld dan met betrekking tot de overeenkomst van 29 maart 2006.

4.19. MJW c.s. zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:

- vast recht 251,00

- salaris advocaat 904,00 (2 punt × tarief EUR 452,00)

Totaal EUR 1.155,00

5. De beslissing

De rechtbank

in conventie

wijst de vorderingen af,

veroordeelt MJW c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op EUR 1.155,00,

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

in reconventie

laat MJW c.s. toe en draagt hem voor zoveel nodig op te bewijzen:

dat mevrouw [c] namens Rabobank de afspraken als neergelegd in de brief van 4 juli 2006 van Steenbergen met Steenbergen is overeengekomen;

bepaalt dat indien bewijs wordt aangedragen door getuigen het verhoor van de getuigen zal plaatsvinden ten overstaan van de rechter mr. M. Jansen, op een door deze nader te bepalen dag en uur in een van de zalen van het Gerechtsgebouw, Zaailand 102 te Leeuwarden;

verwijst de zaak naar de rol van 24 september 2008 voor opgave van verhinderdata van de procureurs, respectievelijk de advocaten, partijen en getuigen zulks conform artikel 9.2 van het landelijk rolreglement;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2008.?