Home

Rechtbank Limburg, 23-04-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:3471, 04/650063-06

Rechtbank Limburg, 23-04-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:3471, 04/650063-06

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
23 april 2015
Datum publicatie
23 april 2015
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2015:3471
Formele relaties
Zaaknummer
04/650063-06

Inhoudsindicatie

Levenslange gevangenisstraf resp. gevangenisstraf van 30 jaar voor dubbele moord en het vervolgens wegmaken en gedurende 8 jaar verborgen houden van de stoffelijke overschotten.

De zaak is in de media bekend geworden als de Venrayse moordzaak.

De twee verdachten in deze zaak zijn veroordeeld voor het liquideren van twee Marokkaanse jongens, die op heterdaad werden betrapt tijdens het rippen van een hennepplantage. Daarnaast zijn beide verdachten veroordeeld voor het wegmaken van de stoffelijke overschotten na de moord en het vervolgens gedurende 8 jaar verborgen houden van die stoffelijke overschotten. Al die tijd hebben de nabestaanden in onwetendheid verkeerd over het lot van de twee jongens.

De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de ene verdachte niet kan worden volstaan met een andere straf dan levenslange gevangenisstraf, gelet op de gruwelijke feiten en zijn leidinggevende en nietsontziende rol hierin. De medeverdachte wordt, gelet op zijn specifieke rol bij de gruwelijke feiten, wel nog perspectief geboden op terugkeer in de maatschappij. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar.

Uitspraak

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer : 04/650063-06

Datum uitspraak : 23 april 2015

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,

in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte],

thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond, Keulsebaan 530 Roermond.

1 Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van

8 november, 20 december in het jaar 2013, 10 januari, 23, 24 en 25 april, 16 juni,

8 en 9 september, 4, 6 en 11 november, 4 en 9 december in het jaar 2014,

26 en 27 februari, 5 en 6 maart, 19 en 20 maart en 9 april in het jaar 2015.

Op 4 november 2014 heeft in de loods aan de [adres 1] te Venray een schouw plaatsgevonden. Daarbij waren de officieren van justitie, de verdachte en

mr. P.H.P. van Vugt aanwezig. Op 9 april 2015 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. P.H.P. van Vugt, advocaat te Eindhoven naar voren hebben gebracht.

2 De tenlastelegging

De ter terechtzitting van 26 februari 2015 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

Feit 1 : [slachtoffer 1] heeft vermoord dan wel [slachtoffer 1] heeft gedood;

Feit 2 : [slachtoffer 2] heeft vermoord dan wel [slachtoffer 2] heeft gedood;

Feit 3 : de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft

verborgen/weggevoerd/weggemaakt/vernietigd;

Feit 4 : opzettelijk 910 hennepplanten heeft geteeld/bereid/bewerkt/verwerkt dan wel

aanwezig heeft gehad.

3 De voorvragen

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De rechtbank heeft het openbaar ministerie ter terechtzitting van 8 november 2013 ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 4 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat de verjaringstermijn inmiddels was verstreken.

De rechtbank overweegt wat betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 3 als volgt.

De rechtbank heeft ter terechtzitting van 8 november 2013 geoordeeld dat er geen sprake is van verjaring van het onder feit 3 ten laste gelegde voor zover de tenlastelegging ziet op het wegmaken of verbergen van de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Dit zijn immers voortdurende en dus doorlopende delicten. Het openbaar ministerie is ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging dan ook zonder meer ontvankelijk.

Met betrekking tot de overige elementen van het onder feit 3 ten laste gelegde was nader onderzoek nodig, met name naar de vraag of er op enig moment een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt voorop dat de verjaringstermijn voor de overige hiervoor genoemde elementen 6 jaar bedraagt (artikel 70 Wetboek van Strafrecht). Dat betekent dat het onder feit 3 ten laste gelegde, voor zover de tenlastelegging ziet op het wegvoeren of vernietigen van de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op 12 mei 2012, zou verjaren. De verjaringstermijn vangt namelijk aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd (artikel 71 Wetboek van Strafrecht).

Elke daad van vervolging stuit echter de verjaring, waarna een nieuwe verjaringstermijn van - in dit geval 6 jaar - aanvangt.

Volgens het openbaar ministerie is de verjaring gestuit door opening van het gerechtelijk vooronderzoek tegen [verdachte] op 2 december 2006 en de aanhouding op 30 oktober 2012.

Uit de stukken, de vordering gerechtelijk vooronderzoek van het openbaar ministerie en het bevel inverzekeringstelling van de hulpofficier van justitie, blijkt alleen dat die zien op de verdenking van moord c.q. doodslag van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en niet op het vernietigen of verbergen van de lichamen als bedoeld in artikel 151 Wetboek van Strafrecht. Een beschuldiging op basis van dat artikel komt in die stukken in het geheel niet voor.

Nu andere daden van vervolging niet door het openbaar ministerie zijn aangevoerd en de rechtbank niet zijn gebleken uit het onderzoek, moet worden geconcludeerd dat feit 3 voor zover de beschuldiging ziet op het wegvoeren of vernietigen van de lichamen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] sinds 12 mei 2012 is verjaard. Daarmee is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging met betrekking tot die onderdelen.

Zoals reeds is beslist geldt dit niet voor het wegmaken of verbergen van die stoffelijke overschotten. De beschuldiging op deze onderdelen blijft dus in stand.

4 De beoordeling van het bewijs

1 Inleiding

2 Verwijt aan [naam medeverdachte] en [verdachte]

3 Algemene feiten en omstandigheden die uit het dossier en uit het onderzoek

4 Verklaringen van [naam medeverdachte] en [verdachte] over het ten laste gelegde

5 De criteria voor toetsing van de verklaringen van [naam medeverdachte] en [verdachte]

6 De beoordeling van de verklaringen van [naam medeverdachte] en [verdachte]

7 Bespreking van de feitelijke toedracht en weergave van de bewijsmiddelen

8 Rollen verdachten en strafrechtelijke kwalificatie

1 Primair

2 Primair

3

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

6 De strafbaarheid van verdachte

7 De straf

8 De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9 Toepasselijke wetsartikelen

10 Beslissing