Rechtbank Limburg, 09-10-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:8688, 659208%
Rechtbank Limburg, 09-10-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:8688, 659208%
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2015
- Datum publicatie
- 20 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2015:8688
- Zaaknummer
- 659208%
Inhoudsindicatie
Dagvaarding partieel nietig verklaard, nu in de tenlastelegging niet duidelijk is wat de rechtbank zal dienen te bewijzen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met een ander twee winkelinbraken heeft gepleegd en samen met een ander een deur van een winkel heeft beschadigd. Daarnaast heeft verdachte samen met een ander ongeveer 1035 gram amfetamine opzettelijk aanwezig gehad. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Uitspraak
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659208-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adresgegevens] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 september 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: samen met een ander twee winkelinbraken heeft gepleegd;
Feit 2: samen met een ander heeft geprobeerd een winkelinbraak te plegen;
Feit 3 : samen met een ander heeft geprobeerd een winkelinbraak te plegen dan wel een deur heeft beschadigd;
Feit 4: samen met een ander in het bezit was van ongeveer 1035 gram amfetamine.
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 primair
Onder de feiten 2 en 3 primair heeft de officier van justitie kennelijk bedoeld ten laste te leggen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft geprobeerd een winkelinbraak te plegen bij respectievelijk de tweedehandskledingwinkel [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . De officier van justitie heeft evenwel verzuimd een beschrijving te geven van wat de verdachte daartoe precies zou hebben gedaan, zodat in de tenlastelegging niet duidelijk is wat de rechtbank zal dienen te bewijzen. Aldus is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 261 van het Weboek van Strafvordering. Daarmee is de dagvaarding met betrekking tot de feiten 2 en 3 primair nietig.