Home

Rechtbank Midden-Nederland, 28-05-2013, CA1247, 16-650553-12 (P)

Rechtbank Midden-Nederland, 28-05-2013, CA1247, 16-650553-12 (P)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
28 mei 2013
Datum publicatie
28 mei 2013
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1247
Zaaknummer
16-650553-12 (P)

Inhoudsindicatie

Hennepkwekerij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/650553-12 (P)

vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 mei 2013.

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1973],

wonende te [woonplaats], [adres] D.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2013.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2. Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte

omstreeks 1 februari 2012 te [vestigingsplaats] een hennepkwekerij met 421 hennepplanten in werking heeft gehad.

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie is van oordeel dat op grond van de verklaring van de verdachte en de processen-verbaal van bevindingen in het dossier het feit zoals ten laste is gelegd, bewezen kan worden verklaard.

4.2 Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft bekend dat hij het feit heeft gepleegd.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.

Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De rechtbank acht de feiten bewezen gelet op:

- De verklaring van verdachte ter zitting van 14 mei 2013 dat hij op 1 februari 2012 in een bedrijfspand aan de [adres] in [vestigingsplaats] opzettelijk 421 hennepplanten heeft geteeld.

- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2012 van verbalisant [verbalisant], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina’s 2-8 van het proces-verbaal met dossiernummer PL09 930 2012026307. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen op pagina’s 29-34 en 36-56;

- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2012 van verbalisant [verbalisant], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 35 van het proces-verbaal met dossiernummer PL09 930 2012026307.

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

op 01 februari 2012 te [vestigingsplaats] opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van in totaal 421 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6. De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als

Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8. Motivering van de straffen en maatregelen

8.1. De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar, officier van justitie, bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.

8.2. Het standpunt van de verdediging

De verdachte heeft zich niet uitgelaten over de eis van de officier van justitie.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank is van oordeel dat gelet op na te noemen omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft een professionele hennepkwekerij in werking gehad waarin ruim 400 hennepplanten stonden. Hij wilde daarmee snel uit de schulden komen.

Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft door aldus te handelen zijn eigen financieel gewin dat hij met de kwekerij wilde behalen boven de volksgezondheid laten prevaleren. Daarbij droeg verdachte als kweker van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten bij aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht.

Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak geldt voor dit strafbaar feit als vertrekpunt van denken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Omdat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en zich van meet af aan meewerkend heeft opgesteld, zal de rechtbank echter nog geen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opleggen. De rechtbank acht met de officier van justitie wel termen aanwezig om aan verdachte een taakstraf op te leggen, maar is van oordeel dat een langere duur dan gevorderd passend en geboden is. De rechtbank heeft daarbij gelet op de strafoplegging in soortgelijke gevallen. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst op soortgelijke wijze zijn financiële problemen op te lossen, zal de rechtbank daarnaast – eveneens in afwijking van de vordering van de officier van justitie – een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 1 maand, waaraan zij een proeftijd zal verbinden van 2 jaar.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22b, 22c, 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 1 maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.

Stelt een proeftijd vast van twee jaren.

Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:

een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.

Dit vonnis is gewezen door

mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter,

mrs. M.C. Oostendorp en R.G.A. Beaujean, rechters,

in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2013.

Mr. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE : De tenlastelegging

hij op of omstreeks 01 februari 2012 te [vestigingsplaats] opzettelijk heeft geteeld en/of

bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft

gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal)

ongeveer 421 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen

daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal

bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a

van die wet;

art 3 ahf/ond B Opiumwet

art 11 lid 2 Opiumwet