Home

Rechtbank Midden-Nederland, 18-03-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1055, 358429 HA RK 13-328

Rechtbank Midden-Nederland, 18-03-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1055, 358429 HA RK 13-328

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
18 maart 2014
Datum publicatie
19 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2014:1055
Zaaknummer
358429 HA RK 13-328

Inhoudsindicatie

Verzetprocedure tegen rekening en verantwoording van vereffening en plan van verdeling, opgemaakt door vereffenaars van een pensioenfonds in liquidatie. Geschil over de vraag of VPL-aanspraken van gewezen werknemers onvoorwaardelijke aanspraken zijn geworden.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Locatie Utrecht

zaaknummer: 358429 HA RK 13-328 LH/4059

Beschikking van 18 maart 2014

inzake

1 [verzoeker sub 1],

2. [verzoekster sub 2],

beiden wonende te [woonplaats],

verder samen ook te noemen[verzoekers c.s.],

verzoekende partij,

advocaat: mr. S. Boer-Koeberg,

tegen:

de stichting

Stichting Pensioenfonds ECI (in liquidatie),

gevestigd te Vianen,

verder ook te noemen het Pensioenfonds,

verwerende partij,

advocaat: prof. dr. E. Lutjens.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

[verzoekers c.s.]. hebben op 3 december 2013 een verzoekschrift in de zin van artikel 2:23b

lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend. Op dit verzoekschrift hebben zij nadien nog een aanvulling gegeven.

1.2.

Het pensioenfonds heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.

Het verzoek is ter zitting van 18 februari 2014 behandeld, tegelijk met de mondelinge behandeling van het verzet dat de heer [A] (in de bij deze rechtbank aanhangige zaak met nummer 358425 HA RK 13-327) tegen de litigieuze rekening en verantwoording van de vereffening en het plan van verdeling heeft gedaan. De advocaten van partijen hebben ter zitting het woord gevoerd, onder meer aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

1.4.

Hierna is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker sub 1] (verzoeker sub 1), geboren op [1952], is van 28 juli 1975 tot en met 31 mei 2011 in dienst geweest van een ECI-vennootschap. [verzoekster sub 2] (verzoekster sub 2), geboren op [1953], is van 23 november 1998 tot en met 31 mei 2011 eveneens in dienst geweest van een ECI-vennootschap. De ECI-ondernemingen (hierna samen ECI te noemen) waren aangesloten bij het Pensioenfonds, zodat[verzoekers c.s.] bij het Pensioenfonds (ouderdoms-)pensioen hebben opgebouwd.

2.2.

Op 31 december 2006 zijn de rechten die [verzoekers c.s.] voordien op grond van het VUT-reglement van hun toenmalige werkgevers hadden, ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL), komen te vervallen. Met ingang van 1 januari 2007 heeft ECI in verband hiermee aan de werknemers, onder wie[verzoekers c.s.], VPL-aanspraken toegezegd, zoals omschreven in de op laatstgenoemde datum in werking getreden ‘Overgangsregeling ECI - 15 jaarsoptie’ (hierna: de Overgangsregeling ECI). Deze regeling is gebaseerd op artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 van 16 juli 2005, regelende uitstel van financiering van over het verleden in te kopen pensioenruimte. Ingevolge de Overgangsregeling ECI hebben[verzoekers c.s.] een voorwaardelijke aanspraak verkregen op extra ouderdomspensioen. De voorwaarden staan omschreven in artikel 2 van de Overgangsregeling ECI. Op grond van artikel 3 lid 3 van de uitvoeringsovereenkomst, gesloten met het Pensioenfonds, is ECI gehouden aan het Pensioenfonds een koopsom te voldoen ten behoeve van de inkoop van extra ouderdomspensioen. Het was de bedoeling van ECI om daarvoor de middelen uit het eerdere VUT-fonds aan te wenden.

2.3.

In artikel 6 van de Overgangsregeling ECI is opgenomen de tekst van artikel 4 lid 5 van het Uitvoeringsbesluit Pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004, luidende: ‘Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging (-).’ Op grond van artikel 65 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet is de VPL-aanspraak geen pensioen in de zin van de Pensioenwet, ‘voor zover deze nog niet is gefinancierd.’

2.4.

Aan de arbeidsovereenkomsten van[verzoekers c.s.] is op 31 mei 2011 ten gevolge van een reorganisatie een einde gekomen. Datzelfde lot trof ongeveer 35 andere werknemers. Ter gelegenheid daarvan heeft ECI aan[verzoekers c.s.] het recht op extra ouderdomspensioen ingevolge de Overgangsregeling ECI toegekend. In de beëindigingsberichten die het Pensioenfonds op 5 juli 2011 aan[verzoekers c.s.] heeft gestuurd, waren zowel hun pensioenaanspraken uit hoofde van de basisregeling als hun VPL-aanspraken opgenomen. Vooruitlopend op de financiering door ECI van de VPL-aanspraken van deze gewezen werknemers en aannemende dat de benodigde koopsom zou worden betaald, heeft het Pensioenfonds de toegekende VPL-aanspraken van[verzoekers c.s.], en die van de ongeveer 35 andere werknemers die bij de reorganisatie in 2011 zijn afgevloeid, ten laste van het resultaat van het fonds gebracht door de technische voorzieningen met ongeveer € 935.000,-- te verhogen.

2.5.

Per 1 januari 2012 heeft het Pensioenfonds de tot dan toe opgebouwde pensioenrechten overgedragen aan Aegon Levensverzekering N.V.

2.6.

ECI heeft, ook na daartoe door het Pensioenfonds te zijn aangemaand, nagelaten de VPL-aanspraken van[verzoekers c.s.], en die van genoemde andere gewezen werknemers, te financieren door de daarvoor benodigde gelden, ter hoogte van ongeveer € 935.000,--, te voldoen aan het Pensioenfonds. ECI heeft het Pensioenfonds meegedeeld de Overgangsregeling ECI niet langer te willen uitvoeren en niet tot betaling te zullen overgaan. In verband daarmee heeft het Pensioenfonds op 3 juli 2012 aan[verzoekers c.s.] een gecorrigeerd beëindigingsbericht gestuurd en hen meegedeeld dat de VPL-aanspraken buiten beschouwing zullen worden gelaten.

2.7.

Het bestuur van het Pensioenfonds heeft besloten tot opheffing van het fonds. Het Pensioenfonds is ontbonden en verkeert thans in liquidatie. Ingevolge artikel 18 van haar statuten is het bestuur van het Pensioenfonds belast met de vereffening van de zaken van het fonds. Op 2 oktober 2013 hebben de vereffenaars rekening en verantwoording van vereffening gedaan en een plan van verdeling opgesteld. Daarin zijn de door[verzoekers c.s.] gepretendeerde VPL-aanspraken niet vermeld. Het bestuur van het Pensioenfonds is voornemens het batig saldo van € 991.833,-- aan te wenden voor een indexering ten behoeve van de aanspraak- en pensioengerechtigden, opdat de in 2012 doorgevoerde korting deels kan worden teruggedraaid.[verzoekers c.s.]

2.8.

[verzoekers c.s.] hebben het Pensioenfonds en hun gewezen ECI-werkgevers, gedagvaard voor deze rechtbank en onder meer gevorderd dat hun gewezen werkgevers worden veroordeeld tot nakoming van de Overgangsregeling ECI en tot storting van de benodigde koopsom bij een pensioenuitvoerder. Voorts hebben[verzoekers c.s.] gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat het Pensioenfonds gehouden is aan hen bij pensionering extra ouderdomspensioen uit te keren en dat het Pensioenfonds wordt veroordeeld om - al dan niet door aanwending van het batig saldo - extra ouderdomspensioen voor hen in te kopen. In deze dagvaardingsprocedure heeft het Pensioenfonds geconcludeerd voor antwoord, maar is nog geen vonnis gewezen.

2.9.

Op 9 januari 2014 zijn ECI Nederland B.V. en ECI Holding B.V. failliet verklaard.

3 Het verzoek

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing