Rechtbank Midden-Nederland, 10-11-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:6223, 379666
Rechtbank Midden-Nederland, 10-11-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:6223, 379666
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 10 november 2014
- Datum publicatie
- 2 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2014:6223
- Zaaknummer
- 379666
Inhoudsindicatie
Gedeeltelijke vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing met betrekking tot omgangsregeling en voorwaarden. Aanwijzing (in de zin van de Awb) is niet op goede gronden gegeven en wordt gedeeltelijk vervallen verklaard.
Uitspraak
Afdeling Familierecht
Locatie Utrecht
Zaak-/rolnummer: C/16/379666 / JE RK 14-2405
Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
Beslissing van de kinderrechter van 10 november 2014.
in de zaak van
[vader],
die ter zake woonplaats en domicilie gekozen heeft ten kantore van advocaat mr. R.F.P. Scheele te Capelle aan de IJssel,
nader te noemen: de vader,
bijgestaan door zijn advocaat: mr. R.F.P. Scheele,
tegen
de William Schrikker Jeugdbescherming & Reclassering,
(mede) kantoorhoudende te Utrecht,
nader te noemen: de WSJ.
met als belanghebbenden:
- [moeder],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: de moeder,
- [pleegmoeder],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: de pleegmoeder,
met betrekking tot het minderjarige kind:
[minderjarige], geboren op [2008] te [geboorteplaats],
nader te noemen: [minderjarige].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door beide ouders.
1 Verloop van de procedure
Op 22 oktober 2014 heeft de vader middels zijn advocaat, mr. R.F.P. Scheele, een verzoekschrift ingediend strekkende tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing van de WSJ van 8 oktober 2014.
Op 30 oktober 2014 zijn nadere stukken ingediend door de advocaat van vader.
Op 7 november 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij de behandeling zijn verschenen:
- -
-
de vader en zijn advocaat, mr. R.F.P. Scheele,
- -
-
de heer [B], vertegenwoordiger namens de WSJ,
- -
-
de heer [D] namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de Raad,
- -
-
mr. M. Erkens, advocaat van de pleegmoeder.
Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn de moeder en de pleegmoeder niet verschenen.
2 De feiten
[minderjarige] is onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht. De ondertoezichtstelling wordt uitgevoerd door de WSJ. De ondertoezichtstelling loopt tot 26 april 2015.
Bij beschikking van 20 oktober 2014, met kenmerk C/16/378311 / JE RK 14-2285 verlengde de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij mevrouw [pleegmoeder], de tante (vz.), met ingang van 26 oktober 2014 tot 26 april 2015.
Op 8 oktober 2014 heeft WSJ een schriftelijke aanwijzing gegeven met de volgende
inhoud:
“Elke zondag van 10.00 – 16.00 uur mag u [minderjarige] ophalen en weer terugbrengen naar tante. Hierbij wordt er aan de volgende afspraken gehouden tijdens het bezoek:
- -
-
[minderjarige] slaapt niet bij vader.
- -
-
[minderjarige] douchet niet bij vader.
- -
-
[minderjarige] is niet op andere momenten bij vader dan bovenstaand.
- -
-
[minderjarige] wordt niet door vader gehaald of gebracht naar school.
- -
-
Vader is in het bijzijn van [minderjarige] in het zicht van volwassenen.
- -
-
[minderjarige] is niet alleen met vader.
- -
-
[minderjarige] wordt niet aan/of uitgekleed door vader, dus activiteiten zoals zwemmen kunnen niet worden ondernomen.
- -
-
[minderjarige] wordt op een leeftijdsadequate manier aangesproken en er worden kindvriendelijke activiteiten met haar ondernomen.
- -
-
Er worden geen geheimen of leugens verteld aan [minderjarige].
- -
-
[minderjarige] wordt niet gemanipuleerd.
- -
-
De broer van vader, [A], mag alleen met bezoeken aanwezig zijn bij [minderjarige] mits hij geen alcohol heeft gedronken.
- -
-
[minderjarige] is geen getuige van ruzies of agressie in welke vorm dan ook.”.
De WSJ heeft nadien bij brief van 28 oktober 2014 aan (advocaat van) de vader medegedeeld dat per ongeluk een verkeerd tijdstip in de schriftelijke aanwijzing staat. De schriftelijke aanwijzing bevat als tijdstip “tot 16:00 uur”, wat moet zijn: “tot 18:00 uur”.
3 Het verzoek en het verweer
Het standpunt van de vader
De vader verzoekt de rechtbank de schriftelijke aanwijzing van de WSJ van 8 oktober 2014 vervallen te verklaren. Hij voert daartoe – samengevat en zakelijk weergegeven, (mede) middels zijn advocaat en (mede) aan de hand van een pleitnota die aan het dossier is toegevoegd – aan dat de schriftelijke aanwijzing in strijd met de Algemene Wet Bestuursrecht is gegeven, aangezien deze onzorgvuldig is voorbereid, namelijk zonder vooroverleg te voeren met de vader. De aanwijzing is dan ook in strijd met het vereiste van hoor- en wederhoor. Bovendien ziet de vooraankondiging schriftelijke aanwijzing die in augustus 2014 is gegeven op een andere wijziging van de omgangsregeling dan de uiteindelijk gegeven schriftelijke aanwijzing. In de schriftelijke aanwijzing zijn de argumenten die de vader tegen de vooraankondiging heeft ingediend bovendien niet gemotiveerd weerlegd. Voorts voert de vader aan dat er geen enkele indicatie bestond waaruit blijkt dat de bestaande omgangsregeling niet goed verloopt. De WSJ heeft altijd vertrouwen gehad in de omgangsregeling en de vader. Dit wordt ook door de Waag, de Raad en het Gerechtshof onderschreven. Ook is door de WSJ niet gemotiveerd waarom de omgang gewijzigd dient te worden en op welke wijze die wijziging in het belang van [minderjarige] is. De schriftelijke aanwijzing bevat daarnaast onjuiste informatie, zowel ten aanzien van valsheid in geschrifte door vader dan wel advocaat van vader, alsmede in de twaalf voorwaarden die door de WSJ gesteld worden. De advocaat van vader concludeert tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing van de WSJ van 8 oktober 2014.
Desgevraagd heeft (de advocaat van) de vader medegedeeld dat het bezwaar van de vader tegen de schriftelijke aanwijzing inhoudelijk niet zo zeer ziet op de omgangsregeling als zodanig, hoewel hij die graag flexibeler zou willen uitvoeren, maar vooral op de twaalf voorwaarden die WSJ aan de omgangsregeling verbindt.
Ter zitting heeft de advocaat van vader voorts zijn verzoek aangevuld, inhoudende dat verzocht wordt de WSJ te veroordelen in de proceskosten.
Het standpunt van de WSJ
De heer [B] heeft ter namens de WSJ ter terechtzitting verweer gevoerd en daarbij het volgende naar voren gebracht. De aanvankelijke schriftelijke aanwijzing bevatte het tijdstip “tot 16:00 uur”, hetgeen nadien is hersteld als “tot 18:00 uur”. Voorts heeft meneer [B] medegedeeld dat de bedoeling van de schriftelijke aanwijzing was om duidelijkheid te scheppen naar alle betrokkenen. Vanuit die situatie kan vervolgens tot een werkbare omgangsregeling gekomen worden. De voorwaarden van de omgangsregeling zijn gegeven teneinde de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De vader dient te laten zien dat hij zich kan houden aan afspraken. Desgevraagd heeft meneer [B] medegedeeld dat er weliswaar overleg is geweest over de te geven aanwijzing, maar dat er veel weerstand was vanuit vader. De heer [B] heeft desgevraagd, als vervangend gezinsvoogd, niet kunnen toelichten wat precies besproken is en wanneer dit is gebeurd. De heer [B] merkt op dat de vorige gezinsvoogd van [minderjarige], de heer [C], inmiddels ontslagen is door de WSJ, omdat hij juist in deze zaak als gezinsvoogd is tekortgeschoten.
Het standpunt van de pleegmoeder
Mr. Erkens heeft ter zitting, namens pleegmoeder, het volgende naar voren gebracht. Het gaat naar omstandigheden goed met [minderjarige]. [minderjarige] kan voorlopig bij pleegmoeder blijven wonen. De afgelopen tijd zijn er geen problemen geweest in de uitvoering van de omgangsregeling en de pleegmoeder heeft volledig vertrouwen in de vader. De vader heeft geen extra beroep gedaan op de pleegmoeder. Het bevreemdt de pleegmoeder dat er een veiligheidsplan is opgesteld, terwijl daartoe geen aanleiding bestaat. De omgangsregeling zoals in de schriftelijke aanwijzing neergelegd is bovendien praktisch onuitvoerbaar. Het is van belang dat [minderjarige] op normale wijze interactie heeft met haar vader, hetgeen onder de schriftelijke aanwijzing niet of nauwelijks mogelijk is. De werkwijze, reactie en houding van de WSJ toont voorts aan dat het belang van [minderjarige] niet (langer) vooropstaat.
Het advies van de Raad
De heer [D] heeft ter zitting namens de Raad verklaard dat het onderzoek door de Raad naar de toekomstige opvoedingssituatie van [minderjarige] nog loopt. De heer [D] merkt op dat het moeilijk is gebleken zicht te krijgen op de ontwikkeling van [minderjarige]. Er gaat een nader onderzoek plaatshebben bij [minderjarige]. De ouders hebben daar toestemming voor gegeven en het onderzoek zal op korte termijn aanvangen. Bij dit onderzoek zal ook een gedragswetenschapper betrokken worden. Het streven is om begin december 2014 intern te overleggen bij de Raad of er voldoende informatie beschikbaar is voor een advies aan de WSJ. De WSJ heeft zelf al te kennen gegeven dat zij het advies van de Raad zal overnemen.
Met betrekking tot de schriftelijke aanwijzing heeft de heer [D] naar voren gebracht dat het van belang is dat er snel duidelijkheid komt voor zowel de WSJ als (met name) de vader. De WSJ is niet duidelijk geweest in haar communicatie rondom de omgangsregeling, namelijk onder door het incidenteel toestaan van (extra) omgang en het vervolgens terugdraaien van deze toestemming. Voorts is gebleken dat er zorgpunten zijn met betrekking tot het alcoholgebruik door de broer van de vader, bij wie de vader in huis woont. De heer [D] benadrukt dat er veel onduidelijkheid bestaat bij zowel de WSJ als de vader en dat het van belang is dat alle betrokkenen hierin open zijn. Zowel de WSJ als de vader zijn hierin tekortgeschoten. De vervanging van de gezinsvoogd is een stap in de juiste richting. De heer [D] heeft voorts naar voren gebracht dat – los van de eventuele vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing – helder moet worden op welke wijze de omgangsregeling met [minderjarige] ingevuld gaat worden. Een gesprek tussen betrokkenen is hierin een noodzakelijke eerste stap. Het is daarbij van belang duidelijk vast te stellen wanneer de omgang plaats gaat vinden en – indien toepasselijk – onder welke voorwaarden. Dit is ook in het belang van [minderjarige], die behoefte heeft aan duidelijkheid, structuur en regelmaat in de omgang.