Home

Rechtbank Midden-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5311, 19/2372

Rechtbank Midden-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5311, 19/2372

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
30 oktober 2020
Datum publicatie
5 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2020:5311
Formele relaties
Zaaknummer
19/2372

Inhoudsindicatie

woz

Uitspraak

Bestuursrecht

enkelvoudige kamer

nummer UTR 19/2372

in het geding tussen:

gemachtigde: D.A.N. Bartels

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, verweerder,

vertegenwoordigd door R. Janmaat, tot bijstand vergezeld door [naam]

inzake de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag.

Procesverloop

1.1.

Verweerder heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2018 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 283.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser voor het jaar 2019 opgelegde aanslag in de van eigenaren geheven onroerende zaakbelasting van de gemeente Utrecht (de aanslag).

1.2.

Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op de onlinezitting van 23 september 2020.

Feiten

2.1.

Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een in of rond 1996 gebouwde tussenwoning, gelegen in wijk [woonwijk] . De woning staat op een kavel van 130 m2 en heeft een gebruiksoppervlak van 108 m2.

2.2.

Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld, als bijlage bij het verweerschrift een door [naam] op 13 september 2019 opgesteld overzicht overgelegd dat bestaat uit vier losse opsommingen van gegevens, waarvan één betrekking heeft op de woning en de andere drie betrekking hebben op woningen die naar de opvatting van de verweerder met de woning vergelijkbaar zijn. De (kwantitatieve) gegevens die in het overzicht zijn gebruikt bij de herleiding van de waarde van de woning uit de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten zijn hierna opgenomen in een matrix (de matrix). Onder de matrix is de aanvullende informatie opgenomen, die verweerder in het door hem overgelegde overzicht heeft gegeven op de gegevens in de matrix, alsook enkele door de rechtbank toegevoegde toelichtende opmerkingen.

Matrix

woning

[adres 2]

[adres 3]

[adres 4]

WOZ-waarde (€)

283.000

--

--

--

Koopsom (€)

--

295.000

292.000

318.000

Gecorrigeerde koop-

som (€)

--

298.000

306.000

332.000

Kavelgrootte ( m2)

130

130

130

153

Deelwaarde berging (€)

2.000

2.000

2.000

--

Deelwaarde garage (€)

--

--

--

16.000

Deelwaarde grond (€)

50.500

50.500

50.500

58.550

Deelwaarde woning

‘sec’ (€)

230.500

245.500

253.500

257.450

Gebruiksoppervlak van de woning ‘sec’

(m2)

108

108

108

123

Rekenprijs per m2 gebruiksoppervlak van de woning ‘sec’ (€)

2.134

2.273

2.347

2.093

Aanvullende informatie

woning

[adres 2]

[adres 3]

[adres 4]

Verkoopdatum

--

7 november 2017

21 april 2017

18 mei 2017

Soort object

Tussenwoning

Tussenwoning

Tussenwoning

Hoekwoning

Locatie

[woonwijk]

[woonwijk]

[woonwijk]

[woonwijk]

Ligging

In woonwijk gelegen

In woonwijk gelegen

In woonwijk gelegen

In woonwijk gelegen

uitstraling/type

normaal

normaal

normaal

normaal

bouwjaar (ca.)

1996

1996

1996

1999

bouwkundige kwaliteit

voldoende

voldoende

voldoende

voldoende

staat van onderhoud

voldoende

voldoende

voldoende

voldoende

Toelichtende opmerkingen

De “woning sec” is de woning zonder de grond.

Verweerder heeft bij brief van 19 september 2019 de onderstaande grondstaffel overgelegd:

Grondstaffel

0-100 m2

€ 400

101-200 m2

€ 350

Geschil en standpunten van partijen

3.1.

In geschil is of de door verweerder vastgestelde waarde van € 283.000 te hoog is.

3.2

In de door gemachtigde ingediende stukken, laatstelijk in de brief van 17 juli 2020, heeft gemachtigde vragen gesteld, inlichtingen en bescheiden gevorderd, standpunten ingenomen en omstandigheden genoemd, met als kennelijke bedoeling dat daarmee bij de uitspraak rekening zou worden gehouden. Ter zitting heeft gemachtigde verklaard dat hij de brief van 17 juli 2020 alsnog intrekt. Gelet daarop laat de rechtbank de brief van 17 juli 2020 en de eerdere versies daarvan in andere door gemachtigde ingediende stukken bij de beoordeling van het geschil buiten beschouwing.

3.3.

Eiser stelt zich op het standpunt dat de vastgestelde waarde van € 283.000 dient te worden verlaagd tot € 259.000.Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vastgestelde waarde van € 283.000 niet te hoog is. Voor de onderbouwing van deze standpunten verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding.

Beoordeling van het geschil

Beslissing

Rechtsmiddel