Rechtbank Midden-Nederland, 22-04-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2324, UTR 21/612
Rechtbank Midden-Nederland, 22-04-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2324, UTR 21/612
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 22 april 2021
- Datum publicatie
- 7 oktober 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:2324
- Zaaknummer
- UTR 21/612
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijk, geen griffierecht, geen machtiging.
Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/612
[eiseres ] ., te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaarschrift van 17 februari 2020.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 360,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiseres op 26 februari 2021 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiseres het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Eiseres heeft daar geen geldige reden voor gegeven. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. De rechtbank heeft verder ook gevraagd bij brief van 23 februari 2021 gevraagd om een machtiging, waaruit blijkt dat [A] (hierna: [A] ) gemachtigd is om namens [eiseres ] . op te treden. [A] heeft bij brief van 23 maart 2021 uitstel gevraagd en de rechtbank heeft bij aangetekende brief van 31 maart 2021 uitstel verleend. In deze brief staat dat [A] binnen twee weken na de datum van verzending de gevraagde stukken moet indienen. Dit heeft hij niet gedaan. Dat betekent dat er in deze procedure geen toereikende machtiging is overlegd. Ook om die reden is het beroep niet-ontvankelijk.1
7. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: