Home

Rechtbank Midden-Nederland, 07-01-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:26, UTR 20/2035

Rechtbank Midden-Nederland, 07-01-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:26, UTR 20/2035

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
7 januari 2021
Datum publicatie
11 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2021:26
Formele relaties
  • Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2022:3209, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
UTR 20/2035

Inhoudsindicatie

Aanvraag woningurgentie. Gewijzigde feiten en omstandigheden t.o.v. vorige urgentieverlening onvoldoende aannemelijk gemaakt. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/2035

(gemachtigde: mr. J.J. Stobbe),

en

(gemachtigde: mr. W. van Beveren).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een urgentieverklaring voor woningtoewijzing afgewezen.

Bij besluit van 20 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting is het onderzoek gesloten.

Op 5 oktober heeft de rechtbank het onderzoek heropend, om de stukken mee te kunnen nemen die verweerder op 28 september 2020 bij de rechtbank heeft ingediend.

Op 27 oktober heeft de rechtbank, na verkregen toestemming van partijen om de zaak zonder nadere zitting af te doen, het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft een urgentieverklaring voor woningtoewijzing aangevraagd op 29 oktober 2019 op medische gronden. Hij leidt aan depressie en heeft een spierziekte en geeft aan dringend te moeten verhuizen naar een appartement in een nieuwe omgeving. Hij woont nu in het huis waarin hij voor zijn scheiding samen met zijn echtgenote en kind woonde. Het huis met voor- en achtertuin is veel te groot voor hem om te kunnen onderhouden en roept slechte herinneringen bij hem op. Bovendien heeft hij in zijn huis last van muizen en slaapt hij op de bank, omdat hij heel moeilijk kan traplopen. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft eiser in bezwaar een brief van zijn huisarts en POH-GGZ, een e-mail van de GGZ van 19 september 2018, een e-mail van Indigo van 16 januari 2020 en e-mail van Trubendorffer van 5 april 2019 en foto’s overgelegd.

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat aan eiser twee keer eerder urgentie is verleend op medische gronden en bij de huidige aanvraag niet is gebleken van gewijzigde feiten en omstandigheden. Hiermee voldoet de aanvraag niet aan de voorwaarde neergelegd in artikel 2.5.2, derde lid, van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 (hierna: de Verordening). Uit de door eiser overgelegde gegevens blijkt namelijk dat hij in ieder geval al sinds 2018 psychische klachten heeft en dat de medische situatie die hij bij zijn aanvraag schetst ook toen al bestond. Het is aan eiser om nieuwe feiten en gewijzigde omstandigheden naar voren te brengen, maar dit heeft hij niet gedaan. Verweerder ziet geen aanleiding om eiser in afwijking van de Verordening een urgentie te verlenen, omdat uit de door hem overgelegde stukken niet blijkt dat hij op korte termijn dringend andere huisvesting nodig heeft, of dat zijn woonsituatie levensbedreigend is. Daarbij vindt verweerder dat eiser van zijn vorige twee urgenties onvoldoende gebruik heeft gemaakt. Als hij deze volledig had benut, had hij zijn woonprobleem al kunnen oplossen.

3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij wel gewijzigde omstandigheden naar voren heeft gebracht, namelijk zijn psychische klachten en het feit dat hij antidepressiva slikt tegen zijn depressie. Dit heeft hij onderbouwd met een brief van zijn huisarts en van de POH-GGZ. Eiser stelt dat de vorige twee urgenties zijn verleend op grond van alleen zijn lichamelijke klachten. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten nader onderzoek te doen naar de psychische klachten, mede om te kunnen vaststellen in hoeverre eisers ziektebeeld van invloed is geweest op zijn vermogen om ten tijde van zijn vorige twee urgenties adequaat op woningen te reageren. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig.

4. De rechtbank stelt vast dat aan eiser urgentie op medische gronden is verleend van 13 februari 2018 tot 13 oktober 2018 en van 5 april 2019 tot 5 oktober 2019. Na de zitting heeft verweerder op 28 september 2020 alsnog het aan de eerste urgentie onderliggende advies van A-REA overgelegd. Uit het advies van 5 februari 2018, opgesteld ten behoeve van de eerste urgentieaanvraag, blijkt dat inderdaad alleen de lichamelijke klachten van eiser zijn bekeken. Geconcludeerd is dat er sprake is van een medisch onhoudbare situatie omdat eiser vanwege beperkingen in zijn mobiliteit is aangewezen op een woning zonder trappen. Op basis van dit advies is aan eiser urgentie verleend voor een traploos te bereiken woonruimte (met lift te bereiken of een benedenwoning) voor de duur van 6 maanden. Op 5 april 2019 is besloten urgentie te verlenen met ingang van diezelfde datum voor de duur van 6 maanden en is besloten om eiser op te nemen in de vangnetregeling. De vangnetregeling houdt in dat aan eiser wekelijks een passend woningaanbod wordt gestuurd. In de aan dit besluit ten grondslag liggende probleembeschrijving staat:

“(…) Daarbij ondervindt meneer veel psychische stress en gaat hiervoor wederom in behandeling”.(…)”De gezondheidstoestand en gemoedstoestand van meneer is al ruim 4 jaar aan het verslechteren.” (…) “Nieuw aangeleverd zijn uitdraai journaalsregels huisarts (…). Uit de journaalregels 2018-2019 blijkt het volgende: angst/paniekst; alc misbr (POHGGZ) (…).”

5. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde probleembeschrijving inzichtelijk maakt dat de psychische situatie van eiser is betrokken bij de vorige urgentieverlening. De vangnetregeling geeft hiervoor ook een aanwijzing zoals ter zitting door verweerder is toegelicht. Een vangnetregeling is bedoeld voor mensen die onvoldoende zelfredzaam zijn om zelf actief gebruik te maken van de hun verleende urgentie en te reageren op het woningaanbod. Vanuit de vangnetregeling wordt er iedere week een overzicht met passend woningaanbod aan de betrokkene gestuurd, zodat het reageren op passende woningen eenvoudiger is. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat indien eiser zich op het standpunt stelt dat zijn psychische situatie ten opzichte van de tweede urgentieaanvraag is gewijzigd het op zijn weg had gelegen om dit inzichtelijk te maken. De ongedateerde brief van de huisarts is hiertoe onvoldoende. Deze vermeldt slechts spanningen, somberheid en een paniekstoornis, welk beeld niet anders is dan volgt uit de probleembeschrijving die bij de tweede urgentieverlening is gebruikt. De e-mail van Indigo van 16 januari 2020 is hiervoor ook onvoldoende nu dit enkel een afspraakbevestiging met de psycholoog betreft. De e-mail van 19 september 2018 is onvoldoende nu dit ziet op de periode ten tijde van de eerste urgentieverlening. De afspraakbevestiging bij Trubendorffer van 5 april 2019 ziet op de periode ten tijde van de tweede urgentie en is daarom ook onvoldoende. Aan de overgelegde foto’s kan ook niet de waarde worden gehecht die eiser wenst, omdat eisers klachten hierdoor niet inzichtelijk worden. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden. Nu verweerder niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling mocht het inwinnen van advies van een medisch adviseur om de psychische gesteldheid van eiser te onderzoeken door verweerder achterwege blijven. De rechtbank acht het bestreden besluit niet evident onredelijk. Het staat eiser vrij een nieuwe aanvraag bij verweerder in te dienen, onderbouwd met medische stukken die erop wijzen dat zijn psychische situatie is verslechterd ten opzichte van de situatie ten tijde van de tweede urgentieaanvraag.

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H.W. Schierbeek, griffier. De uitspraak is gedaan op 7 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

De griffier is verhinderd

deze uitspraak te ondertekenen

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel