Rechtbank Midden-Nederland, 10-08-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3702, 9243908
Rechtbank Midden-Nederland, 10-08-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3702, 9243908
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 10 augustus 2021
- Datum publicatie
- 13 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:3702
- Zaaknummer
- 9243908
Inhoudsindicatie
Ontbinding wegens disfunctioneren. Disfunctioneren aannemelijk gemaakt. Werknemer weigert zich neer te leggen bij de door de werkgever voorgeschreven werkwijze omdat die in strijd zou zijn met diverse basisregels in de IT. Wel transitievergoeding, geen billijke vergoeding.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9243908 UE VERZ 21-159 SV/40160
Beschikking van 10 augustus 2021
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
[verzoekster] SE,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. E.C. Brussee,
tegen:
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het verzoekschrift van [verzoekster] met 22 producties, ter griffie ingekomen op 25 mei 2021;
- -
-
het verweerschrift van [verweerster] van 7 juli 2021 met bijlagen;
- -
-
de e-mail van [verweerster] van 16 juli 2021 met een bijlage;
- -
-
de pleitnota van de gemachtigde van [verzoekster] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juli 2021. [verzoekster] werd vertegenwoordigd door [A] , leidinggevende, [B] , HR Business Partner, en [C] , advisor legal, bijgestaan door mr. E.C. Brussee, gemachtigde. [verweerster] was aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat de beschikking op 10 augustus 2021 wordt gegeven.
2 De feiten
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1966, is sinds 1 februari 2018 in dienst van [verzoekster] , laatstelijk als [functie] voor 36 uur per week, in het team [naam team] , op het departement [naam departement] . De arbeidsovereenkomst geldt vanaf 1 februari 2019 voor onbepaalde tijd. Het maandsalaris is
€ 4.623,39 bruto exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor werknemers in Nederland van [verzoekster] SE van toepassing.
[verzoekster] is een betalingsdienstaanbieder in Europa die betalingen, POS- en ATM-transacties verwerkt. Binnen [verzoekster] is het departement [naam departement] verantwoordelijk voor de controle op en het onderhoud van beveiligingssystemen, toepassingen en processen binnen de gehele IT-infrastructuur van de [..] Groep.
Het team [naam team] ( [....] ), waarbinnen [verweerster] werkzaam is, levert diensten op het gebied van autorisatie en toegangscontrole via rollenbeheer, verzorgt de implementatie en monitoring van zogenoemde ‘Segregation of Duties’-controls, reconciliatie- en attestatiediensten voor toegangsbeheer en rapporten gebruikerstoegang.
De functieomschrijving van [functie] bevat de volgende taken: Role Based Access Control (RBAC), Acces Certification, Functioneel applicatiebeheer, Coördinatie en implementatie van automatische provisioning en Audit & compliance. [verweerster] is kort gezegd in zijn functie verantwoordelijk voor de zorg dat de juiste personen het juiste toegangsniveau hebben tot zakelijke middelen, zoals netwerken, databases en applicaties. Gebruikersrollen en toegangsrechten worden via een [.] -systeem gedefinieerd en beheerd.
In de periode van 1 februari 2018 tot 1 januari 2019 was [D] de leidinggevende van [verweerster] . Vanwege ziekte van [D] heeft [A] in de periode van 1 januari 2019 tot 1 april 2020 de leidinggevende rol overgenomen. Het team van [verweerster] wordt sinds 1 april 2020 aangestuurd door [E] .
[D] heeft in 2018 meerdere keren met [verweerster] gesproken over het inhoudelijke werk en over diens werkhouding in gesprekken met collega’s en externe partners. [D] heeft hierover aangegeven dat [verweerster] zich als senior medewerker onvoldoende actief en coöperatief opstelt binnen en buiten het team en dat hij onvoldoende de lead neemt in het bijhouden van afspraken en het doen of oppakken van aanbevelingen. [D] heeft [verweerster] hierover op 5 juli 2018 een e-mail gestuurd, waarin hij onder meer vraagt zich actiever en coöperatiever op te stellen en waarin hij aangeeft wat hij van [verweerster] verwacht als senior medewerker.
[A] heeft op 14 februari 2019 en op 14 maart 2019 functioneringsgesprekken met [verweerster] gevoerd, waarvan verslagen zijn overgelegd. [A] heeft met [verweerster] besproken dat zijn acteren, houding en gedrag leiden tot irritatie in het [naam team] -team in [plaatsnaam] omdat hij niet luistert naar adviezen en zijn eigen weg gaat. [verweerster] volgt zijn eigen werkwijze in plaats van eerst de huidige werkwijze van het team over te nemen en pas dan met eventuele verbetervoorstellen te komen. [A] heeft [verweerster] er daarbij op gewezen dat hij zaken waarvan nu niet duidelijk is hoe die uitgevoerd moeten worden, bij hem kenbaar kan maken.
Op 12 juli 2019 heeft [verzoekster] [verweerster] schriftelijk een officiële waarschuwing gegeven omdat hij richting zijn manager [A] tijdens een werkoverleg tot drie keer toe woedend heeft gereageerd met de woorden ‘sodemieter toch op’, zonder hiervoor excuses te willen maken.
In de periode van oktober 2019 tot mei 2020 heeft een eerste verbetertraject plaatsgevonden. Volgens het daarvoor opgestelde verbeterplan is verbetering nodig op het gebied van houding en gedrag, kwaliteit van het werk en acteren als senior medewerker binnen het team. Op 19 december 2019 heeft een tussenevaluatie en in mei 2020 heeft de eindevaluatie plaatsgevonden, met als eindconclusie dat geen, althans, onvoldoende verbetering op alle drie de gebieden is geconstateerd.
[verzoekster] heeft [verweerster] in 2020 (H1) een onvoldoende beoordeling gegeven.
Op 10 juni 2020 heeft [verzoekster] [verweerster] schriftelijk een officiële waarschuwing gegeven omdat hij een belangrijke werkinstructie voor het uitvoeren van access reviews niet had opgevolgd en uitgevoerd en aanvullende opdrachten van zijn manager niet had uitgevoerd.
[verzoekster] heeft [verweerster] over het najaar van 2020 (H2) ook een onvoldoende beoordeling gegeven. De teammanager [E] heeft [verweerster] op 7 oktober 2020 schriftelijk erop gewezen dat verschillende collega’s hebben geklaagd over de uiterst moeizame wijze waarop met hem kan worden samengewerkt en dat [verzoekster] hem voor de laatste maal nog een keer in de gelegenheid stelt om zijn functioneren te verbeteren via een traject van drie maanden. Daarbij heeft [verzoekster] erop gewezen dat als aan het einde van het tweede verbeterplan blijkt dat het functioneren nog steeds onvoldoende is, dat dan passende maatregelen worden genomen.
Op 30 november 2020 heeft [verzoekster] [verweerster] schriftelijk een officiële waarschuwing gegeven voor het herhaaldelijk niet volgen van een werkinstructie, de ‘Review Definition Settings (IDM) v1.3’.
Op 14 januari 2021 heeft de leidinggevende van [verweerster] tijdens het eindevaluatiegesprek geconcludeerd dat de doelstellingen niet waren bereikt, dat het functioneren van [verweerster] nog steeds onder het gewenste niveau lag en dat er er geen vertrouwen meer bestond dat hij zijn functioneren alsnog zou kunnen verbeteren.
3 Het verzoek en het verweer
[verzoekster] verzoekt op grond van artikel 7:671b lid 1 onder a Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden, primair op grond van disfunctioneren (de d-grond van artikel 7:669 lid 3 BW) en subsidiair op grond van een combinatie van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding (de i-grond van artikel 7:669 lid 3 BW). [verzoekster] voert hiertoe aan dat zij al langere tijd niet tevreden is over het functioneren van [verweerster] , zowel wat betreft de kwaliteit van het werk als wat betreft houding en gedrag. [verweerster] is er regelmatig op gewezen dat verbetering noodzakelijk is en [verzoekster] heeft tweemaal een verbetertraject ingezet. Daarnaast houdt [verweerster] zich niet aan belangrijke werkinstructies en zijn de verhoudingen binnen het team ernstig onder druk komen te staan.
[verweerster] voert daartegen verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat en verzoekt daarom het ontbindingsverzoek af te wijzen. [verweerster] voert aan dat hij zich aan de basisregels houdt en dat het management bij [verzoekster] onvoldoende verstand heeft van informatiebeveiliging. Verder is sprake van een ‘blame’-cultuur en durven collega’s het management niet tegen te spreken.