Rechtbank Midden-Nederland, 23-11-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6633, UTR 21 / 3617
Rechtbank Midden-Nederland, 23-11-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6633, UTR 21 / 3617
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 23 november 2021
- Datum publicatie
- 21 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:6633
- Zaaknummer
- UTR 21 / 3617
Inhoudsindicatie
8;54 geen ingebrekestelling verstuurd aan het bestuursorgaan dus geen sprake van een ontvankelijlk beroep.
Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 3617
p
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2021 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. M.M. Vrolijk)
en
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd een dwangsombesluit heeft genomen.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser is van mening dat hij geen ingebrekestelling heeft hoeven sturen voordat hij beroep kon indienen bij de bestuursrechter wegens het uitblijven van een dwangsombesluit op grond van artikel 4:18 van de Awb. Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin is geoordeeld dat door een eerdere ingebrekestelling de wens om een aanspraak te maken op een eventuele dwangsom al kenbaar was gemaakt aan het bestuursorgaan.1 Hierdoor hoeft er bij het instellen van een beroep tegen niet tijdig nemen van een dwangsombesluit niet alsnog een ingebrekestelling te worden verstuurd alvorens er beroep kan worden ingesteld.
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift, ten aanzien van het standpunt van eiser, geen punten naar voren gebracht die zien op de al dan niet noodzakelijke aanwezigheid van een ingebrekestelling voordat er een beroep niet tijdig beslissen kan worden ingediend.
5. De rechtbank is het niet eens met eiser. Voordat er een beroep tegen het niet tijdig nemen van een dwangsom besluit kan worden ingediend moet er wel degelijk eerst een ingebrekestelling worden verstuurd en moeten er twee weken zijn verstreken na ontvangst van die ingebrekestelling. De rechtbank verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).2 In die uitspraak is ook bepaald dat er geen dwangsommen in de zin van artikel 4:17 van de Awb, kunnen worden verbeurd door het bestuursorgaan als er niet tijdig een dwangsombesluit wordt genomen. Artikel 4:17 van de Awb ziet namelijk alleen op besluiten die moet worden genomen op een aanvraag of bezwaar (artikel 7:14 van de Awb). Een dwangsombesluit dient uit eigen beweging door het bestuursorgaan te worden genomen en een ingebrekestelling kan tevens niet worden aangemerkt als een aanvraag.
6. Uit de stukken blijkt dat eiser verweerder niet in gebreke heeft gesteld. Dat betekent dat dat daarmee dus niet is voldaan aan de genoemde voorwaarden uit rechtsoverweging twee en de uitspraak van de ABRvS.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb).
8. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 november 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op: