Home

Rechtbank Noord-Holland, 22-08-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:7766, AWB-12_49

Rechtbank Noord-Holland, 22-08-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:7766, AWB-12_49

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
22 augustus 2014
Datum publicatie
19 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2014:7766
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-12_49
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Eiser is er niet in geslaagd het bewijsvermoeden dat hij in Nederland woonachtig is te ontzenuwen en de rechtbank is daarom van oordeel dat eiser in de jaren 2002 tot en met 2006 zijn woonplaats in Nederland had in de zin van artikel 4 van de AWR.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummers: AWB 12/49, 12/50, 12/212, 12/213 en 12/214

Uitspraakdatum: 22 augustus 2014

Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen

[X] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [P], verweerder.

1 Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 20 december 2007 voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 133.519, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.960.330 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.238.548 en bij beschikking een bedrag van € 183.814 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 12/212).

1.2.

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 13 december 2006 voor het jaar 2003 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 93.433 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 100.000 en bij beschikking een bedrag van € 7.911 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 12/49).

1.3.

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 20 december 2007 voor het jaar 2004 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 134.690, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.960.330 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.398.459 en bij beschikking een bedrag van € 133.425 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 12/213).

1.4.

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 12 december 2008 voor het jaar 2005 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 129.031, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.960.330 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.521.203 en bij beschikking een bedrag van € 138.491 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 12/214).

1.5.

Met dagtekening 15 juni 2007 is een voorlopige aanslag ib/pvv 2006 opgelegd aan eiser berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.000. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 18 december 2009 voor het jaar 2006 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 198.424 en bij beschikking een bedrag van € 9.823 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 12/50).

1.6.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 30 november 2011 de aanslagen ib/pvv 2003 en 2006 (voorlopige en definitieve) en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.7.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2011 de navorderingsaanslag 2002 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 235.130, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.960.330 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 298.578 en de beschikking heffingsrente voor dat jaar verminderd tot € 134.922.

1.8.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2011 de aanslag 2004 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 188.401, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.301.496 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 373.277 en de beschikking heffingsrente voor dat jaar verminderd tot € 104.511.

1.9.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2011 de aanslag 2005 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 182.952, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.495.313 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 408.246 en de beschikking heffingsrente voor dat jaar verminderd tot € 112.572.

1.10.

Eiser heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

1.11.

Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.12.

Eiser heeft nadere stukken ingediend bij brieven met dagtekening 24 oktober 2012 en (ingediend via ir.[A]) 16 november 2012. Deze stukken zijn in kopie doorgezonden aan verweerder.

Verweerder heeft nadere stukken ingediend bij brieven met dagtekening 23 februari 2012 en 5 november 2012. Deze stukken zijn in kopie doorgezonden aan eiser.

1.13.

Bij brief van 27 november 2012 geeft verweerder aan dat bij het voorbereiden van de zitting van 29 november 2012 is gebleken dat in de bezwaarfase stukken met een beroep op artikel 7:4, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor eiser geheim zijn gehouden. Bij nadere bestudering van deze stukken is verweerder tot de conclusie gekomen dat geen bezwaar bestaat een deel van deze stukken alsnog aan eiser te openbaren. Deze stukken zijn aldus ingebracht en ook aan eiser gestuurd. Verweerder heeft bij genoemde brief van 27 november voorts in een gesloten enveloppe een aantal mappen (hierna: mappen 1 t/m 5) met stukken aan de rechtbank toegestuurd en ten aanzien van deze stukken een beroep gedaan op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

1.14.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2012. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door ir.[A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. R. Sachs, W. Meijer, mr. H.K. Nijkamp, mr. R.H. Vrolijk, mr. A.A. Neijtzell de Wilde, drs. S.D. van der Ploeg en mr. J.B. Wieken. De zaken van eiser zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de beroepen ingesteld door [B] B.V. (hierna [B] BV) en [C] B.V. (hierna: [C] BV), inzake aan deze vennootschappen opgelegde belastingaanslagen en boetes inzake loonheffingen en vennootschapsbelasting (zaaknummers 12/327 tot en met 12/330, 12/332 tot en met 12/335 en 12/471 tot en met 12/473). Partijen hebben ter zitting pleitnota’s en stukken overgelegd. De pleitnota’s zijn ter zitting voorgedragen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in de zaken van eiser en de gelijktijdig behandelde zaken van genoemde vennootschappen geschorst, bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat en eiser en genoemde vennootschappen in de gelegenheid gesteld nader genoemde stukken in te brengen. Daarbij is voorts aangegeven dat een nadere beslissing zal volgen op het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

1.15.

Verweerder heeft nadere stukken ingediend bij brieven met dagtekening 4 december 2012, 28 januari 2013, 4 februari 2013 en 26 maart 2013. Deze stukken zijn in kopie doorgezonden aan eiser. Eiser heeft nadere stukken ingediend (bij brieven) met dagtekening 2, 7 en 14 januari 2013, 2 maart 2013 en 16 april 2013. Deze stukken zijn in kopie doorgezonden aan verweerder.

1.16.

De geheimhoudingskamer heeft een comparitie gehouden met partijen op 16 april 2013. Het proces-verbaal is naar partijen gestuurd.

1.17.

Conform de afspraken ter comparitie bij de geheimhoudingskamer heeft verweerder blijkens zijn brief met dagtekening 26 maart 2013, ontvangen door de rechtbank op 23 april 2013 (de rechtbank begrijpt dat de dagtekening van de brief op een vergissing berust en gelegen moet zijn na 16 april 2013), bij brieven met dagtekening 19 april 2013 stukken uit mappen 1, 2, 4 en 5 verstrekt aan respectievelijk eiser, mevrouw [D], [C] BV, [B] B.V. en mevrouw [E], voor zover deze op hen betrekking hebben. Ter comparitie is afgesproken dat eiser deze stukken vervolgens zelf in het geding brengt indien hij ze relevant acht. Verweerder beroept zich alleen nog met betrekking tot de pagina’s 1 t/m 5 uit map 1 op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

1.18.

Eiser heeft hierop gereageerd bij brief met dagtekening 6 mei 2013 en heeft daarbij wederom nadere stukken overgelegd. Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief met dagtekening 19 april 2013, ontvangen bij de rechtbank op 4 juni 2013 (de rechtbank begrijpt dat de dagtekening van de brief op een vergissing berust). Verweerder concludeert wederom dat alleen de pagina’s 1 t/m 5 uit map 1 nog ontbreken en blijft in zoverre bij zijn beroep op artikel 8:29 van de Awb.

1.19.

Bij brief van 20 juni 2013 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank de in 1.17 genoemde stukken (met uitzondering van map 1 pagina’s 1 t/m 5) doorgezonden aan respectievelijk eiser, mevrouw [D], [C] BV, [B] B.V. en mevrouw [E], voor zover deze op hen betrekking hebben.

1.20.

De beslissing van de geheimhoudingskamer van 27 juni 2013 luidt als volgt:

“ (…)

- bepaalt dat beperking van de kennisneming ten aanzien van de pagina’s 1 t/m 5 van map 1 gerechtvaardigd is;

- stelt eiser op de voet van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb in de gelegenheid binnen twee weken de rechtbank te berichten of zij toestemming geeft dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de pagina’s 1 t/m 5 van map 1.”

Gelijkluidende beslissingen zijn genomen inzake de beroepen van [B] BV en [C] BV.

1.21.

Bij brief met dagtekening 18 juli 2013 heeft eiser ermee ingestemd dat de rechtbank uitspraak doet mede op grond van deze stukken ten aanzien waarvan geoordeeld is dat beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.

1.22.

Eiser heeft nadere stukken ingediend bij brieven met dagtekening 10 en 27 februari 2014. Deze stukken zijn in kopie doorgezonden aan verweerder. Verweerder heeft nadere stukken ingediend bij brieven met dagtekening 27 februari 2014. Verweerder heeft voorts voorafgaande aan de zitting bij brief gedagtekend 10 maart 2014 een pleitnota met bijlagen verstrekt. Deze stukken zijn in kopie doorgezonden aan eiser en behoren tot de gedingstukken.

1.23.

Het onderzoek ter zitting is hervat op 12 maart 2014. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door ir.[A]. Eiser heeft een pleitnota met bijlagen overgelegd en voorgedragen. Namens verweerder zijn verschenen mr. H.K. Nijkamp, mr. R. Sachs, W. Meijer, mr. B. van Buuren, C.P. Kos, mr. R.J. Groenhof, mr. J.B. Wieken en C. Kuhlman.

De zaken van eiser zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de beroepen ingesteld door [B] BV en [C] BV, inzake aan deze vennootschappen opgelegde belastingaanslagen en boetes inzake loonheffingen en vennootschapsbelasting (zaaknummers 12/327 tot en met 12/330, 12/332 tot en met 12/335 en 12/471 tot en met 12/473).

Desgevraagd heeft eiser ter zitting verklaard dat er geen op de zaak betrekking hebbende stukken meer ontbreken en dat het dossier compleet is.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

Eiser, [B] BV en dochtervennootschappen

2.1.

Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit en is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [D] (hierna ook: de echtgenote). Eiser stond met zijn echtgenote ingeschreven op het adres [adres], in een woning eigendom van [B] BV, en heeft zich eind 1997 uitgeschreven naar een adres in Zwitserland.

2.2.

Eiser staat ingeschreven als [Q4] bij de [G4] met als kantooradres [adres 2]. De onderneming van de [Q4] werd gedreven in de vorm van een eenmanszaak op dat adres. Eiser had geen werknemers in dienst. Eiser heeft zich per 1 januari 2006 laten uitschrijven bij de belastingadministratie voor zijn omzetbelastingondernemerschap. Nadien is eiser nog actief geweest als [Q4] (zie onder andere Rechtbank [U] 6 mei 2013, ECLI:NL:[# 1], Rechtbank [U], 28 mei 2009, ECLI:NL:[# 2] en Rechtbank [P2], [datum 2] 2006, ECLI:NL[# 3]).

2.3.

Eiser was sinds de oprichting op [datum 1] 1975 bestuurder van [B] BV. De echtgenote van eiser was sinds 16 november 1978 bestuurder van die vennootschap. Beide bestuurders zijn alleen/zelfstandig bevoegd. Met ingang van 20 oktober 2005 is[A] geboren op [geboortedatum], in functie getreden als bestuurder.[A] is de zoon van eiser en zijn echtgenote (hierna: de zoon). De zoon is thans enig bestuurder van [B] BV en alleen/zelfstandig bevoegd.

2.4.

De activiteiten van [B] BV bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken en het houden van dochtervennootschappen. [B] BV is gevestigd aan de [adres 2]. Formeel is er geen personeel in dienst van [B] BV. Met de bestuurders is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten.

2.5.

[F] AG, gevestigd aan de[adres 12] [NII 1] (Zwitserland), is sinds [datum 1] 1975 enig aandeelhouder van [B] BV. Tot de dossierstukken behoort een overeenkomst d.d. [datum 2] 1998 gesloten tussen [F] AG, [B] BV en eiser, waarin onder meer het volgende is bepaald:

“1.[X] zal met ingang van heden [datum 2] 1998 de gang van zaken bij [B] en dochterbedrijven in de gaten houden en begeleiden, in verband waarmede[X] zich verplicht goede communicatie met [B] te onderhouden in de vorm van telefoon, fax en speciaal ook regelmatige bezoeken aan het kantoor van [B] en dochters aan de [adres 2].”

2.6.

[B] BV is enig aandeelhouder van [C] BV,[G] BV, [H] BV en [I] BV (hierna tezamen aan te duiden als de dochtervennootschappen). De ondernemingsactiviteit van [C] BV bestaat uit de exploitatie van onroerende zaken. [C] BV heeft twee personeelsleden in dienst die als secretaresse werkzaam zijn voor het concern. Daarnaast waren er volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel drie bestuurders van [C] BV, namelijk eiser, de echtgenote en de zoon. [B] BV en/of genoemde personen is/zijn tevens aangemerkt als bestuurder(s) van de overige dochtervennootschappen. De dochtervennootschappen zijn volgens de Kamer van Koophandel eveneens gevestigd op het adres aan de [adres 2].

2.7.

Tot de gedingstukken behoren kopieën van de eerste pagina van een aantal transport- en hypotheekakten waarbij genoemde vennootschappen partij zijn. Uit deze notariële akten blijkt het volgende:

Aktedatum (v)erkoper/(k)oper volmachthouder woonplaats verschenen

(h)ypotheek

18-5-2000 (v) [B] BV[X] [adres 3] Ja

4-4-2002 (k) [B] BV [X] [adres] Ja

13-5-2002 (v) [B] BV [X] [adres] Nee

22-5-2002 (h) [B] BV [X] [adres] Ja

24-5-2002 (v) [B] BV [X] [adres] Nee

22-8-2002 (v) [B] BV [X] [adres] Nee

12-11-2002 (v) [B] BV [D] Nee

3-2-2004 (k) [B] BV[X] [adres] Ja

24-11-2004 (v) [B] BV [D] Nee

15-12-2004 (v) [B] BV [X] [J] Nee

27-1-2005 (v) [B] BV [X] [J] Nee

14-2-2005 (v) [B] BV [X] [J] Nee

30-3-2005 (v) [B] BV [X] [J] Nee

27-5-2005 (v) [B] BV [D] Nee

17-6-2005 (v) [B] BV [X] [J] Nee

20-12-2005 (v) [B] BV [X] [J] Nee

3-4-2006 (v) [B] BV [X] [adres 3] Nee

9-2-2007 (v) [B] BV[A] Ja

16-2-2007 (v) [B] BV [X] [adres 3] Nee

16-4-2007 [B] BV [D] Nee

14-6-2007 (v) [B] BV[X] [J] Ja

27-6-2007 (v) [B] BV [X] [adres 3] Nee

26-5-2008 (v) [B] BV [X] [adres 3] Nee

29-5-2008 (v) [B] BV [X] [adres 3] Nee

16-6-2008 (v) [B] BV [X] [adres 3] Nee

16-6-2008 (v) [B] BV [D] Nee

19-2-2009 (v) [B] BV [X] [adres 3] Nee

11-3-2009 (v) [B] BV [D] Ja

26-8-2009 (v) [B] BV[X] [J] Nee

8-12-2009 (v) [B] BV [D] Nee

15-1-2010 (v) [B] BV[D] Ja

7-6-2002 (v)[C] ea BV[X] [adres] Ja

7-5-2004 (v) [C] ea BV[X] [adres] Ja

17-10-2005 (v) [C] ea BV [X] [adres] Ja

27-6-2002 (v)[G] BV[X] [adres 3] Nee

27-6-2002 (v) [G] BV[X] [adres 3] Nee

27-6-2002 (v)[G] BV [X] [adres 3] Nee

24-11-2004 (k) [I] BV [D] Nee

10-7-2007 (k) [I] BV [X] [J] Nee

2.8.

In de uittreksels van de Kamer van Koophandel van genoemde vennootschappen staat eiser met het adres in [J] als woonplaats vermeld.

2.9.

Eiser had tot 16 november 2009 een geldig Nederlands rijbewijs. Het rijbewijs is in 2004 voor vijf jaar verlengd. Eiser beschikt thans over een geldig Zwitsers rijbewijs.

2.10.

Eiser betaalde in de onderhavige periode een abonnement op[K] en heeft een abonnement op [L] met als bezorgadres[adres]. Voorts is blijkens de dagafschriften van de en/of rekening van eiser en zijn echtgenote bij de[M]met nummer [bankrekening], betaald voor abonnementen op [N], [O]dagbladen ([O]), [Q]Programmablad, [R] en de [S] en worden van deze rekening contributiebetalingen aan een Nederlandse Golfclub te [T] afgeschreven op 19 januari 2005 en op [datum 2] 2006. De dagafschriften verzond de[M]naar [adres].

2.11.

De nota’s van energieleverancier [Au] zijn gericht aan eiser op het adres [adres 4]. Het leveringsadres is [adres].

2.12.

De KPN nota’s van de telefoonaansluiting voor het adres [adres], staan op naam van eiser. Op de in kopie overgelegde nota’s is het huisnummer [adres] met een pen veranderd in [adres 2]. De nota’s zijn in de administratie van [C] BV aangetroffen.

2.13.

Eiser heeft in de onderhavige jaren de beschikking over een Nederlands e-mail account.

2.14.

Onder de gedingstukken bevinden zich nota’s op naam van eiser voor een oogmeting van eiser bij een opticien op 2 december 2004 in [U], waarbij een gewone bril en een zonnebril op sterkte zijn gekocht. De kosten zijn verwerkt als autokosten in de administratie van [B] BV.

2.15.

Eiser en zijn echtgenote staan sinds 2003 respectievelijk 2001 ingeschreven bij apotheek [V]. In de periode januari 2002 tot en met december 2012 zijn zowel aan eiser als aan zijn echtgenote diverse malen medicijnen verstrekt door deze apotheek. Eiser staat voorts als patiënt ingeschreven bij [W]. Deze apotheek heeft in 2007 tweemaal medicijnen aan eiser verstrekt.

2.16.

Eiser heeft een pensioen bedongen bij [C] BV. In de pensioenovereenkomst van 31 december 1997 tussen eiser en [C] BV is het volgende opgenomen:

“Partijen hebben omtrent de hoogte van het jaarlijks uit te keren pensioen overleg gepleegd en zijn tot de slotsom gekomen dat een jaarlijks pensioen van Hfl. 90.000,-- (zegge: negentigduizendgulden) niet misplaatst zou zijn, temeer omdat[X] na zijn pensionering nog enige advies- en incasso-werkzaamheden zal verrichten, waarvan de baten zoals voorheen volledig ten goede komen aan de [C] B.V. die aldus bovendien haar financiële positie versterkt ziet zodat de jaarlijkse uitkering van Hfl. 90.000,-- aan pensioengeld binnen de reële mogelijkheden zal vallen.”

2.17.

In 1997 heeft eiser een appartement gekocht in de [adres 5], Zwitserland. In dat jaar heeft hij zich bij de gemeentelijke basisadministratie te[U] uit laten schrijven en zich in Zwitserland in laten schrijven op genoemd adres. Eiser heeft een verblijfsvergunning in Zwitserland voor de duur van vijf jaren (Aufenthaltungsbewilligung). Deze wordt telkenmale verlengd.

Eiser heeft in de onderhavige jaren een auto ([A1]) met Zwitsers kenteken op zijn naam staan. Uit de stukken blijkt voorts dat eiser vanaf 2011 een [S1 2] tot zijn beschikking heeft gehad in Zwitserland.

2.18.

Eiser is eigenaar van een appartement in[C1] ([D1]) ter waarde van ca. € 275.000. Eiser heeft aldaar (deels in de periode 2002-2006) de volgende motorvoertuigen op zijn naam staan:

- [E1]

- [F1], datum aankoop 28 maart 2011;

-[F1] [type], verkoopdatum 28 maart 2011.

Echtgenote, zoon en dochter

2.19.1.

De zoon van eiser woont aan de[adres 6]. In een uit het ib/pvv-dossier van de zoon afkomstige brief van 2 november 2010 aan verweerder, verklaart de zoon dat hij een rekening courantverhouding met zijn vader heeft op grond waarvan hij altijd renteloos geld kan lenen van zijn vader onder meer ter betaling van de hypotheekrente. Dit betreft een mondelinge overeenkomst van geldlening, waarbij hij geen rente behoeft te vergoeden. In deze brief verklaart de zoon voorts dat zijn vader van de oude stempel is en legt hij uit dat zijn vader altijd alles cash is blijven betalen tenzij het anders moet. Verder verklaart de zoon dat het wel eens bij hoge uitzondering is voorgekomen dat hij iets voor [B] BV of [C] BV heeft gedaan, bijvoorbeeld het brengen van stukken naar de notaris en dat hij sinds 1 januari 2007 werkt bij een organisatie genaamd [H1].

2.19.2.

Eiser heeft ook een dochter die in Nederland woont.

2.20.

De echtgenote huurt de woning aan de[adres] van [B] BV en woont sinds[datum 3] 1952 in die woning.

2.21.

Van 17 augustus 2010 tot en met 27 december 2010 en van 16 april 2012 tot en met 12 oktober 2012 heeft de echtgenote blijkens de gemeentelijke basisadministratie [U] ingeschreven gestaan op het adres [adres 5], Zwitserland. Sinds laatstgenoemde datum staat zij weer ingeschreven op het adres[adres].

2.22.

In een brief van eiser van 16 maart 2006 aan de controleambtenaar schrijft eiser het volgende:

“3. Mijn vrouw woont op de [adres]. Omdat mijn vrouw, kinderen en verdere familie in Nederland wonen, kom ik regelmatig in [U]. Ik vlieg Vrijdag van[I1] naar [U] en Zondag/Maandag weer terug. In juni en juli, vooral wanneer het zonnig weer is met droge lucht, kom ik altijd minstens 6 weken met “vacantie” naar [U]. Ook overigens kom ik, bij droog en zonnig weer, wel eens een week of langer. Ik verblijf dan altijd op [adres]."

Derdenonderzoek[M]en [J1] inzake woonplaats

2.23.

Verweerder heeft onder meer een zogenoemd derdenonderzoek ingesteld bij[M]en [J1]. Tijdens die derdenonderzoeken zijn – voor zover hier van belang – de volgende bescheiden overgelegd.

2.23.1.

Eiser heeft op 19 oktober 1999 een financieringsaanvraag ingediend namens [B] BV. Daartoe heeft hij een van de [J1] ontvangen vragenformulier ingevuld. Bij zijn woonplaats staat vermeld:[adres]. Het stuk is door eiser te [U] ondertekend in de hoedanigheid van bestuurder en als borg en hoofdelijk mede-schuldenaar.

2.23.2.

In een hypotheekaanvraag in 2000 ingediend namens [B] BV, ook bij de [J1], staat eveneens [adres] als adres vermeld. Het stuk is door eiser op 18 april 2000 te [U] ondertekend in de hoedanigheid van bestuurder en als borg en hoofdelijk mede-schuldenaar.

2.23.3.

In een door eiser namens [B] BV – blijkens de aanhef vanuit [U] – geschreven brief met dagtekening 3 juni 2009 aan [J1], schrijft eiser, voor zover hier van belang:

“4. Wat uw verzoek aangaat om kopie aangiften IB-VB 2006, 2007 en 2008 van mij persoonlijk, moet ik u berichten dat ik reeds 12 jaar in Zwitserland woon, in [J] Dorf aan de[adres 5]. In 1979 heb ik reeds met de belastingdienst in [K1] (de hoofdstad van het kanton [L1], waarin [J] ligt) een deal gemaakt die veel buitenlanders plegen te maken nl. het afspreken met de fiscus van een vast ieder jaar te betalen bedrag de zgn. Pauschalierung. De Pauschalierung is enigszins vergelijkbaar, met een soort van “ruling” die buitenlandse managers in Nederland genieten wanneer zij hier enkele jaren komen werken. Sinds 1997 betaal ik per jaar aan Pauschalierung bedragen variërend van Zwfr. 70.000 tot momenteel Zwfr. 90.000,-- per jaar.

(…) Gezien de Pauschalierung behoef ik in Zwitserland niet ieder jaar aangifte te doen voor de IB en VB. Dat scheelt een hoop administratieve rompslomp, ook bij de belastingdienst in [K1]. Naast mijn inkomen van[M1] N.V. van Zwfr. 225.000,-- brengt het vermogen minimaal Zwfr. 150.000,-- op, afhankelijk van het dividentbeleid van de multionationals dat momenteel vanzelfsprekend lager is. Met een huidige Pauschalierung van Zwfr. 90.000,-- zit ik op circa 30% belasting, hetgeen in de Zwitserse verhoudingen redelijk is.

Ik heb een 7-kamerwoning (Efeuhaus) in [J] Dorf aan de [adres 5] die in 1997 omgerekend in euro’s ruim één miljoen heeft gekost. Geen hypotheek. In de garage onder het huis staan twee auto’s, een [S1 2] en een [N1], eveneens onbelaste eigendom. (…) Onder verwijzing naar het uittreksel Burgerzaken van de gemeente [U] dd. 9 april 2009, die ik bij sluit, merk ik nog op dat ik de zaken vooraf grondig met de Nederlandse fiscus heb besproken en geregeld. Hierover bestaat geen enkel geschil. Ik ben officieel als gepensioneerde woonachtig in [J], maar ik heb het volste recht om in Nederland maximaal een halfjaar (met onderbrekingen) te wonen en nog ten dele aktief te zijn. In dat half jaar dat ik met tussenpozen in Nederland aanwezig ben, beperk ik mij voornamelijk met toezicht op het algemene reilen en zeilen van [B] B.V. en dochters. Mijn zoon, twee medewerksters en een boekhouder, houden zich bezig met de dagelijkse leiding. (…)”

2.23.4.

In een e-mail tussen twee medewerkers van de[M]van 18 april 2008 staat – voor zover hier van belang – het volgende:

“Verder gaat hij de komende tijd in Zwitserland de gevraagde informatie opvragen. Hij geeft aan dat het wel enige tijd duurt, omdat hij naar Zwitserland toe moet. Hij wilde in eerste instantie tot eind september de tijd, maar wij hebben gezegd dat hij voor eind juli de gegevens moet aanleveren.”

Personenauto’s van [B] BV

2.24.1.

Op naam van [B] BV stonden in de onderhavige periode de volgende personenauto’s:

Merk Kenteken Catalogusprijs Periode

[O1] GTS [kenteken 1] € 125.697 vanaf 2000 tot 20 november 2007

[Q1] [kenteken 2] € 46.651 9 februari 2000 tot 5 november 2007

[R1 2] [kenteken 3] vanaf 2000 tot 4 december 2006

[S1 1] [kenteken 4]€ 373.998 vanaf 31 oktober 2006

[S1 2] [kenteken 5] € 32.130 15 mei 2000 tot 5 september 2006

[S1 2] [kenteken 6] € 39.542 6 september 2006 tot 11 juni 2010

2.24.2.

[B] BV heeft de [S1 1] eind 2006 uit [D1] geïmporteerd.

2.24.3.

Aan een werkneemster van [C] BV (mw. [E]) is de [S1 2] met kenteken[kenteken 5] ter beschikking gesteld. Deze [S1 2] is op 6 september 2006 ingeruild voor een andere [S1 2] met kenteken [kenteken 6].

2.24.4.

Het privégebruik van de [Q1] met kenteken [kenteken 2] is voor de jaren tot en met 2006 bij de echtgenote in aanmerking genomen

2.24.5.

Bij het opleggen van de belastingaanslagen heeft verweerder voor het privégebruik van de [O1] met kenteken [kenteken 1] in de jaren 2003 tot en met 2005 jaarlijks een bedrag van € 27.653 bij het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiser geteld. Vanaf 2006 verloopt de correctie via de loonbelasting bij [B] BV.

2.24.6.

Verweerder heeft in het kader van de behandeling van de bezwaarschriften vragen gesteld aan de directie van [B] BV inzake het gebruik van de voertuigen waarvan de vennootschap eigenaar is geweest in de gecontroleerde periode. Daarop heeft [B] BV bij brief van 17 september 2010 – voor zover hier van belang – geantwoord:

“Er is binnen ons bedrijf geen sprake van dat een bepaalde auto aan een bepaalde persoon permanent ter beschikking wordt gesteld, met uitzondering van de [S1 2] met kenteken [kenteken 6] die aan mevrouw[E] ter beschikking is gesteld.

(…)

Wanneer u de vraag stelt welke personen het vaakst in één van bovengenoemde auto’s hebben gereden, dan merken wij op dat dit met betrekking tot [kenteken 2] mevrouw [D] is geweest. Wij voegen hieraan toe dat deze auto ook als reserve-auto functioneerde, derhalve ook gebruikt werd door een medewerkster dan wel door Ir.[A] die elders werkte maar wel eens inviel waarbij geen aanspraak werd gemaakt op een vergoeding. Ook de heer[X] reed wel eens in de [kenteken 2].

Over het algemeen werd het meest in de[O1] met kenteken [kenteken 1] gereden door de heer [X], maar hierop waren verscheidene uitzonderingen. U dient bij dit alles scherp voor ogen te houden dat in de[O1] gemiddeld circa 40 km (…) per week werd gereden,

(….)

Ons bedrijfsbeleid is echter dat wij enkele dure auto’s aanschaffen, waarbij het er weinig toe doet dat deze auto’s niet zo intensief gebruikt worden als de buitenwereld wellicht zou mogen veronderstellen. Het kijken naar mooie auto’s is voor ons op zichzelf al een (platonisch) genoegen. Het gunnen van dit genoegen aan enkele van onze directieleden en/of medewerksters, is onderdeel van ons bedrijfsbeleid.”

2.24.7.

Eiser heeft voor de jaren 2002 en 2003 in eerste instantie geen kilometeradministratie aangeleverd. Voor de jaren 2004 en 2005 (en 2006) heeft eiser meerdere kilometeradministraties ingeleverd. Deze hebben allemaal betrekking op de [O1] met het kenteken [kenteken 1].

2.24.8.

Volgens de gegevens van het CJIB zijn met de[O1] met het kenteken [kenteken 1] op de volgende data verkeersovertredingen begaan:

14-4-2005

18-10-2005

21-1-2006

26-1-2006

3-2-2006

5-5-2006

19-7-2006

24-8-2006

Op geen enkele van deze data komt er een aantekening voor in de door eiser opgemaakte kilometeradministraties.

2.24.9.

In het nader stuk van 27 februari 2014 komt eiser met een opnieuw opgestelde kilometeradministratie 2003-2005 voor zowel de[O1] met het kenteken [kenteken 1] als voor de [Q1] met kenteken [kenteken 2]. Eiser merkt hierbij op dat de eerder overgelegde kilometeradministraties voor de jaren 2004 en 2005 geen betrekking hadden op de[O1], maar op de [Q1]. Als verklaring hiervoor geeft eiser dat er meerdere personen in de auto’s hebben gereden en dat sprake was van een rommelige situatie. Daarnaast merkt eiser op dat er niet privé in de auto is gereden, maar uitsluitend zakelijk.

Bankrekeningen van eiser en zijn echtgenote

2.25.

Eiser had gedurende de voorliggende jaren meerdere Nederlandse bankrekeningen tot zijn beschikking. Het gaat om de volgende bankrekeningen:

Bank rekeningnummer jaren tenaamstelling

[T1] [rekeningnummer 1] 2004-2005 [X] en/of [D]

[M] [rekeningnummer 2] [X]

[M] [rekeningnummer 3] 2003-2007 R.A.[X]

[M] [bankrekening] 2003-2007 [X] en/of [D]

Tot de gedingstukken bevinden zich de afschriften van deze bankrekeningen voor zover ze zien op de onderhavige periode.

2.26.

Volgens de dagafschriften van de [T1]-rekening van eiser met nummer [rekeningnummer 1], genummerd: blad 1 volgnummer 2 (12-5-2004), blad 2 volgnummer 2 (13-4-2005) en blad 1 volgnummer 7 (26-10-2005), is de opbrengst van de verkoop van drie onroerende zaken op deze bankrekening gestort. Het gaat om bedragen van respectievelijk € 341.166,79, € 304.456,82 en € 230.527,91. Blijkens de tot de gedingstukken behorende transportakten betreft het de verkoopopbrengst van de economische eigendom van drie onroerende zaken van [C] BV waarbij de zaken zijn verkocht aan een derde. Verkoop en levering hebben plaatsgevonden in 2004 ([adres 7]) en in 2005 [adres 8] en [adres 9], beide te [U1]). Deze verkopen zijn niet in de boekhouding van [C] BV verwerkt.

2.27.

Uit de beschikbare dagafschriften van de [T1]-rekening blijkt voorts dat de opbrengsten van verkoop van genoemde onroerende zaken enkele dagen na ontvangst op de [T1]-rekening nagenoeg geheel zijn overgeboekt naar Zwitserse bankrekeningen. Deze Zwitserse bankrekeningen staan blijkens de dagafschriften op naam van eiser. Volgens de bankafschriften zijn in 2004 en 2005 de volgende bedragen overgemaakt naar genoemde Zwitserse bankrekeningen:

Datum overboeking Bedrag Kenmerk

14-5-2004 € 335.000 [kenmerk 1]

20-8-2004 € 200.000 [kenmerk 2]

8-4-2005 € 200.000 [kenmerk 3]

8-4-2005 € 100.000 [kenmerk 4]

24-10-2005 € 230.000[kenmerk 5]

Blijkens de dagafschriften zijn in deze periode voorts diverse bedragen contant opgenomen van genoemde [T1]-bankrekening van eiser.

2.28.

Vanaf de en/of [M]-rekening met nummer [bankrekening], worden diverse betalingen gedaan, onder meer voor verkeersboetes, telefoonaansluitingen, contributies voor bridgeverenigingen, een golfclub en tennisles, (contributie)betalingen aan het concertgebouw en diverse andere stichtingen en verenigingen alsmede betalingen voor abonnementen op verschillende kranten en tijdschriften. Deze rekening wordt veelvuldig gevoed met contante stortingen. Verweerder heeft van de stortingen op deze rekening het volgende overzicht gemaakt:

Jaar stortingen jaartotaal stortingen

2003 € 17.917

2004 € 7.917

2005 € 6.800

2006 € 5.450

2007 € 69.350

2.29.

De contante stortingen op de [M]-rekening met nummer [bankrekening], worden in 2007 ook gebruikt voor betalingen aan[V1] ten behoeve van de creditkaarten van eiser en zijn echtgenote.

2.30.

Eiser beschikt over Zwitserse bankrekeningen. Afschriften of betaaloverzichten van deze bankrekeningen zijn desgevraagd niet overgelegd.

2.31.

Vanaf de[M]bankrekening van [B] BV is in 2007 per saldo een bedrag van € 2.000.000 overgemaakt naar drie verschillende Zwitserse bankrekeningen. Alle drie de rekeningen staan blijkens de bankafschriften op naam van eiser. Verweerder heeft hiervan het volgende overzicht gemaakt (Zw staat voor Zwitserland).

Datum Tegenrekening naar Zw van Zw

13-2-2007 [zw rekeningnummer 1] € 289.853,11

13-3-2007 [zw rekeningnummer 2] € 300.000,00

23-7-2007 [zw rekeningnummer 3] € 102.480,00

6-8-2007 [zw rekeningnummer 2] € 1.000.000,00

10-8-2007 [zw rekeningnummer 2] € 285.000,00

16-8-2007 [zw rekeningnummer 2] € 500.000,00

31-8-2007 [zw rekeningnummer 2] € 500.000,00

3-9-2007 [zw rekeningnummer 2] € 500.000,00

17-9-2007 [zw rekeningnummer 2] € 500.000,00

19-9-2007 [zw rekeningnummer 2] € 500.000,00

30-10-2007 € 700.000,00

22-11-2007 [zw rekeningnummer 2] € 129.720,00

28-12-2007 [zw rekeningnummer 2] € 1.299.990,00

Totaal € 4.607.053,11 € 1.999.990,00

€ 1.999.990,00 -/-

Per saldo in 2007 naar Zw € 2.607.063,11

2.32.

De echtgenote heeft op eigen naam enkele Nederlandse bankrekeningen bij[M]Bank en de [W1]. Het salaris van de echtgenote wordt gestort op haar eigen rekening bij[M]Bank [rekeningnummer 4], waaraan een kapitaalrekening is gekoppeld. De rekeningen bij de [W1] betreffen een betaalrekening (met nr. [rekeningnummer 5]) en een beleggersrekening (nr.[rekeningnummer 6]). Tot de gedingstukken bevinden zich de afschriften van deze bankrekeningen voor zover ze zien op de onderhavige periode.

2.33.

Geen van de Nederlandse bankrekeningen van eiser en zijn echtgenote worden (zichtbaar) gebruikt voor het doen van gebruikelijke huishoudelijke uitgaven, zoals boodschappen bij de bekende winkelketens.

Creditkaartgegevens van eiser en zijn echtgenote

2.34.

Eiser heeft gedurende de gecontroleerde periode gebruik gemaakt van een creditkaart van[V1] (kaartrekeningnummer[kaartrekeningnummer]). Tot de gedingstukken behoren overzichten van bestedingen met deze kaart in de periode 2003-2009.

2.35.

Uit de overzichten blijkt dat eiser in 2003 op verschillende dagen 9 keer, in 2004 7 keer, in 2005 3 of 4 keer en in 2006 3 keer, uitgaven heeft gedaan in Zwitserland. Voorts blijkt van uitgaven in Nederland,[C1] ([D1]), [AII] (december 2003/januari 2004) en [BII] (november 2005).

2.36.

Bij het op 16 november 2012 ingebrachte nader stuk heeft eiser een overzicht gemaakt van de uitgaven met de[V1] kaart waaruit volgt dat zowel qua omvang als qua aantallen meer uitgaven in Zwitserland dan in Nederland zijn gedaan met de kaart.

2.37.

Met de creditkaart van[V1] zijn gelijktijdig vluchten geboekt voor eiser en zijn echtgenote naar[C1] en[I1], onder meer op 3 oktober en 5 november (met kinderen) 2004, 5 en 16 mei 2005, 1 juli 2005, 17/19 april 2007, 12 november 2007, 27 februari 2008, 27 april 2008 en 20 en 30 oktober 2008, 11 juni en 22 juli 2009 en 18 (met kinderen) en 23 november 2009. Er zijn in deze periode met de kaart ook afzonderlijke vluchten naar[I1] en[C1] geboekt voor eiser en voor zijn echtgenote. Voorts hebben eiser en zijn echtgenote blijkens het overzicht een vlucht naar[CII] geboekt op 29 juli 2009. In zijn brief van 25 februari 2007 aan de controleambtenaar [DII] geeft eiser aan samen met zijn vrouw gedurende een maand op reis te zijn geweest naar [EII].

2.38.

Vanaf het jaar 2007 lopen betalingen aan[V1] over de girorekening [bankrekening]. In de daaraan voorafgaande jaren werden aflossingen op een debetpositie altijd contant gedaan bij het kantoor van[V1] in [U].

Blijkens een door verweerder gemaakt overzicht gaat het om stortingen en overboekingen van in totaal (per jaar):

Jaar Bedrag

2003 € 50.500

2004 € 62.500

2005 € 32.700

2006 € 50.000

2007 € 20.000

In 2008 en 2009 hebben eveneens omvangrijke overboekingen plaatsgevonden.

2.39.

Eiser beschikt naar eigen zeggen ook nog over een Zwitserse creditkaart ([FII] bij de[GII] bank). Dagafschriften van deze Zwitserse creditkaart zijn desgevraagd niet overgelegd.

2.40.

Tot de gedingstukken behoren voorts de afschriften van de Nederlandse creditkaart van [V1] van de echtgenote van eiser (kaartnummer [kaartnummer]) over de periode 2003-2009. Uit deze overzichten volgt eveneens dat gelijktijdig vluchten zijn geboekt voor eiser en zijn echtgenote naar[I1] en[C1]. Uit het overzicht blijkt voorts van uitgaven met deze creditkaart in [AII] in december 2003/januari 2004, in [BII] in november/december 2004 en van uitgaven in [J] en[C1] in 2003-2006, in perioden waarin eiser ook aldaar moet hebben verbleven blijkens het overzicht van zijn eigen creditkaart hierna vermelde vluchtgegevens.

Bekende vluchtgegevens van eiser

2.41.

Eiser heeft bij [B] BV over de jaren 2002 tot en met 2006 reiskostendeclaraties ingediend gebaseerd op de stelling dat hij per kwartaal 10 maal retour van [U] naar[I1] heeft gevlogen. Onder de gedingstukken bevindt zich een reiskostendeclaratie met dagtekening 24 mei 2004. In het overzicht staat per kwartaal vermeld “Vliegkosten [U]-[I1] retour”. Verder staan hierin vermeld de reiskosten per trein “[I1] – [J]”, kosten taxi’s, telefoon, porti, fax etc. In totaal bedraagt de reiskostendeclaratie € 51.240. De declaratie vermeldt voorts: “Gaarne overmaking op mijn rekening bij de[GII] Bank te [J], rek.nr. [rekeningnummer 7]”.

2.42.

Verweerder heeft bij luchtvaartmaatschappijen [HII],[JII] en [KII] gegevens opgevraagd van vluchten die eiser heeft gemaakt. Per vliegtuigmaatschappij is informatie over de bekende ticketnummers opgevraagd. Verweerder heeft van de aldus verkregen informatie het volgende overzicht gemaakt:

maatschappij datum vlucht vertrek/bestemming datum vlucht vertrek/bestemming

JAAR 2003

[HII] 21-2[vluchtnummer 1][C1]/[U]

[HII] 20-3[vluchtnummer 2] /[C1] 23-3[vluchtnummer 2][C1]/[U]

[HII] 23-4 [vluchtnummer 3] /[C1] 26-4 [vluchtnummer 3][C1]/[U]

[HII] 20-5 [vluchtnummer 4][C1]/[U]

[HII] 12-6 [vluchtnummer 5] /[C1] 16-6 [vluchtnummer 5][C1]/[U]

[HII] 22-7 [vluchtnummer 6] /[C1] 28-7 [vluchtnummer 6][C1]/[U]

[HII] 30-8 [vluchtnummer 7] /[C1] 2-9 [vluchtnummer 7][C1]/[U]

[HII] 21-10 [vluchtnummer 8] /[C1]

[HII] 20-11 [vluchtnummer 9] [U]/[C1] 24-11 [vluchtnummer 9][C1]/[U]

[KII] 3-12 [U]/[I1] 3-12 [I1]/[U]

[HII] 18-12 [vluchtnummer 10] /[C1]

[KII] 20-12[C1]/[I1]

JAAR 2004

[KII] 5-2 [U]/[I1] 5-2 [I1]/[U]

[HII] 14-2[vluchtnummer 11] /[C1] 18-2[vluchtnummer 11][C1]/[U]

[HII] 29-3 [vluchtnummer 12] /[C1] 1-4 [vluchtnummer 12][C1]/[U]

[HII] 15-4 [vluchtnummer 13] /[C1] 17-4 [vluchtnummer 13][C1]/[U]

[HII] 30-4 [vluchtnummer 14] /[C1] 1-5 [vluchtnummer 14][C1]/[U]

[HII] 3-6 [vluchtnummer 15] /[C1] 6-6 [vluchtnummer 15][C1]/[U]

[HII] 3-7 [vluchtnummer 16] /[C1] 15-7 [vluchtnummer 16][C1]/[U]

[KII] 20-7 [U]/[I1] 21-7 [I1]/[U]

[HII] 8-9 [vluchtnummer 17] /[C1] 12-9 141IGG[C1]/[U]

[HII] 6-10 [vluchtnummer 18] /[C1] 10-10 [vluchtnummer 18][C1]/[U]

[KII] 14-10 [U]/[I1] 14-10 [I1]/[U]

[JII] 19-11 [vluchtnummer 19] /[I1] 21-11 [vluchtnummer 20] /[U]

[HII] 20-12[vluchtnummer 21] /[C1]

[KII] 23-12[C1]/[I1]

[KII] 30-12 [I1]/[U]

JAAR 2005

[KII] 11-2 [U]/[I1]

[KII] 13-2 [I1]/[C1]

[HII] 16-2[C1]/[U]

[JII] 20-2 [vluchtnummer 19] /[I1] 27-2 [vluchtnummer 20] [I1]/[U]

[JII] 28-3[vluchtnummer 22] /[I1] 2-4 [vluchtnummer 20] [I1]/[U]

[HII] 4-5[vluchtnummer 24] /[C1] 10-5[vluchtnummer 24][C1]/[U]

[KII] 22-5 [U]/[I1] 26-5 [I1]/[U]

[HII] 9-6 [vluchtnummer 25] /[C1] 13-6 [vluchtnummer 25][C1]/[U]

[KII] 21-6 [L11]/[I1] 21-6 [I1]/[L11]

[KII] 22-6 [U]/[I1] 22-6 [I1]/[U]

[HII] 29-6 [vluchtnummer 26] /[C1] 4-7 [vluchtnummer 26][C1]/[U]

[HII] 21-7 [vluchtnummer 27] /[C1] 2-8[C1]/[U]

[KII] 13-8 [U]/[I1] 24-8 [I1]/[U]

[KII] 7-10 [U]/[I1] 9-10 [I1]/[C1]

[HII] 12-10[C1]/[U]

[HII] 21-12 [U]/[C1]

[KII] 23-12[C1]/[I1] 29-12 [I1]/[U]

JAAR 2006

[HII] 16-2[vluchtnummer 31][C1]/[U]

[KII] 17-2 [U]/[I1]

[KII] 14-3 [U]/[I1]

[KII] 14-4 [U]/[I1] 16-4 [I1]/[U]

[KII] 8-5 [U]/[I1] 8-5 [I1]/[U]

[HII] 11-5 [vluchtnummer 28] /[C1] 15-5 [vluchtnummer 28][C1]/[U]

[HII] 9-7 [vluchtnummer 29] /[C1] 12-7 [vluchtnummer 29][C1]/[U]

[HII] 27-7 [vluchtnummer 29] /[C1] 2-8 [vluchtnummer 29][C1]/[U]

[HII] 12-9 [vluchtnummer 30] /[C1]

[KII] 3-11 [U]/[I1] 3-11 [I1]/[U]

[HII] 20-12 [U]/[C1]

[KII] 22-12[C1]/[I1] 28-12 [I1]/[U]

2.43.

In een reactie op de woonplaatsnotitie schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende (bijlage gevoegd bij een brief van eiser aan verweerder van 12 november 2010 en ook gevoegd bij bezwaarschrift d.d. 19 januari 2010 betreffende de definitieve aanslag 2006.):

“Inderdaad blijven de auto’s altijd in [U] om de eenvoudige reden dat ik altijd vlieg en nooit met de auto de zeer vermoeiende reis maak over de autowegen in Duitsland van en naar Zwitserland. Op mijn leeftijd van[....] jaar heb ik daar geen zin meer in. Vliegen gaat veel sneller en is uiteindelijk zelfs goedkoper.”

2.44.

Verweerder heeft als bijlage bij het verweerschrift een overzicht gevoegd waarbij de gegevens van de vluchten zijn gecombineerd met de gegevens van de creditkaart van[V1] van eiser over de jaren 2003 tot en met 2006. Volgens dit overzicht zijn er ook uitgaven gedaan in Zwitserland en [D1] terwijl er geen vluchtgegevens bekend zijn op basis waarvan kan worden vastgesteld dat eiser op die data in genoemde landen is geweest.

2.45.

Eiser heeft bij zijn beroepschrift en pleitnota voor de zitting van 12 maart 2014 een door hemzelf gemaakt overzicht verstrekt van zijn vliegverkeer in de onderhavige jaren. Volgens dit overzicht is hij in 2003 1 keer, in 2004 4 keer, in 2005 4 keer en in 2006 3 keer van [U] naar [I1] en teruggevlogen (“[...]”), dus in totaal 12 keer. Voorts volgt uit dit overzicht dat eiser in deze jaren in totaal 21 keer is gevlogen van [U] naar[C1] en terug ([..]”). Bij het op 16 november 2012 ingebrachte nader stuk heeft eiser een nader overzicht gemaakt op basis van de vluchtgegevens die verweerder heeft verzameld.

[F] AG en [MII] AG

2.46.

Volgens stukken van de Kamer van Koophandel van het kanton [NII 1] zijn per 26 april 2012 de vennootschappen [F] AG en [MII] AG gevestigd [adres 10]. Beide vennootschappen waren ook in het verleden telkens op het zelfde adres gevestigd.

2.47.

De heer[OII] tekende namens [MII] AG het hieronder weergegeven Darlehensvertrag (kredietfaciliteit) van 29 december 1988 met [B] BV. Daarnaast ondertekende de heer[OII] op 17 maart 1998 een brief aan eiser namens [F] AG.

2.48.

Op een factuur van [MII] AG aan [B] BV van 15 maart 2006 is een handgeschreven aantekening aangebracht met de tekst “Origineel in Debiteuren Kopie in Crediteuren”. Dergelijke notities – in hetzelfde handschrift – staan op meerdere facturen van [B] BV gericht aan haar dochtermaatschappijen.

Kredietfaciliteit van [MII] AG aan [B] BV

2.49.

Op 29 december 1988 sluiten [MII] AG en [B] BV een Darlehensvertrag (kredietfaciliteit) tot een bedrag van NLG 45.000.000. In de overeenkomst zijn onder meer de volgende voorwaarden opgenomen:

“2. Das Darlehen is ausschlieszlich bestimmt zum Ankauf von [QII 1] in Holland. Abhängig von den Ankäufen von [QII 1] wird das Darlehen auf Anfordering von [B] im Rahmen ihres jeweiligen Geldbedarfs ausgezahlt. Den jeweiligen Geldanforderungen sind Nachweise über die ordnungsmäszige Verwendung der vorher ausgezahiten Kreditraten beizufügen.

3. Das Darlehen ist vom Tage der lnanspruchnahme der Kreditraten ab mit järlich 13,5% zuverzinsen. Die Zinsen sind vierteljährich nachträglich zahlbar. In dem Zinssatz ist eine Risikoprämie einkalkuleert, zu Gunsten [MII] weil [B] keine sachliche oder persönliche Sicherheiten leisten kan.

4. Die Laufzeit des Darlehens ist 25 (fünfundzwanzig) Jahre. Die Rückzahlung des Darlehenskapitals hat also zu erfolgen am 29. Dezember 2013.”

2.50.

Aanvankelijk is een lening door [F] AG verstrekt aan [B] BV. Deze lening van [F] AG is in de loop van 1989 vervangen door de lening van [MII] AG. Op grond van het Darlehensvertrag heeft [B] BV de volgende bedragen opgenomen:

voor 1999 NLG 27.500.000

1999 NLG 2.500.000

2001 NLG 2.000.000

2006 € 979.033

Het rentepercentage over deze opnamen is eveneens 13,5 per jaar.

2.51.

Na de opname in 2006 van € 979.033 bedraagt het totale saldo van de opgenomen gelden op basis van het Darlehensvertrag € 15.500.000.

2.52.

Bij de opname in maart 2006 betaalde [B] BV een afsluitprovisie van 2%. In het Darlehensvertrag is niets overeengekomen met betrekking tot de verschuldigdheid van afsluitprovisie bij opnamen op basis van het Darlehensvertrag.

2.53.

In zijn brief aan de heer [DII] van 15 oktober 2007 (pagina 7 tweede en derde aandachtspunt) schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende:

“Volgens de thin-cap-regeling is essentieel het antwoord op de vraag of [B] een teveel aan vreemd vermogen heeft, vooropgesteld dat er in de verhouding van [F] AG tot [MII] AG sprake zou zijn van een groep. Zou [B] B.V. teveel aan vreemd vermogen hebben, dan mogen de rente en de kosten over dat te hoge vreemd vermogen niet in aftrek worden gebracht. Hiervan is echter geen sprake. [B] B.V. heeft niet een teveel aan vreemd vermogen want essentieel bij dit alles is dat ook de achtergestelde lening volgens maatschappelijke en juridische opvattingen tot het eigen vermogen wordt gerekend. Telt u de achtergestelde lening bij het eigen vermogen, dan is de verhouding zodanig gunstig dat de thincap-regeling niet van toepassing is.

De rente van 13,5% die betaald wordt is niet uitsluitend rente. Volgens de akte van geldlening die u in fotokopie is verstrekt, zit in die vergoeding ook een aanzienlijke risikopremie, want het is niet alleen een achtergestelde lening maar er is ook geen enkele persoonlijke of zakelijke zekerheid gesteld. [MII] moet maar afwachten of zij ooit haar geldlening terug krijgt.”

2.54.

In de (geconsolideerde) balansen van [B] BV over 2000, 2001, 2002, 2003, 2004 en 2007, zoals die aan[M]zijn verstrekt, is de lening van [MII] AG opgenomen als achtergestelde lening onder het eigen vermogen. De balansen over 2004 en 2007 betreffen geconsolideerde balansen. De balansen 2000, 2001, 2002 en 2003 betreffen vennootschappelijke balansen.

2.55.

Op de balansen over 2000, 2001, 2002 en 2003 die aan de[M]zijn verstrekt is het volgende vermeld:

“Bijlage 3 bij de aangiften vennootschapsbelasting jaar] t.n.v. [B] BV te [U] fiscaalnummer [fiscaalnummer]”.

Op deze balansen is de lening als achtergestelde lening opgenomen onder het eigen vermogen. In de bijlagen bij de aangiften vennootschapsbelasting 2001, 2002 en 2003, is de lening opgenomen onder het vreemd vermogen bij de langlopende schulden.

2.56.

In de aangifte vennootschapsbelasting 2004 van [B] BV wordt de lening ad € 14.520.967 van [MII] AG vermeld bij de schulden aan aandeelhouders. Daarnaast worden de rentekosten van deze lening geboekt als rentekosten van schulden aan aandeelhouders. In de aangiften vennootschapsbelasting voor jaren vóór en na 2004 is de lening van [MII] AG niet opgenomen onder de schulden aan aandeelhouders.

2.57.

In de balansen over 2005, 2006 en 2007, gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, staat de lening vermeld onder het vreemd vermogen bij de langlopende schulden.

2.58.

Tot de gedingstukken behoort voorts een brief van [H] BV aan[J1] gedagtekend op 8 maart 2004 te [U]. Deze brief ziet op de Balans en de Winst- en Verliesrekening 2002 van [B] BV. In deze brief geeft eiser aan dat sprake is van een achtergestelde lening verstrekt door de moedermaatschappij van [B] BV. Tevens stelt eiser dat over de rente valt te praten, maar dat alles zo wordt gelaten om een hogere winst en dus meer verschuldigde vennootschapsbelasting bij [B] BV te vermijden. In de brief staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Onder verwijzing naar het telefoongesprek van hedenmorgen doe ik u bijgesloten de Balans per 31 december 2002 resp. de Winst- en Verliesrekening 2002 toekomen. Het betreft de Bijlagen 3 en 4 die gevoegd waren bij de aangifte Vennootschapsbelasting 2002 die in september 2003 is ingediend. (…)

De deelnemingen binnenland hebben betrekking op een viertal volledige dochterondernemingen te weten: [G] BV., de [C] B.V., [H] b.v., [I] B.V. In eerstgenoemde B.V. bevindt zich een (onbelast) horecapand. (…)

De achtergestelde lening van ruim 74 miljoen Euro is verstrekt door de moedermaatschappij van [B] B.V., waarin diverse aandeelhouders geld hebben geïnvesteerd. Deze moedermaatschappij is uitsluitend aandeelhouder van [B] B.V. Over de achtergestelde lening wordt door [B] B.V. rente betaald. Hierover valt vanzelfsprekend te praten maar voorlopig wordt alles zo gelaten omdat het alternatief een hogere winst bij [B] B.V. zou zijn met als gevolg hogere vennootschapsbelasting.”

2.59.

Volgens de commerciële vennootschappelijke balansen van [B] BV – zoals gevoegd bij de aangiften vennootschapsbelasting over 2000, 2001, 2002 en 2003 – bedroeg het eigen vermogen van [B] BV ultimo 2000 NLG 4.709.331, ultimo 2001 NLG 4.963.863, ultimo 2002 € 2.312.280 en ultimo 2003 € 2.232.510.

2.60.

Volgens de commerciële geconsolideerde balansen 2004, 2006 (verstrekt aan de Belastingdienst) en 2007 (verstrekt aan [M]) bedroeg het eigen vermogen van [B] BV(exclusief de lening van [MII] AG) ultimo 2004 € 5.016.564, ultimo 2005 € 10.430.022, ultimo 2006 € 11.751.902 en ultimo 2007 € 13.397.371.

2.61.

Uit een interne rapportage van [B3] Nederland van 29 oktober 2001 (risico analyse voor aanvraag krediet ten behoeve van te verwerven vastgoed) berekent[M]de meerwaarden begrepen in het vastgoed per ultimo 2000 op NLG [rekeningnummer 8]. Dit betreft de meerwaarden van het vastgoed van alleen [B] BV, zonder rekening te houden met het vastgoed van de dochtervennootschappen.

2.62.

In een brief van [B] BV aan [RII] NV van 9 februari 2006 (betreffende de geconsolideerde balans per 31 december 2004) schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende:

“De balans geeft geenszins een juist beeld van het werkelijk vermogen weer. Voorbeeld: het pand aan de [SII] hebt u zelf korte tijd terug getaxeerd op 7 miljoen euro. Het staat op de balans van [B] B.V. voor € 657.264,30.”

2.63.

In een brief van [B] BV aan[M]Bank van 22 maart 2002 met betrekking tot een standby-krediet schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende:

“Koopcontract met betrekking tot een appartement aan de [TII]. Opbrengst € 773.000. Ook dit appartement is onbelast. [B] heeft aan de [TII] nog 14 (onbelaste) appartementen.

(…)

Het zou een uiterst frustrerende zaak zijn wanneer uw bank op 4 april a.s. nog steeds niet de kredietfaciliteit ter beschikking heeft gesteld.. Ik vind dat u dat dan eerder had moeten zeggen zodat ik tijdig maatregelen had kunnen nemen b.v. het aantrekken van hypothecaire financiering op een serie onbelaste panden van [B] B.V., daaronder eventueel ook het aangekochte pand aan de [UII].”

(…)

(Ik kan u verzekeren) dat in het tweede kwartaal de debetpositie volledig wordt afgelost. Dat is nu het typische gemak dat wordt verkregen door het vestigen van een standby krediet. Een dergelijk krediet wordt natuurlijk niet door mij gebruikt voor permanente financiering om de eenvoudige reden dat dit veel te duur is.”

2.64.

De rente op het standby-krediet waarop de brief aan[M]Bank van 22 maart 2002 betrekking had bedroeg 2% boven de[M]basisrente, zoals door[M]in de landelijke dagbladen gepubliceerd. Op het moment van het uitbrengen van de offerte – te weten 12 november 2001 – bedroeg de[M]basisrente 4,5%. Daarnaast was kredietprovisie verschuldigd van 0,25% per kwartaal over het hoogste debetsaldo in dat kwartaal.

2.65.

In het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2003, opgelegd aan [B] BV, stelt eiser zich op het standpunt dat het rentepercentage van 5 met betrekking tot de hoogte van een lening die hij had opgenomen van [B] BV in ieder geval niet te laag was. Hij schrijft op pagina 3, derde alinea:

“Kortom, de financiering in of omstreeks 1987 is een hoofdstuk apart dat geheel losstaat van het hoofdstuk financieringen in of omstreeks 2003. In het handelsverkeer kan men niet in 2003 gaan werken met percentages die men ontleent aan het intrest-percentage dat gold omstreeks het jaar 1981.”

2.66.

In een brief van [B] BV aan[J1] van 27 februari 2004 schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende:

“[B] B.V. en haar drie dochters, waaronder de [C] B.V. hebben nog enkele panden die onbelast zijn, waaronder het kantoor aan de [adres 3], alhier, waarin genoemde B.V.‘s gevestigd zijn en kantoor houden, terwijl ook mijn [VII] alhier kantoor houdt.”

2.67.

In een brief van [B] BV aan [J1] gedagtekend op 26 mei 2009 te [U], schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende:

“Omdat ik een dagje ouder word en niet het eeuwige leven heb, moet ik aan de continuïteit van de onderneming denken. Één van mijn kinderen,[A], geb. [geboortedatum], is enkele jaren terug als bouwkundig ingenieur afgestudeerd aan de [WII]. Hij heeft enkele jaren ervaring in het buitenland opgedaan (U.S.A. en Barcelona) en in [U] en is sinds 1 januari 2009 in dienst bij [B] BV c.s.. Als directeur is hij alleen bevoegd. Hij houdt zich bezig met de dagelijkse leiding. Om die reden acht zowel hij als ik het zeer gewenst dat ook hij zich stelt tot borg en hoofdelijk mede-schuldenaar voor de onderhavige geldlening.”

2.68.

In de periode 1999-2006 stelde eiser zich hoofdelijk aansprakelijk ten aanzien van hypothecaire geldleningen opgenomen bij het[J1].

Verklaringen en andere gegevens over uiteindelijk aandeelhouderschap van [F] AG en [MII] AG

2.69.

In diverse bij het derdenonderzoek aangetroffen notities en memo’s uit 2002, 2004, 2005, 2007 en 2009 van[J1], [J1] en vermogensbeheerder [Aa], betreffende offertes voor het verlenen van hypotheken aan eiser, [B] BV, [C] BV en [I] BV, is opgemerkt dat eiser de aandelen in [B] BV houdt en dat eiser de (mede)eigenaar is van deze vennootschap.

2.70.

Eiser heeft blijkens de gedingstukken diverse verklaringen gegeven over wie de aandeelhouder van [F] AG/[B] BV zijn.

2.70.1.

In een brief van [B] BV aan [Ab] BV gedagtekend 23 april 1999 te [U], schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende:

“Omdat in Engeland de rente aanmerkelijk hoger ligt dan bij ons hadden de Engelse aandeelhouders van [B] BV aanvankelijk 12% in hun hoofd. Tijdens de genoemde bespreking van 6 april j.1. ben ik, onder voorbehoud goedkeuring aandeelhouders, accoord gegaan met een verlaging tot 10,5%. U hield vast aan 10%

(…)

Uit uw brief van 12 april j.1. blijkt dat u vanwege dat verschilletje van een half procent naar de hoofddirectie van[Ac] diende te stappen. Dit was voor mij aanleiding nog eens ruggespraak met Engelsen te plegen.”

2.70.2.

In het verslag van een gesprek tussen eiser en[M]gedateerd 14 november 2006, welk gesprek als doel had het achterhalen van de aandeelhouders van de uiteindelijke moedermaatschappij van [B] BV, staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Boven de tot nu toe ons bekende Zwitserse holdingmij [F] AG hangt nog een AG, t.w. [Ad] AG met 6 verschillende (particuliere) aandeelhouders. De heer[X] zal medio december tijdens een bijeen te roepen vergadering de aandeelhouders verzoeken ons schriftelijk openheid van zaken te geven, doch de kans dat dit lukt schat hij (en wij ook) als zeer klein in.”

2.70.3.

In een Executive Summary van[M]d.d. 7 augustus 2007 staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Uit fiscaal oogpunt wil[X] niet mededelen wie de aandeelhouder(s) van [F] is (zijn). Wij vermoeden dat het[X] zelf is. Gezien het feit dat[X] al 30 jaar een relatie is van[M]willen wij onze relatie op grond van de weigering van[X] om de UBO [Rechtbank: Ultimate Beneficial Owner) prijs te geven niet beëindigen.”

Een volgende summary van[M]d.d. 29 mei 2008 vermeldt:

In een recent gesprek met[X], [Ae] en [Af] (beiden [M]) heeft[X] aangegeven wie de uiteindelijke UBO van [F] AG is (bewijsstukken is hij nog aan het verzamelen).

2.70.4.

In een brief aan de controleambtenaar [DII] van 5 november 2007 schrijft eiser:

“Eén van de Nederbelgen die vanuit [B4] via investeringen in Zwitserland zijn vermogen wil laten renderen komt iedere week voor zijn kinderen en kleinkinderen in [U] en heeft verscheidene jaren van de boekhouding van de B.V. ‘s meegenomen naar [NII 1], voor steekproefsgewijs boekenonderzoek door de Kontrollstelle (accountantskantoor) “

2.70.5.

In het bezwaarschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2004, gedagtekend 14 januari 2008 te [U], schrijft eiser namens [B] BV onder meer het volgende:

“De aandelen van [F] zijn reeds meer dan 32 jaar eigendom van een trustmaatschappij, genaamd [Ad], en deze [Ad] trustmaatschappij is weer eigendom van[M1] Bank, één van de grotere banken in Europa en genoteerd onder de top 50 aandelen in Europa. Via het trustkantoor van [Ad] nemen participanten deel in het aandelenkapitaal van [F] AG. Wij hebben de indruk (maar het is niet meer dan een indruk) dat op het ogenblik meer dan 70% van de aandelen in Zwitserse handen is. Daarnaast zijn er ook nog twee of wellicht drie Nederlanders die destijds naar [B4] zijn geëmigreerd en vanuit [B4] ook een financieel belang in [F] schijnen te hebben genomen. Wij kennen geen namen van aandeelhouders omdat het volgens de Zwitserse bankwetgeving, waaronder [Ad] en de vestiging van[M1] bank in[I1] vallen, verboden is gegevens omtrent aandeelhouders te verstrekken.

De aandelen in [MII] A.G. zijn, voor zover wij het begrepen hebben, via [Ad] en[M1] Bank in handen van [Ad]/[M1] die beleggen op basis van een hoog risiko-profiel. Er is geen enkele aandeelhouder in [MII] A.G. die tevens geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, aandeelhouder is in [F] A.G. De ene groep aandeelhouders in [F] A.G. heeft niets te maken met de andere groep aandeelhouders in [MII] A.G.. Ook overigens is er tussen genoemde beide vennootschappen en onze vennootschap geen enkele economische eenheid en organisatorische verbondenheid, behoudens natuurlijk dat [F] A.G. aandeelhoudster is van [B] B.V. en eigenares is van alle aandelen in [B] B.V..”

2.70.6.1. In de brief aan [J1] van 3 juni 2009 schrijft eiser – voor zover hier van belang – het volgende:

“5. Van[M1] N.V. (De uiteindelijke aandeelhoudster, zie het organogram en de toelichting hieronder) ontvang ik ieder jaar in Zwitserland op mijn bankrekening bij de[GII] AG een vergoeding van Zwfrs 225.000,-- (een soort van pensioen en/of vergoeding voor mijn aktiviteiten in Nederland). Mijn vermogen was per 1 januari 2009 4,5 miljoen euro, thans gestegen tot 5,2 miljoen euro, voornamelijk belegd in aandelen multinationals uit de AEX en bv. ook aandelen [Ag], [Ah] [Ai],[Aj], etc.. Gezien de Pauschalierung behoef ik in Zwitserland niet ieder jaar aangifte te doen voor de IB en VB. Dat scheelt een hoop administratieve rompslomp, ook bij de belastingdienst in [K1]. Naast mijn inkomen van[M1] N.V. van Zwft. 225.000,-- brengt het vermogen minimaal Zwfr. 150.000,-- op, afhankelijk van het dividentbeleid van de multionationals dat momenteel vanzelfsprekend lager is. Met een huidige Pauschalierung van Zwfr. 90.000,-- zit ik op circa 30% belasting, hetgeen in de Zwitserse verhoudingen redelijk is.

(…)

De hamvraag is steeds weer wie de UBO (…) is. Blijkens de notariële aktes die ik in fotokopie eveneens bijvoeg, is dat[M1] NV en omdat de aandelen van[M1] NV op de beurs genoteerd zijn valt[M1] NV volgens art. 6 van de betreffende Wet onder de uitzonderingen, d.w.z.[M1] NV hoeft niet verder aan te tonen wie stuk voor stuk haar aandeelhouders zijn. Kortom, alles is grondig door de afdeling compliance van de[M]uitgezocht en accoord bevonden. Anders zou de[M]de bankrelatie met [B] B.V. hebben moeten beëindigen. De originele aktes, waarvan bijgaand kopie, heb ik op het kantoor [adres 3] in de kluis liggen. Deze zijn mi voor[M1] beschikbaar gesteld ter beantwoording van eventuele vragen van financiële instellingen zoals de[M]Bank en uw Pensioenfonds. Ik ben gaarne bereid met de originele notariële aktes naar u toe te komen en deze aan u ter verificatie te tonen. Ik kan echter slechts kopieën afgeven want de originelen mag ik niet afgeven en moeten terug naar het hoofdkantoor van[M1] NV in [Ak].”

2.70.6.2. Volgens het door eiser bij genoemde brief aan[M]en [J1] verstrekte organogram houdt[M1] NV indirect alle aandelen van [B] BV via achtereenvolgens[Al], [Am] (Schweiz) AG, [Ad] AG, [An] AG,[Ao] AG en [F] AG.

2.70.6.3. Tot de gedingstukken behoren de in genoemde brief aan[M]en [J1] genoemde kopieën. Op een van deze kopieën staat op de voorzijde vermeld:

[Ao]

[Ap], 21. Oktober 2008

Bestätigung

Hiermit bestätigen wir, dass die[Ao] AG, [adres 11] [Ap], die Eigentümerin sämtlicher Aktien der [F] AG in [NII 1] ist.

[Ao] AG

[volgt handtekening zonder vermelding van een naam]”

De achterzijde van deze kopie is voorzien van een waarmerk van een notaris te [Ap] d.d. 23 oktober 2008.

2.71.

Naar aanleiding van de verklaringen aan[M]en het[J1] heeft verweerder na een verzoek tot informatie-uitwisseling via de Belgische Federale Overheidsdienst Financiën, onderdeel administratie van de Fiscaliteit – Directe Belastingen, de volgende informatie verkregen:

-[M1] NV is zelf in de periode 2003 tot en met 2009 niet betrokken bij [MII] AG, [F] AG en [B] BV;

- Uit navraag binnen[M1] [B4] is gebleken dat de bank niet betrokken is bij de hiervoor genoemde vennootschappen. Deze vennootschappen zijn ook niet bekend als tegenpartij of als cliënt van de bank;

- De andere dochtermaatschappijen van[M1] NV,[M1][Ar 1], [Am] AG, [Ad],[Ao] en [An] zijn buitenlandse vennootschappen, fiscaal resident in het buitenland. Ten aanzien van deze dochtermaatschappijen is geen informatie verstrekt;

- [Ad] Suisse en haar filialen[Ao] en [An] zijn in februari 2010 verkocht en behoren niet meer tot de[M1] Group.

2.72.

Uit de jaarrekening 2005 van[M1][Al] blijkt dat de (klein)dochters[M1][Am], [Ad] AG, [An] AG en[Ao] AG voor [adres]% zijn geconsolideerd. De jaarrekening vermeldt daarnaast andere meerderheidsbelangen die zijn meegeconsolideerd. [B] BV en [F] AG staan niet vermeld in de jaarrekening.

2.73.

Op blz. 6 van zijn bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting 2002 schrijft eiser op pagina 6 (voor zover hier van belang):

“Ik betwist eveneens uitdrukkelijk dat de betaling van rente naar Zwitserland van het door u genoemde bedrag van € 1.960.330,-- ten gunste van mij zou hebben gestrekt en aldus tot mijn vermogen zou zijn gaan behoren. Deze gelden zijn uitsluitend ten goede gekomen aan[M1], via haar trustmaatschappij [Ad] die daartoe [MII] A.G. heeft opgericht en nog steeds beheert. Wie participeren in [MII] A.G. en via [Ad][M1] gelden hebben geïnvesteerd in [MII] is mij totaal onbekend omdat de afspraak destijds is gemaakt dat ik daarbuiten zou blijven zodat ik nooit op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht zou kunnen worden inlichtingen daarover te verstrekken. Wat ik niet weet kan ik immers ook niet verklaren.”

Boekenonderzoek, belastingaanslagen en correcties (na bezwaar)

2.74.

Er heeft een boekenonderzoek bij eiser plaatsgevonden met betrekking tot de ib/pvv en de omzetbelasting over de periode 2002 tot en met 2006.

2.74.1.

Aanvankelijk is het boekenonderzoek uitgevoerd door controleambtenaar[As]. Na behandeling van een klacht van eiser tegen deze controleambtenaar is het onderzoek uitgevoerd door controleambtenaar [DII]. Ook tegen deze controleambtenaar zijn klachten ingediend door eiser. Hierin is uitspraak gedaan op 30 mei 2008. Eiser is daartegen in bezwaar/beroep gegaan bij de Nationale ombudsman. Uiteindelijk heeft de Nationale ombudsman op 19 oktober 2009 de behandeling van de klacht beëindigd en is op [datum 4] een eindrapportage uitgebracht.

2.74.2.

De overige klachten tegen [DII] zijn in een brief van 31 maart 2010 definitief afgehandeld. De klachten zijn daarbij ongegrond verklaard, met uitzondering van één klachtonderdeel. Het oordeel op dat punt luidt als volgt:

“Ik acht uw klacht gegrond voor het onderdeel dat ziet op het tijdsverloop tussen het beëindigen van het boekenonderzoek en het uitbrengen van het rapport van het boekenonderzoek. Het feit dat gedurende dit tijdsverloop door u een klacht contra de heer [DII] is ingediend, is naar mijn oordeel onvoldoende reden om het rapport van het boekenonderzoek zonder verdere adequate motivering omtrent de vertraging in een zo laat stadium aan u toe te zenden. Nu blijkt dat de gegeven informatie kennelijk ontoereikend is geweest om reeds op voorhand de lange afdoeningstermijn toe te lichten bied ik u mijn excuses aan voor deze gang van zaken Betrokkenen zijn daar door mij op aangesproken.”

2.75.

In afwachting van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn de belastingaanslagen ib/pvv betreffende de jaren 2002 tot en met 2005 opgelegd ter behoud van rechten.

2.76.

In het rapport met dagtekening [datum 4] van controleambtenaar [DII] wordt – voor zover hier van belang – geconcludeerd dat:

- eiser in Nederland woont;

- aan eiser in de gecontroleerde periode een [O1] met kenteken [kenteken 1] ter beschikking was gesteld. Wegens het voor privédoeleinden kunnen beschikken over de [O1] dient volgens het rapport jaarlijks tot en met 2005 € 27.653 te worden bijgeteld wegens privégebruik auto. Vanaf 2006 verloopt de correctie via de loonbelasting;

- de reeds tot behoud van rechten vastgestelde inkomsten uit sparen en beleggen verminderd moeten worden.

2.77.

De aanslag ib/pvv 2006 is opgelegd met dagtekening 18 december 2009. Daarbij is onder meer verwezen naar bovenvermeld rapport inzake het boekenonderzoek.

2.78.

De in belastingaanslagen vastgestelde belastbare inkomsten van eiser (met een beroep op interne compensatie voor het inkomstenbelastingdeel, voor zover daarop een beroep is gedaan) zijn in de uitspraken op bezwaar als volgt nader vastgesteld.

2.78.1.

In de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ib/pvv 2002 heeft verweerder de vermindering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen intern gecompenseerd met een verhoging van het belastbaar inkomen uit werk en woning (loon in Zwitserse franken).

Belastingjaar 2002

Inkomen Nav.aanslag Uitspraak Verschil

Loon uit dienstbetrekking

(onkostenvergoeding) € 51.450 - € 51.450 -/- belast in LB

Loon in Zwitserse franken - € 153.061 € 153.061

AOW € 14.416 € 14.416 -

Pensioen [C] BV € 40.000 € 40.000 -

Privégebruik [O1] € 27.653 € 27.653 -

Totaal Box 1 € 133.519 € 235.130 € 101.611

Belastbaar inkomen uit

aanmerkelijk belang € 1.960.330 € 1.960.330 -

Totaal Box 2 € 1.960.330 € 1.960.330 -

Belasting 25% € 490.083 € 490.083 -

Gem. vermogen (-/- heffingsvrij en

ouderentoeslag) € 30.963.708 € 7.464.458 € 23.499.250 -/-

Rendement 4% € 1.238.548 € 298.578 € 939.970 -/-

Belasting 30% € 371.564 € 89.573 € 281.991 -/-

Aftrek ter voorkoming

woning Zwitserland € 1.250.000 € 1.250.000 -

2.78.2.

De aanslag ib/pvv 2003 is in de uitspraak op bezwaar gehandhaafd omdat deze niet kan worden verhoogd in de bezwaarfase. De berekening van de belastbare inkomens zou volgens verweerder moeten uitkomen op de volgende bedragen:

Belastingjaar 2003

Inkomen Aanslag Uitspraak Verschil

Loon uit dienstbetrekking € 38.000 - € 38.000 -/- belast in LB

Loon in Zwitserse franken - € 149.006 € 149.006

AOW € 15.433 € 15.433 --

Pensioen [C] BV € 40.000 € 40.000 -

Privégebruik [O1] - € 27.653 € 27.653

Totaal Box 1 € 93.433 € 232.092 € 138.659

Belastbaar inkomen uit

aanmerkelijk belang - - -

Totaal Box 2 - - -

Belasting 25% - - - -

Gem. vermogen (-/- heffingsvrij) € 2.500.000 € 8.400.366 € 5.900.366

Rendement 4% € 100.000 € 336.015 € 236.015

Belasting 30% € 30.000 € 100.804 € 70.804

Aftrek ter voorkoming

woning Zwitserland € 1.250.000 € 1.250.000 -

2.78.3.

In de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ib/pvv 2004 heeft verweerder de vermindering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen intern gecompenseerd met een verhoging van het belastbaar inkomen uit werk en woning (loon in Zwitserse franken) en een verhoging van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang vanwege de onttrekking van de opbrengst van verkoop van de economische eigendom van een onroerende zaak die toebehoorde aan [C] BV.

Belastingiaar 2004

Inkomen Aanslag Uitspraak Verschil

Loon uit dienstbetrekking

(onkostenvergoeding) € 51.450 - € 51.450 -/- belast in LB

Loon in Zwitserse franken - € 145.161 € 145.161

AOW € 15.587 € 15.587 -

Pensioen [C] BV € 40.000 - € 40.000 -/- belast in LB

Privégebruik [O1] € 27.653 € 27.653 -

Totaal Box 1 € 134.690 € 188.401 € 53.711

Belastbaar inkomen uit

aanmerkelijk belang € 1.960.330 € 1.960.330 -

Verkoopopbrengst appartement

[C] BV op privérekening [T1] - € 341.166 € 341.166

Totaal Box 2 € 1.960.330 € 2.301.496 € 341.166

Belasting 25% € 490.083 € 575.374 € 85.292

Gem. vermogen (-/- heffingsvrij en

ouderentoeslag) € 34.961.496 € 9.331.927 € 25.629.575 -/-

Rendement 4% € 1.398.459 € 373.277 € 1.025.183 -/-

Belasting 30% € 419.537 € 111.983 € 307.55 5 -/-

Aftrek ter voorkoming

woning Zwitserland € 1.250.000 € 1.250.000 -

2.78.4.

In de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ib/pvv 2005 heeft verweerder de vermindering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen intern gecompenseerd met een verhoging van het belastbaar inkomen uit werk en woning (loon in Zwitserse franken) en een verhoging van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang vanwege de onttrekking van de opbrengst van verkoop van de economische eigendom van onroerende zaken die toebehoorden aan [C] BV.

Belastingjaar 2005

Inkomen Aanslag Uitspraak Verschil

Loon uit dienstbetrekking

(onkostenvergoeding) € 51.240 - € 51.240 -/- belast in LB

Loon in Zwitserse franken - € 145.161 € 145.161

AOW € 10.138 € 10.138 -

Pensioen [C] BV € 40.000 - € 40.000 -/- belast in LB

Privégebruik [O1] € 27.653 € 27.653 -

Totaal Box 1 € 129.031 € 182.952 € 53.921

Belastbaar inkomen uit

aanmerkelijk belang € 1.960.330 € 1.960.330 -

Verkoopopbrengst appartement 1

[C] BV op privérekening [T1] - € 304.456 € 304.456

Verkoopopbrengst appartement 2

[C] BV op privérekening [T1] - € 230.527 € 230.527

Totaal Box 2 € 1.960.330 € 2.495.313 € 534.983

Belasting 25% € 490.083 € 623.828 € 133.746

Gem. vermogen (-/- heffingsvrij en

ouderentoeslag) € 38.030.095 € 10.206.153 € 27.823.942 -/-

Rendement 4% € 1.521.203 € 408.246 € 1.112.957 -/-

Belasting 30% € 456.3601 € 122.473 € 333.887 -/-

Aftrek ter voorkoming

woning Zwitserland € 1.250.000 € 1.250.000 -

2.78.5.

De aanslag ib/pvv 2006 is in de uitspraak op bezwaar gehandhaafd omdat deze niet kan worden verhoogd in de bezwaarfase. Er heeft geen bijtelling plaatsgevonden van inkomsten uit werk en woning, uit aanmerkelijk belang of uit sparen en beleggen. De voorlopige aanslag ib/pvv 2006 is eveneens gehandhaafd. De berekening van de primitieve aanslag luidt als volgt.

Belasting jaar 2006

Inkomen Aanslag Uitspraak Verschil

Loon uit dienstbetrekking

(onkostenvergoeding) - - - belast in LB

Loon in Zwitserse franken - - € 142.405 € 142.405

AOW - € 8 € 8

Pensioen [C] BV € 40.000 - € 40.000-/- belast in LB

Privégebruik [O1] - - - belast in LB

Totaal Box 1 € 40.000 € 142.413 € 102.413

Belastbaar inkomen uit

aanmerkelijk belang - - -

Totaal Box 2 - - - -

Belasting 25% - - -

Gem. vermogen (-/- heffingsvrij) € 5.000.000 € 11.568.745 € 6.568.745

Rendement 4% € 198.424 € 462.750 € 262.750

Belasting 30% € 59.527 € 138.825 € 78.825

Aftrek ter voorkoming

woning Zwitserland € 1.250.000 € 1.250.000 -

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de volgende punten:

1. Heeft verweerder het voorschrift van artikel 10:3, derde lid, van de Awb geschonden?

2. Heeft verweerder een of meerdere beginselen (van behoorlijk bestuur) geschonden?

3. Is met betrekking tot de navorderingsaanslag ib/pvv 2002 voldaan aan het vereiste van het nieuwe feit als bedoeld in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR)?

4. Had eiser in de jaren 2002 – 2006 zijn woonplaats in Nederland en is hij dientengevolge binnenlandse belastingplichtige?

5. Was eiser in de onderhavige jaren (uiteindelijk) belanghebbende van [F] AG en [MII] AG?

6. Dient de bewijslast te worden omgekeerd wegens het niet doen van de vereiste aangifte?

7. Zijn de belastbare inkomens tot de juiste bedragen vastgesteld?

8. Dient de heffingsrente te vervallen wegens overschrijding van de redelijke termijn?

3.2.

Eiser stelt dat hij in de jaren 2002 tot en met 2006 woonachtig was in Zwitserland en de vereiste aangifte als buitenlands belastingplichtige heeft gedaan. Eiser betwist voorts dat hij de (uiteindelijke) belanghebbende van [F] AG en/of [MII] AG was.

3.3.

Verweerder neemt het standpunt in dat eiser in de jaren 2002 tot en met 2006 woonachtig was in Nederland, dat hij binnenlands belastingplichtige was en niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Verder stelt verweerder dat eiser de (uiteindelijke) belanghebbende van [F] AG en/of [MII] AG is en uit dien hoofde inkomsten uit aanmerkelijk belang heeft genoten. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat de belastbare inkomens met omkering van de bewijslast dienen te worden vastgesteld en dat de belastbare inkomen – eventueel na vermindering in de uitspraken op bezwaar – niet op te hoog bedrag zijn vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing