Home

Rechtbank Noord-Holland, 26-08-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:8000, AWB-13_2996

Rechtbank Noord-Holland, 26-08-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:8000, AWB-13_2996

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
26 augustus 2014
Datum publicatie
23 september 2014
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2014:8000
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-13_2996
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

KB-Lux-zaak. Identificatie op grond van micro-fiches is betrouwbaar. Verweerder heeft voldoende voortvarendheid betracht bij het opleggen van de navorderingsaanslagen.

Geen recht op immateriële schadevergoeding nu eisers (expliciet) hebben ingestemd met het aanhouden van het bezwaar.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummers: HAA 13/2996 tot en met 13/3010

Uitspraakdatum: 26 augustus 2014

Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen

de erven [X], gewoond hebbende te [Z]

hierna te noemen: eisers,

gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

1 Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.1.

Verweerder heeft aan [X] (hierna: erflaatster) met dagtekening 31 december 2002 voor het jaar 1990 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd ten bedrage van f 15.417. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 15.417 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 7.240 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/2996)

1.1.2.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1991 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 14.526. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 14.526 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 5.674 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/2997)

1.1.3.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1992 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 13.999. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 13.999 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 4.634 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/2998)

1.1.4.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1993 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 12.379. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 12.379 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 3.476 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/2999)

1.1.5.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1994 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 10.341. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 10.341 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 2.445 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3000)

1.1.6.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 10.260. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 10.260 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 2.150 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3001)

1.1.7.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 10.314. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 10.314 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 2.097 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3002)

1.1.8.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 11.016. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 11.016 (100% van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 2.075 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3003)

1.1.9.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd tot een bedrag van f 11.408. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van f 11.408 (100% van het nagevorderde bedrag) en is een bedrag van f 1.779 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3004)

1.1.10.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd tot een bedrag van f 12.015. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van f 12.015 (100% van het nagevorderde bedrag) en is een bedrag van f 1.513 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3005)

1.1.11.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd tot een bedrag van f 13.323. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van f 13.323 (100% van het nagevorderde bedrag) en is een bedrag van f 1.194 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3006)

1.1.12.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 december 2004 voor het jaar 2001 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.777 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.910. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 423 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3007)

1.1.13.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 31 december 2004 voor het jaar 2002 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.671 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.527. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 277 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3008)

1.1.14.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 29 december 2006 voor het jaar 2003 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.650 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.365. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 552 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3009)

1.1.15.

Verweerder heeft aan erflaatster met dagtekening 29 december 2006 voor het jaar 2004 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.714. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 436 aan heffingsrente in rekening gebracht.

(HAA 13/3010)

1.2.

Verweerder heeft op 30 januari 2003 een bezwaarschrift ontvangen tegen de aanslag 1990, op 27 juni 2003 tegen de aanslagen 1991 tot en met 2000, op 9 februari 2005 tegen de aanslagen 2001 en 2002 en op 2 februari 2007 tegen de aanslagen 2003 en 2004.

1.3.1.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1990 verminderd tot een bedrag van f 10.278, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 4.882.

1.3.2.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1991 verminderd tot een bedrag van f 9.684, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 3.785.

1.3.3.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1992 verminderd tot een bedrag van f 9.333, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 3.093.

1.3.4.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1993 verminderd tot een bedrag van f 8.253, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 2.319.

1.3.5.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1994 verminderd tot een bedrag van f 6.894, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 1.631.

1.3.6.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1995 verminderd tot een bedrag van f 6.840, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 1.435.

1.3.7.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1996 verminderd tot een bedrag van f 6.875, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 1.400.

1.3.8.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1997 verminderd tot een bedrag van f 7.344, de verhoging volledig kwijtgescholden en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 1.385.

1.3.9.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1998 verminderd tot een bedrag van f 7.605, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 1.187.

1.3.10.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1999 verminderd tot een bedrag van f 8.010, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 1.010.

1.3.11.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 2000 verminderd tot een bedrag van f 8.883, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 798.

1.3.12.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de aanslag ib/pvv 2001 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 68.777 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.998, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 289.

1.3.13.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de aanslag ib/pvv 2002 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 71.671 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.616, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 191.

1.3.14.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de aanslag ib/pvv 2003 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 73.650 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.454, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 372.

1.3.15.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 de aanslag ib/pvv 2004 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 0 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 0, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente vernietigd.

1.4.

Eisers hebben tegen deze uitspraken beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2014. Namens eisers is verschenen hun gemachtigde. Namens verweerder is verschenen P.M. Krauwinkel.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Erflaatster is op [DATUM] overleden. Erflaatster is gehuwd geweest met heer

[A], overleden op [DATUM]. Zij heeft drie kinderen: [B], [C] en [D].

2.2.

Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Bijzondere belastinginspectie van het Koninkrijk België aan de Nederlandse Belastingdienst spontaan inlichtingen verstrekt over rekeningen bij de Kredietbank Luxembourg. De informatie bevatte circa 20.000 bankrekeningen van circa 10.200 Nederlandse rekeninghouders, van wie een aantal codenamen gebruikte.

2.3.

Tot de stukken behoren:

- een afdruk van een microfiche, afkomstig van de Kredietbank Luxembourg (hierna ook: KB-Lux) met de vermelding:

[NUMMER] ... VUE [A] OU MME [E] 203,39;

[NUMMER]…TER LDO [A] OU MME [E] 353.541,93;

- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 8 april 2003 van een medewerker van de Belastingdienst FIOD-ECD met de volgende passages:

“1. Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de naam: [A] OU [E].

2. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komt een hit naar voren, zijnde de heer [B], samenwonend met [E]. Dit zijn:

[B], geboortedatum 02-09-1945, sofinummer [NUMMER] en

[E], geboortedatum 21-07-1915, sofinummer [NUMMER].

3. Uit de match van het BVR-bestand met het RDW-bestand zie ik dat de eerste voornaam van [B] is: [B]

4. Uit de match van het BVR-bestand met het RDW-bestand zie ik dat de eerste voornaam van [E] is: [E].

5. Volgens informatie van de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam is [B] een kind van [E].

Conclusie

Uit de match van rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux, met de Belastingdienst ten dienste staande landelijke bestanden, komt slechts de combinatie [B] en [E] als rekeninghouder in aanmerking.”

2.4.

Uit het zogenoemde Rekeningenproject is naar voren gekomen dat de genoemde microfiches betrekking hebben op bij KB-Lux aangehouden saldi per eind januari 1994.

2.5.

Verweerder heeft ten aanzien van erflaatster een renseignement ontvangen inzake een bij KB-Lux aangehouden rekening met rekeningnummer [NUMMER] met daarop een saldo per 31 januari 1994 van f 353.745,32.

2.6.

Erflaatster heeft in geen enkele aangifte ib/pvv en/of vermogensbelasting (vb) melding gemaakt van enig tegoed bij KB-Lux.

2.7.

Naar aanleiding van het renseignement heeft verweerder bij brieven van 12 maart 2002, nogmaals verzonden op 14 maart 2002, verzocht om informatie over in het buitenland aangehouden bankrekeningen.

2.8.

Bij brief van 17 maart 2002 heeft erflaatster verklaard geen bankrekening in het buitenland te hebben (gehad).

2.9.

Op 17 april 2002 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en erflaatster, haar zoon[D] en haar schoondochter. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder erflaatster een brief gezonden gedateerd 26 april 2002, waarin is meegedeeld dat tijdens het gesprek afspraken zijn gemaakt over de door erflaatster te verstrekken gegevens.

2.10.

Bij brief van 25 juni 2002 heeft de toenmalige gemachtigde van erflaatster, Wladimiroff Waling Schreuders Advocaten (hierna: Wladimiroff) gereageerd en ontkend dat afspraken zijn gemaakt.

2.11.

Verweerder heeft hierop bij brief van 9 oktober 2002 gereageerd en vervolgvragen gesteld.

2.12.

Erflaatster heeft bij brief van 3 december 2002 aangegeven dat zij haar verklaring zoals opgenomen in de brief van 17 maart 2002 handhaaft.

2.13.

Verweerder heeft erflaatster bij brief van 9 december 2002 een vooraankondiging gedaan met betrekking tot het opleggen van navorderingsaanslagen ib/pvv 1990 en vb 1991 met verhogingen.

2.14.

Als reactie op de aankondiging van de navorderingsaanslagen ib/pvv 1990 en vb 1991 heeft Wladimiroff bij brief van 12 december 2002 verzocht om verstrekking van de gegevensdragers waarop het voornemen tot het vaststellen van de verhogingen berustte. Verweerder heeft bij brief van 13 december 2002 een afschrift van het renseignement aan Wladimiroff doen toekomen.

2.15.

Met dagtekening 31 december 2002 zijn de navorderingsaanslagen ib/pvv 1990 en vb 1991 opgelegd. Bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen heeft verweerder het aangegeven vermogen en de aangegeven inkomsten verhoogd met een geschat bedrag aan niet-aangeven vermogen en de daaruit genoten inkomsten.

2.16.

Verweerder heeft in de ontvangstbevestiging van het bezwaar van 31 januari 2003 onder meer de volgende passages opgenomen:

“In uw brief verzoekt u om uitstel voor de motivering van uw bezwaar. U voert bij dat verzoek geen redenen aan. Ik verzoek u mij over die redenen te berichten. Ik wijs u daarbij in het bijzonder op het navolgende.

(…)

Momenteel voeren Belastingdienst en NautaDutilh N.V. Advocaten Notarissen Belastingadviseurs vanuit een oogpunt van proceseconomie overleg teneinde op een zo kort mogelijke termijn de bovengenoemde geschilpunten voor te leggen aan de fiscale rechter.

(…)

Ik verzoek u mij te berichten of u instemt met het aanhouden van uw bezwaar totdat op deze procedures onherroepelijk uitspraak is gedaan. (…)”

2.17.

Wladimiroff heeft bij brief van 17 februari 2003 het volgende meegedeeld:

“In antwoord op uw schrijven van 31 januari jl. kan ik u berichten dat cliënte mij heeft laten weten conform uw voorstel daartoe in te stemmen met het aanhouden van het bezwaar totdat op de procedures die NautaDutilh ter zake zal voeren onherroepelijk is beslist.”

2.18.

Bij brief van 25 april 2003 heeft verweerder aan erflaatster een kennisgeving verzonden waarin het voornemen is geuit navorderingsaanslagen met verhogingen/boetes op te leggen voor de ib/pvv 1991 tot en met 2000 en vb 1992 tot en met 2000.

2.19.

Bij brief van 9 mei 2003 heeft Wladimiroff aangegeven dat het niet in de rede ligt thans nieuwe aanslagen of boetes op te leggen, aangezien daar, gelet op de daarvoor geldende termijnen, ook geen noodzaak toe is.

2.20.

Verweerder heeft met dagtekening 31 mei 2003 navorderingsaanslagen ib/pvv 1991 tot en met 2000 en vb 1992 tot en met 2000 met verhogingen/boetes opgelegd.

2.21.

Wladimiroff heeft in zijn bezwaar van 24 juni 2003 gericht tegen de hiervoor genoemde navorderingsaanslagen onder meer het volgende opgenomen:

“Onder verwijzing naar uw brief van 31 mei 2003, met bovenvermelde kenmerk, informeer ik u namens cliënte in te stemmen met het indienen van 1 bezwaarschrift tegen alle door u verstuurde aanslagen en beschikkingen. Eveneens informeer ik u namens cliënte in te stemmen met het aanhouden van het bezwaarschrift totdat op de door u genoemde procedure onherroepelijk uitspraak is gedaan. Ik verzoek u uitstel van motivering van het bezwaarschrift te verlenen totdat op de door u genoemde procedure onherroepelijk uitspraak is gedaan.”

2.22.

Verweerder heeft op 31 december 2004 aanslagen ib/pvv 2001 en 2002 opgelegd.

2.23.

De executeur van de nalatenschap van erflaatster, de heer [B], heeft op 9 februari 2005 bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. In deze brief wordt akkoord gegaan met afwachten van meergenoemde lopende procedures.

2.24.

In een brief van de heer [B] van 11 maart 2005 is onder meer opgenomen:

“Hierdoor denk ik voorlopig voldoende geïnformeerd te zijn om op de afloop van de lopende procedures, zoals aangegeven in het begeleidend schrijven bij de aanslagen, te kunnen wachten.”

2.25.

Verweerder heeft met dagtekening 29 december 2006 aanslagen ib/pvv 2003 en 2004 opgelegd.

2.26.

De executeur heeft op 30 januari 2007 een bezwaarschrift tegen deze aanslagen ingediend. Hierin is onder meer opgenomen:

“Wederom stem ik in met het aanhouden van de bezwaren totdat onherroepelijk uitspraak gedaan is in de gemelde procedures, desalniettemin herhaal ik dat mevrouw [X] geen bankrekening in het buitenland aangehouden heeft.”

2.27.

Op 25 februari 2010 heeft de Hoge Raad, nadat hij eerder prejudiciële vragen had gesteld, arrest gewezen in de hiervoor genoemde NautaDutilh (proef-)procedures. Daarbij heeft ten aanzien van een zaak verwijzing plaatsgevonden naar de rechtbank Breda, in verband met een onderzoek naar de vraag of de navorderingsaanslagen met voldoende voortvarendheid waren opgelegd. Tegen de uitspraak van rechtbank Breda is hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Tegen de uitspraak van het gerechtshof is beroep in cassatie ingesteld, hetgeen heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2012.

2.28.

Verweerder heeft bij brief van 22 oktober 2012 een vooraankondiging van de uitspraken op bezwaar verzonden. Hierin is aangegeven dat de factor 1,5 wordt geëlimineerd uit de berekening van de verschuldigde belasting, dat de verhogingen/boetes alle komen te vervallen en de aanslag over 2004 wordt vernietigd.

2.29.

Verweerder heeft op 13 november 2012 het keuzeformulier KBLux project van de erfgenaam [B] ontvangen; hierop is aangeven dat hij kennis wenst te nemen van hetgeen beschikbaar is en dat hij overweegt rechtskundige bijstand in te schakelen.

2.30.

Op 18 december 2012 heeft [B] telefonisch aan verweerder meegedeeld dat hij onlangs een advocaat heeft ingeschakeld. Verweerder heeft hem verzocht binnen twee maanden te reageren.

2.31.

Verweerder heeft op 8 april 2013, omdat hij nog geen reactie had ontvangen, [B] uitgenodigd voor een hoorzitting.

2.32.

Naar aanleiding van deze brief heeft de gemachtigde, S. Bharatsingh, op 11 april 2013 telefonisch contact opgenomen met verweerder en een brief die hij reeds op 15 januari 2013 naar verweerder had verzonden, nogmaals per fax verzonden. In deze brief geeft hij aan als gemachtigde op te treden en binnen vier weken inhoudelijk te zullen reageren.

2.33.

Wegens het uitblijven van een reactie heeft verweerder de gemachtigde bij brief van 1 mei 2013 verzocht om vóór 22 mei 2013 te reageren.

2.34.

Omdat ook op deze brief geen reactie is ontvangen, heeft verweerder op 3 juni 2013 met het kantoor van gemachtigde gebeld. Tijdens een telefoongesprek op 5 juni 2013 heeft de gemachtigde desgevraagd aan verweerder verklaard geen behoefte te hebben aan een hoorgesprek.

2.35.

De uitspraken op bezwaar zijn alle gedagtekend 20 juni 2013.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de volgende vraagpunten:

1. Heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat erflaatster rekeninghouder was bij KB-Lux?

2. Zijn de navorderingsaanslagen met voldoende voortvarendheid opgelegd?

3. Hebben eisers recht op immateriële schadevergoeding?

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van de gedingen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing