Rechtbank Noord-Holland, 03-06-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4363, 14-7502
Rechtbank Noord-Holland, 03-06-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4363, 14-7502
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 3 juni 2015
- Datum publicatie
- 8 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2015:4363
- Zaaknummer
- 14-7502
Inhoudsindicatie
gedaagde is toerekenbaar tekort geschoten door in weerwil van de gemaakte afspraken toch een WW-uitkering aan te vragen. In vaststellingsovereenkomst heeft gedaagde zich verbonden om in dat geval de toch ontvangen WW-uitkering aan eiseres terug te storten. Gedaagde heeft dit niet heeft gedaan en is ook hierin tekortgeschoten. Eiseres vordert betaling aan eiseres van de door het UWV bij eiseres in rekening gebrachte bedragen. Subsidiair ongerechtvaardigde verrijking.
Uitspraak
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 3524987 CV EXPL 14-7502 (MHA)
Uitspraakdatum: 3 juni 2015
Vonnis in de zaak van:
De naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Alliander N.V.,
gevestigd te Arnhem
eiseres
verder te noemen: Alliander
gemachtigde: mr. J. Krijgsman
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. E.V. Huisman
1 Het procesverloop
Alliander heeft bij dagvaarding van 14 oktober 2014 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
Op 26 maart 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Alliander bij brief van 17 maart 2015 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
[gedaagde] is op 1 maart 2001 in dienst getreden bij Alliander, als medewerker service support B.
Per 1 juni 2013 is de functie van [gedaagde] komen te vervallen als gevolg van een reorganisatie binnen Alliander.
Per 1 juni 2013 is vervolgens een periode ingegaan waarin is nagegaan of er elders binnen Alliander een passende functie voor [gedaagde] beschikbaar was. Er is in deze periode geen passende arbeidsplaats gevonden voor [gedaagde] .
Per 1 september 2013 zijn de bepalingen betreffende boventallige werknemers van het Verlengd Sociaal Plan Alliander N.V. van toepassing geworden op [gedaagde] . Ingevolge het Verlengd Sociaal Plan kreeg [gedaagde] de keuze om al dan niet gebruik te maken van begeleiding naar ander werk. Tijdens deze begeleiding zou hij in dienst blijven van Alliander en het bijbehorende salaris behouden. Ook kon hij kiezen om het dienstverband zelf te beëindigen. In dat geval zou [gedaagde] een vergoeding worden toegekend conform artikel 9.11 van het Verlengd Sociaal Plan.
[gedaagde] heeft afgezien van begeleiding naar ander werk en gekozen voor beëindiging van het dienstverband met uitbetaling van een vergoeding. Bij brief van 28 augustus 2013 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 september 2013. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten om de gevolgen van die opzegging te regelen.
In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat Alliander aan [gedaagde] een ontslagvergoeding zou voldoen van € 101.776,00 bruto.
Verder hebben partijen onder punt 6 van de vaststellingsovereenkomst het volgende afgesproken:
“Als gevolg van de keuze van de heer [gedaagde] om op eigen initiatief ontslag te nemen kan hij geen aanspraak maken op een eventuele (bovenwettelijke) WW-uitkering. Hij is zich daarvan bewust. Mocht de heer [gedaagde] niettemin en in weerwil van deze overeenkomst een WW-uitkering verkrijgen, dan zal hij deze uitkering per omgaande terugstorten aan Alliander en verantwoordelijk zijn voor de volledige schade”.
Alliander heeft de ontslagvergoeding aan [gedaagde] uitbetaald.
Half november 2013 heeft [gedaagde] een Werkloosheidsuitkering (hierna: WW-uitkering) aangevraagd bij het UWV. In eerste instantie is deze aanvraag afgewezen, maar in bezwaar is de uitkering alsnog met ingang van 2 december 2013 toegekend.
Alliander heeft vervolgens op 12 augustus 2014 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar waarin de uitkering aan [gedaagde] is toegekend. Alliander heeft haar beroep echter beperkt. Er is door Alliander (slechts) gesteld dat de WW-uitkering had moeten worden geweigerd over de periode dat de arbeidsovereenkomst had voortgeduurd in het geval [gedaagde] voor begeleiding naar ander werk had gekozen. De aanspraak op WW-uitkering vanaf 1 oktober 2014 is, gelet op de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op dit punt, niet bestreden door Alliander.
Bij brief van 29 augustus 2014 heeft Alliander [gedaagde] gesommeerd om de tot dan toe door Alliander aan het UWV betaalde bedragen (ad. € 22.195,92) binnen tien dagen over te maken aan Alliander. Tevens heeft Alliander [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de geleden en de nog te lijden schade als gevolg van het niet nakomen van de afspraak zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst.
Bij brief van 7 oktober 2014 heeft Alliander [gedaagde] in gebreke gesteld.
Aan Alliander is door het UWV tot en met februari 2015 een bedrag in rekening gebracht in verband met de WW-uitkering van [gedaagde] van € 45.640,00.
3 De vordering
Alliander vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 45.640,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. Zij legt aan de vordering primair – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten door in weerwil van de gemaakte afspraken toch een WW-uitkering aan te vragen. In de vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde] zich verbonden om in dat geval de toch ontvangen WW-uitkering aan Alliander terug te storten. Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan is hij ook hierin tekortgeschoten. Alliander vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Alliander van de door het UWV bij Alliander in rekening gebrachte bedragen. Alliander legt aan haar vordering subsidiair ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag.
Daarnaast vordert Alliander dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot nakoming van artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst. Dit houdt in dat [gedaagde] , indien en zolang hij een WW-uitkering ontvangt, deze uitkering per omgaande terug moet storten aan Alliander. Ook vordert Alliander veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de door het UWV aan haar in rekening gebrachte termijnen, voor zover deze de bedragen die [gedaagde] ingevolge de nakoming van artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst heeft voldaan te boven gaan, onder veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de kosten van het gelegde derdenbeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dagtekening van dit vonnis.