Home

Rechtbank Noord-Holland, 25-07-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:6000, AWB - 15 _ 4610

Rechtbank Noord-Holland, 25-07-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:6000, AWB - 15 _ 4610

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
25 juli 2016
Datum publicatie
1 september 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2016:6000
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4610
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.2

Inhoudsindicatie

IB. Geen winst uit onderneming.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer: HAA 15/4610

(gemachtigde: B. Schoenmaker),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER] ) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.776.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2016 te Haarlem.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden F.H.M van Hooff en J.P. Bloos.

Overwegingen

Feiten

1. Op 17 maart 2013 heeft eiseres aangifte ib/pvv 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en wonen van € 18.776. De aangifte houdt onder meer in:

12 Loon of uitkering uit ZW

Naam werkgever(s) Ingehouden loonheffing Loon

Loon, uitkering ZW en Stichting De

andere inkomsten [A STICHTING] 2.297 10.208

uit tegenwoordige db Stichting [B STICHTING] 966 3.359

Stichting [C STICHTING] 413 1.203

Totaal 3.676 14.770

(…)”

Voorts heeft eiseres een inkomen uit vroegere dienstbetrekking aangegeven van € 4.006, waarop door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) € 823 aan loonheffing is ingehouden.

2. Met dagtekening 12 december 2014 heeft verweerder eiseres een aanslag ib/pvv 2012 opgelegd overeenkomstig de aangifte.

3.1.

Op 8 december 2014 heeft eiseres een gewijzigde aangifte ib/pvv 2012 ingediend. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij geen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking heeft genoten, maar dat sprake is van winst uit onderneming. In de aangifte wordt zelfstandigenaftrek (€ 7.280), startersaftrek (€ 2.123) en mkb-winstvrijstelling (€ 610) geclaimd.

3.2.

In het beroepschrift is de winst uit onderneming als volgt gespecificeerd:

loonheffing

Stichting De [A STICHTING] 10.208 2.297

Stichting [B STICHTING] 3.359 966

Stichting [C STICHTING] 802 266

Stichting [D STICHTING] 700

Stichting [E STICHTING] 528

Totaal omzet 15.597 3.529

Andere kosten

Reiskosten OV 286

Telefoon/internet 953

Uitbetaling derden 125

Totaal kosten 1.364

Winst uit onderneming 14.233

4. Bij de stukken bevindt zich een ongedateerde arbeidsovereenkomst die is gesloten tussen eiseres (werknemer) en [B STICHTING] (werkgever) die, voor zover van belang, inhoudt:

“Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

(…)

Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:

Artikel 1

De werknemer zal op 15 augustus 2011 voor bepaalde tijd in dienst treden van de

werkgever in de functie van acteur | zulks tegen een bruto maandsalaris van

€ 2.246,00 schaal V, regel 21, voor de productie ‘ [NAAM] ’.

Artikel 2

De overeenkomst voor bepaalde tijd is tot en met 31 januari 2012 en eindigt in

ieder geval rechtswege. Het dienstverband betreft een 100% equivalent van een

volledige werkweek.

Artikel 3

Werkgever en werknemer komen een proeftijd overeen van 0 maand(en).

Artikel 4

Gedurende de looptijd van deze overeenkomst heeft de werknemer recht op 104,5 uur vakantie (gedeeld door 7,6 uur = 13,75 dagen).

(…)

Artikel 6

Werkgever en werknemer verklaren bekend te zijn met de CAO Nederlands Theater en de CAO Stichting [F STICHTING] en komen hierbij overeen deze CAO’s op deze arbeidsovereenkomst van toepassing te verklaren en eventuele geschillen, overeenkomstig de in de CAO Nederlands Theater opgenomen procedure, aan arbitrage te onderwerpen.

(…)”

5. Bij de stukken bevindt zich een op 10 juli 2012 door eiseres (werknemer) en De [A STICHTING] (werkgever) gesloten arbeidsovereenkomst die, voor zover van belang, inhoudt:

“Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

(…)

Artikel 2

1. De werknemer zal op 20 augustus 2012 in dienst treden van werkgever in de functie van actrice zulks tegen een bruto maandsalaris van € 2302,-, loonpeil 1-1-2012, schaal V, regel 22, exclusief 8% vakantietoeslag, voor 100% van de normale arbeidstijd. (…)

2. De overeenkomst duurt tot en met 19 april 2013.

3. Niet genoten vakantiedagen worden aan het eind van de contractperiode uitbetaald.

4. Werkgever en werknemer komen een proeftijd overeen van nvt maanden.

5. Werkgever en werknemer komen de volgende reiskostenvergoeding voor woon- werkverkeer nvt.

6. Werkgever en werknemer verklaren bekend te zijn met de CAO Nederlands Theater en komen hierbij overeen de CAO op deze arbeidsvoorwaarden toe te passen.

(…)”

Geschil 6. In geschil is of de inkomsten van eiseres in het belastingjaar 2012 kwalificeren als winst uit ondernemer in de zin van afdeling 3.2 van de Wet IB 2001. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag dient te worden beoordeeld of eiseres aanspraak kan maken op de ondernemersaftrek en de mkb-winstvrijstelling.

7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de inkomsten van Stichting De [A STICHTING] en Stichting [B STICHTING] winst uit onderneming vormen. Inkomsten uit loondienstverbanden kunnen ook winst uit onderneming vormen indien – zoals in dit geval – doorlopend werkgeversgezag ontbreekt. Tijdens de kern van haar werkzaamheden, het optreden, krijgt zij geen aanwijzingen van iemand met werkgeversgezag. Daarnaast loopt eiseres ondernemersrisico’s, aangezien sprake is van tijdelijke contracten en ze voor de opbouw van haar inkomen afhankelijk is van het verwerven van opdrachten. Uit de overgelegde urenspecificatie en agenda blijkt dat aan het urencriterium is voldaan, zodat recht bestaat op de ondernemersaftrek en de mkb-winstvrijstelling. Ook als ten aanzien van beide stichtingen sprake is van loon uit dienstbetrekking, is voor de overige werkzaamheden voldaan aan het urencriterium.

8. Verweerder stelt dat eiseres als werknemer heeft gewerkt voor de Stichting De [A STICHTING] en de Stichting [B STICHTING] . Hij wijst in dit verband op de door eiseres overgelegde arbeidsovereenkomsten met die stichtingen en op het feit dat uit de jaaropgaven blijkt dat sociale verzekeringspremies zijn ingehouden inclusief de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet die in het kader van de dienstbetrekking aan eiseres is vergoed. Doordat zij voor deze werkzaamheden niet als ondernemer kan worden beschouwd, tellen de uren die zij heeft verricht in het kader van deze dienstbetrekkingen niet mee voor het urencriterium, zodat zij niet in aanmerking komt voor de ondernemersaftrek en de mkb-winstvrijstelling.

9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

10. Ingevolge artikel 3.4 van de Wet IB 2001 wordt onder ondernemer verstaan de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Onder onderneming moet worden verstaan een duurzame organisatie die erop is gericht met behulp van arbeid en veelal kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer met het oogmerk winst te behalen. Bij de beoordeling of sprake is van een onderneming dient moet onder meer worden gelet op de duurzaamheid en de omvang van de verrichte werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het debiteuren- en ondernemersrisico, de omvang van de bruto-inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten.

11. Ingevolge artikel 3.5, eerste lid, van de Wet IB 2001 wordt onder onderneming mede verstaan het zelfstandig uitgeoefende beroep. Daarvan is sprake als de belastingplichtige de werkzaamheden zelfstandig en voor eigen rekening verricht en daarbij ondernemersrisico loopt. De aanwezigheid van een organisatie van kapitaal en arbeid is hiervoor niet vereist (vgl. HR 16 september 1992, nr. 27 830, ECLI:NL:HR:1992:ZC5085).

12. Op eiseres rust de last om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een door haar gedreven onderneming zoals hiervoor is omschreven.

13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aan haar bewijslast heeft voldaan en dat de rechtsverhoudingen tussen eiseres en de Stichting De [A STICHTING] en de Stichting [B STICHTING] als dienstbetrekkingen dienen te worden gekwalificeerd, aangezien sprake is van loon, arbeid en gezag. In de hiervoor onder 4 en 5 genoemde arbeidsovereenkomsten wordt een vergoeding genoemd voor de te verrichten werkzaamheden en worden de werkzaamheden globaal omschreven. Nu de werkzaamheden tegen een vooraf overeenkomen vergoeding worden verricht, loopt eiseres in zoverre geen ondernemersrisico. De tijdelijke aard van die overeenkomsten maakt dat niet anders. Dat eiseres als actrice een grote mate van vrijheid toekomt bij de invulling van haar werkzaamheden, betekent niet dan een gezagsverhouding ontbreekt. Dat tijdens het daadwerkelijke optreden geen aanwijzingen kunnen worden gegeven laat immers onverlet dat – gelijk eiseres ook erkent – tijdens de voorbesprekingen en repetities dergelijke aanwijzingen wel gegeven worden. Daarbij komt dat eiseres in 2011 met haar werkzaamheden voor de Stichting [B STICHTING] is begonnen en dat zij de daaruit verkregen inkomsten ook voor dat belastingjaar heeft aangegeven als loon uit arbeid. Dat de Stichting Keesen en & Co en eiseres hun op dezelfde overeenkomst gebaseerde onderlinge relatie met ingang van 1 januari 2012 op andere leest hebben willen schoeien, is niet gebleken. Ook de van toepassing verklaarde CAO-bepalingen, waardoor eiseres in 2012 aanspraak maakte op onder meer loondoorbetaling bij ziekte en een aantal vakantie-uren, rechtvaardigt de conclusie dat sprake was van werknemerschap. Dat de werkingsduur van de CAO in 2012 was geëindigd, doet daaraan geen afbreuk, nu de contractspartijen er zonder voorbehoud voor hebben gekozen de CAO onderdeel te maken van de door hen gesloten arbeidsovereenkomst.

14. De rechtbank acht wel aannemelijk dat eiseres haar werkzaamheden voor de Stichting [D STICHTING] en de Stichting [E STICHTING] als zelfstandige heeft verricht. Over haar werkzaamheden voor de Stichting [C STICHTING] is onvoldoende bekend, maar ook als er vanuit wordt gegaan dat ze die werkzaamheden als zelfstandige heeft verricht, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat voor de werkzaamheden ten behoeve van deze drie stichtingen aan het urencriterium is voldaan. De door eiseres overgelegde kopie van haar agenda biedt onvoldoende inzicht welke tijdsbesteding aan welke activiteit kan worden toegeschreven. Eiseres heeft derhalve geen recht heeft op de ondernemersaftrek en de mkb-winstvrijstelling.

15. Nu eiseres ter zitting heeft aangegeven zich met de aanslag te kunnen verenigen indien de rechtbank zou oordelen dat ze geen ondernemer is in de zin van artikel 3.4 van de Wet IB 2001 dan wel dat niet is voldaan aan het urencriterium, dient het beroep, gelet op het vorenoverwogene, ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel