Home

Rechtbank Noord-Holland, 19-07-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:5525, AWB - 15_5105

Rechtbank Noord-Holland, 19-07-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:5525, AWB - 15_5105

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
19 juli 2017
Datum publicatie
27 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:5525
Zaaknummer
AWB - 15_5105
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.12

Inhoudsindicatie

In geschil is of eiseres bij opstellen van de openingsbalans de grond had moeten activeren tegen de waarde in verpachte staat, dan wel de waarde in vrij opleverbare staat. De rechtbank is van oordeel dat bij het opstellen van de openingsbalans de bezittingen en schulden moeten worden gewaardeerd tegen de waarde die daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend. I.c. geldt voor de openingsbalans dat de grond kan worden gewaardeerd met inachtneming van de waarde in vrij opleverbare staat.”

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 15 /5105

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2017 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres,

(gemachtigde: mr. S.F.J. Weel RB),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2010 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 860.580 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 42.966. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

Na daartegen door eiseres gemaakt bezwaar heeft verweerder de aanslag en de beschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2017 te Haarlem. Namens eiseres is ter zitting verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [A] en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.J. Smit en mr. J.N.A.H. Renckens.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [C] (hierna: [C] ). [C] oefende een akkerbouwbedrijf uit waarvoor de benodigde grond werd gepacht van de Staat. Het akkerbouwbedrijf is een landbouwbedrijf als bedoeld in artikel 3.12, lid 2, van de Wet IB 2001 (tekst 2010).

2. Op 20 juni 1997 hebben eiseres en [C] een koopovereenkomst gesloten met de Staat. Deze overeenkomst, waarin [C] als koper sub 2.a. en eiseres als koper sub 2.b. wordt aangeduid, luidt – voor zover van belang – als volgt:

“Koopovereenkomst

De Staat heeft verkocht en draagt in eigendom over aan de koper sub 2.a. genoemd, die heeft gekocht en in eigendom aanneemt:

de gebouwen met ondergrond, erf en verdere aanhorigheden, alsmede de aanliggende cultuurgrond, staande en gelegen aan de [Locatie] , kadastraal bekend gemeente [D] sectie [# 1] nummer [# 2] groot zes en vijftig are twintig centiare en nummer [# 3] gedeeltelijk, ter grootte van ongeveer vijf hectare twee en vijftig are vijf en twintig centiare, totaal

groot ongeveer zes hectare acht are vijf en veertig centiare.

De Staat heeft verkocht en draagt in eigendom over aan de koper sub 2.b. genoemd, die heeft gekocht en in eigendom aanneemt:

cultuurgrond, gelegen aan de [Locatie] , kadastraal bekend gemeente [D] sectie [# 1] nummer [# 4] , groot twee hectare negen en veertig are veertig centiare, nummer [# 5] , groot dertien hectare vijf en zestig are veertig centiare, nummer [# 6] gedeeltelijk, ter grootte van ongeveer zeventien hectare zeven en vijftig are zestig centiare en nummer [# 3] gedeeltelijk ter grootte van ongeveer zestien hectare zeven en twintig are zestig centiare, totaal groot ongeveer vijftig hectare.

(…)

Koopprijs

De koopprijs bedraagt:

- voor de woning (…) (ƒ 86.453,--);

- voor de bedrijfsgebouwen (…) (ƒ 83.627,--);

- voor het erf (…) (ƒ 61.720,--);

- voor de totale cultuurgrond (…) (ƒ 1.315.883,--);

derhalve totaal (…) (ƒ 1.547.683,--), exclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting, welk bedrag door de koper is voldaan door storting op rekening van de notaris, voor welk bedrag de Staat bij deze kwijting verleent.”

3. Eiseres verkreeg de cultuurgrond (hierna: de grond) in privé. De ter zake van de grond verschuldigde pachtsom komt vanaf 20 juni 1997 toe aan eiseres.

4. Bij overeenkomst van 22 december 2000 is de pachtovereenkomst tussen eiseres en [C] met ingang van 31 december 2000 ontbonden. Op 23 januari 2001 heeft de Grondkamer Noordwest de akte van pachtontbinding goedgekeurd. In de overeenkomst is onder meer opgenomen:

“Voorts verklaren zij elkaar over en weer kwijting en décharge te hebben verleend en terzake van voormelde pachtovereenkomst per ontbindingsdatum op elkaar geen vordering te hebben.”

5. Op 1 januari 2001 is eiseres een maatschap aangegaan met [C] als gevolg waarvan zij vanaf dat moment winst uit onderneming is gaan genieten. De maatschapsakte bepaalt – voor zover van belang – het volgende:

“1. De heer [C] (…), nader te noemen maat sub 1 en

2. Mevrouw [X] (…), nader te noemen maat sub 2.

(…)

Artikel 4 Inbreng

4 In de maatschap is ingebracht per 1 januari 2001:

(…)

Door de maat sub 2:

- Het gebruik en genot van de haar in volle eigendom toebehorende onroerende zaken, bestaande uit percelen bouwland , gelegen te [Z] aan de [Locatie] kadastraal bekend gemeente [D] sectie [# 1] nummers [# 4] , [# 5] , [# 6] (gedeelte) en [# 3] (gedeelte) tezamen groot 50.00.00 hectare.

- Haar kennis en zakelijke relaties, alsmede zoveel arbeid en vlijt als nodig en mogelijk is.

Op de inbreng zijn de volgende bepalingen van toepassing:

(…)

- De maten worden voor hun inbreng, andere dan arbeid, kennis en vlijt, in de boeken van de maatschap gecrediteerd. In onderling overleg kunnen de maten meer goederen of geld in de maatschap inbrengen, waarbij de waarde van bedoelde goederen in onderling overleg zal worden vastgesteld.

- De maten zullen steeds voor gelijke delen eigenaren zijn van het maatschapsvermogen. De bedragen waarvoor zij gecrediteerd staan op hun kapitaalrekening zullen voor de onderlinge verhoudingen gelden als schulden van de maatschap.”

6. Eiseres heeft de grond op 1 januari 2001 op haar buitenvennootschappelijke openingsbalans opgenomen voor de waarde in vrij opleverbare staat, zijnde ƒ 4.500.000 (€ 2.042.011).

7. [C] is op 23 juli 2009 overleden.

8. In 2010 heeft eiseres haar onderneming gestaakt. Van de grond heeft zij een deel groot 49.56.20 ha verkocht aan de provincie Noord-Holland. Het resterende deel van 43.80 a is overgebracht naar het privévermogen van eiseres.

Geschil 9. Tussen partijen is in geschil van welke boekwaarde moet worden uitgegaan bij het berekenen van de door eiseres genoten winst ter zake van de overdracht onderscheidenlijk overbrenging van de grond. In het bijzonder is in geschil of eiseres bij het opstellen van de openingsbalans de grond had moeten activeren tegen de waarde in verpachte staat, zoals verweerder betoogt, dan wel tegen de waarde in vrij opleverbare staat, hetgeen eiseres bepleit.

10. Ter onderbouwing van haar standpunt voert eiseres – kort gezegd – aan dat de pachtovereenkomst met [C] is ontbonden bij de op 22 december 2000 gesloten overeenkomst waarbij is bepaald dat partijen elkaar over en weer kwijting en décharge hebben verleend ter zake van de ontbinding en dat zij geen vordering op elkaar hebben. Dientengevolge dient de grond, aldus eiseres, op de openingsbalans te worden opgenomen tegen de waarde in vrij opleverbare staat.

11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de grond op de balans moet worden opgenomen tegen de waarde in verpachte staat. Die waarde bedraagt volgens verweerder € 1.021.006.

12. Voorts heeft verweerder bij het vaststellen van de aanslag een bedrag van € 5.544 niet als aftrekbare kosten in aanmerking genomen. Ter zitting heeft eiseres aangegeven zich met deze correctie te kunnen verenigen, zodat de juistheid daarvan niet langer in geschil is.

Beoordeling van het geschil

13. In het algemeen dienen, wanneer een belastingplichtige belastbare winst uit onderneming gaat genieten, bij het opstellen van de openingsbalans de bezittingen en schulden te worden gewaardeerd tegen de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend (vgl. HR 2 april 1947, B. 8335, en HR 24 juni 1953, nr. 11380, BNB 1953/189). Met betrekking tot de grond is dit niet anders. Ook deze dient voor de waarde in het economische verkeer op de openingsbalans van eiseres te worden opgenomen.

14. De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat de zo-even bedoelde waarde in het onderhavige geval de waarde van de grond in vrij opleverbare staat is, dat wil zeggen de waarde zonder rekening te houden met een op die grond gevestigd pachtrecht. Uit de in onderdeel 4 bedoelde en aldaar gedeeltelijk aangehaalde overeenkomst van 22 december 2000 blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat de pachtovereenkomst tussen eiseres en [C] met ingang van 31 december 2000, derhalve voor het moment dat eiseres belastbare winst uit onderneming is gaan genieten, is ontbonden.

15. Verweerder wijst in dit verband onder meer erop dat (i) [C] de grond al sinds 1987 gebruikte voor de uitoefening van zijn onderneming, (ii) de grond voor die uitoefening van essentieel belang was, (iii) [C] als zakelijk handelend ondernemer nimmer akkoord zou zijn gegaan met de ontbinding van de pachtovereenkomst zonder enige tegenprestatie en (iv) het bedingen van een tegenprestatie ook niet nodig was omdat [C] ervan was verzekerd dat hij de grond kon blijven gebruiken in zijn onderneming nu eiseres vanaf 2001 het gebruik en het genot van de grond in de maatschap heeft ingebracht. Dit laatste vindt volgens verweerder steun in de omstandigheid dat (v) ten tijde van de ontbinding van de pachtovereenkomst de grond vermoedelijk was ingezaaid met wintertarwe teneinde die in de zomer van 2001 te oogsten.

16. Ofschoon aan verweerder moet worden toegegeven dat deze omstandigheden erop duiden dat met de ontbinding van de pachtovereenkomst niet is beoogd het feitelijke gebruik van de grond door [C] in zijn onderneming te beëindigen, doen zij niet eraan af dat ten gevolge van die ontbinding naar civielrechtelijke maatstaven aan het pachtrecht van [C] wel degelijk een einde is gekomen. Gesteld noch gebleken is immers dat eiseres en [C] bij de overeenkomst van 22 december 2000 iets anders zijn overeengekomen dan op schrift is gesteld. Aldus heeft voor de rechtbank als uitgangspunt te gelden dat eiseres na de ontbinding van de pachtovereenkomst (en daarmee in ieder geval tot de inbreng van het gebruik en het genot van de grond in de maatschap op 1 januari 2001) vrijelijk kon beschikken over de grond in vrij opleverbare staat. Voor een andersluidend oordeel in dezen heeft verweerder onvoldoende aangevoerd.

17. Gelet op het voorgaande is het gelijk aan de zijde van eiseres. Nu tussen partijen niet in geschil is dat op 1 januari 2001 de waarde van de grond in vrij opleverbare staat € 2.042.011 bedroeg, moet de aanslag worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 214.187 vermeerderd met € 5.544 en verminderd met 12% MKB-winstvrijstelling over laatstgenoemd bedrag, derhalve) € 219.065 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 42.966.

Proceskosten

18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en

woning van € 219.065 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 42.966, vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 990, en

-

gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van Scharrenburg, voorzitter, en mr. A.A. Fase en mr. S.K.A. Efstratiades, leden, in aanwezigheid van mr. drs. K.M.E. de Moor, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,

1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.