Home

Rechtbank Noord-Holland, 05-12-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:10433, 16_1280

Rechtbank Noord-Holland, 05-12-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:10433, 16_1280

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
5 december 2018
Datum publicatie
10 december 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2018:10433
Zaaknummer
16_1280
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 3:47

Inhoudsindicatie

De onderhavige lening behoort tot het verplicht ondernemingsvermogen van eiser. De grenzen van de redelijkheid zouden worden overschreden indien deze lening tot het privévermogen zou worden gerekend, omdat de lening is verstrekt met als voornaamste doel eiser te bewegen de beoogde ondernemingsactiviteiten te doen aanvangen en deze te financieren. Terugbetaling van de lening behoefde ook slechts plaats te vinden met uit dezelfde onderneming te genereren baten.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 16/1280 en 16/1282

(gemachtigde: prof. mr. G.M.J.E. de Bont),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2008 en 2009 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 86.214 (box 1) en € 26.871 (box 3) (2008) respectievelijk een belastbaar inkomen van € 549.770 (box 1) en € 18.840 (box 3) (2009). Tevens is heffingsrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar is de navorderingsaanslag 2008 gehandhaafd.

Bij uitspraak op bezwaar is de navorderingsaanslag 2009 verminderd naar een belastbaar inkomen van € 49.770 (box 1) en € 18.840 (box 3), en is de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

Eiser heeft tegen beide uitspraken op bezwaar een beroepschrift ingediend.

Verweerder heeft tegen beide beroepschriften verweerschriften ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend die telkens in afschrift aan de wederpartij zijn verstrekt.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2018 te Haarlem.

Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde, mr. D.J.E. de Kruif en

mr. T. Vink. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden F.J. van Berkel, mr. drs. M.P. Lagerwaard, J. Rikkerink en I.M. Versluis.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en is gehuwd met mevrouw [A] .

2. In de loop van 2002 is eiser, die gespecialiseerd is in complexe grensoverschrijdende projectfinancieringen benaderd door [B] Ltd., gevestigd te [C] , om werkzaamheden voor haar te gaan verrichten, en heeft op 18 augustus 2002 een Cooperation Agreement met deze entiteit gesloten, welke voor zover in casu relevant, het volgende inhoudt:

“(….)(iii) [B] and Mr. [X] wish to enter into a business relationship of cooperation in the field of project development and project finance;

(iv) Pursuant to the contemplated cooperation, Mr. [X] will be obliged to inquire, search and deliver interesting investment projects to [B] ;

(v) Mr. [X] shall use his extensive business network to search for such investment projects and deliver such projects to [B] ;

(….)

(vii) [B] may wish Mr. [X] to arrange for project financing through his (banking) network for projects submitted by [B] to Mr. [X] ;

(….)

(ix) For his efforts Mr. [X] will be paid a commission per project successfully and completely financed; the commission will be a minimum of 0.5% to a maximum of 2.5% of the gross investment value (i.e. the aggregate amount arranged by either or both [B] and/or Mr. [X] to be invested in the relevant project);

(x) As a further incentive to enter into the contemplated cooperation, Mr. [X] will receive a private loan to be granted by [B] in an amount of EUR 1,600,000 (one million six hundred thousand Euro); the loan will be utilized by Mr. [X] to set up the business in Europe in order to fulfill his obligations out of this Agreement as well as to cover certain private expenses due to his re-location from [D] to [E] ;

(….)

(xii) Repayment of principal and interest of the loan shall exclusively be settled against the commission received by Mr. [X] from the relevant projects successfully financed.”

3. Eveneens op 18 augustus 2002 is tussen [B] Ltd. als crediteur en eiser als debiteur een Private Loan Agreement gesloten, welke onder meer het volgende inhoudt:

“(i)Lender has made a business proposal to Borrower to deliver commercially interesting investment projects to Lender;

(….)

(iii)In order to convince Borrower to accept the business proposal, Lender has agreed to grant a private loan to Borrower which will be used to set up the Business of Borrower in Europe, accommodate Borrower in his search for the projects: Borrower is allowed to use part of the loan for private purposes to settle with his family back in The Netherlands; Repayment obligations of the loan only and exclusively arise when income is generated from the relevant projects and the repayment will then exclusively be settled against such generated income;

(….)

Article 1. Loan

Subject to the terms and conditions of this Agreement, Lender hereby agrees to make available to Borrower a loan in the principal amount of One Million Six Hundred Thousand Euro (EUR 1,600,000). The loan shall be made available upon the first request of the Borrower through transfer of the amount of the loan by or at instruction of the Lender to an amount specified by the Borrower and held in its name and approved by the Lender.

Article 2. Interest

The loan shall bear an interest of 5%.

Article 3. Repayment

The obligation of Borrower to repay the loan only and exclusively exists when sufficient income is generated through commissions to be received by Borrower from the relevant projects to cover the payment obligations hereunder. In such case, the repayment obligations of the loan will then exclusively be settled against such income generated by Borrower through project commissions.

The Borrower shall repay the principal amount of the loan in 4 installments of EUR 400,000.00, provided sufficient income has been generated by the relevant project and the installment can be paid out of the 1.5% - 5% commission due by the Lender to the Borrower under such project. Per income generating project, one repayment installment is due.

Should Borrower’s project commission not be sufficient to cover his payment obligations hereunder, the full project commission payment shall be used to settle the relevant repayment obligation under this Agreement. In such event though, the remaining obligation will be added to the next installment and be settled against the next future project commission to be received by Borrower.”

4. Op 24 september 2002 hebben eiser en zijn echtgenote zich laten inschrijven op adres [E] (3) te [Z] . Vanaf 21 april 2006 woont eiser met zijn gezin op het adres [adres] te [Z] . Hij is – onder meer – werkzaamheden gaan verrichten onder de naam ‘ [F] ’, en is daarin actief op het gebied van sportrecht, entertainment en advisering.

5. De beoogde samenwerking tussen [B] Ltd. en eiser, gericht op het genereren van “high yield” investeringsprojecten in Europa, waarbij eiser zou optreden als “arranger” en het juridisch en financieel begeleiden van deze projecten voor zijn rekening zou nemen, is in de periode na 18 augustus 2002 niet van de grond gekomen en eiser heeft geen commissies uit deze samenwerking ontvangen.

6. De over de lening van € 1.600.000 verschuldigde rente van 5% is bijgeschreven bij de hoofdsom, en per 1 januari 2008 bedroeg de lening € 1.763.840, per 31 december 2008 en 1 januari 2009 € 1.834.394 en per 31 december 2009 € 1.907.769.

7. Eiser heeft de schuld aan [B] Ltd. gerekend tot zijn privévermogen, nimmer bedragen op de lening afgelost en geen rente betaald.

8. In de eerste jaren na het sluiten van de hiervoor genoemde overeenkomsten hebben eiser en [B] Ltd. regelmatig contact gehad over projecten waarin geïnvesteerd zou kunnen worden. De verslechterende economische situatie, resulterend in de kredietcrisis, hebben de investeringsmogelijkheden voor de vennootschap steeds verder beperkt. Zij kon de financiering van projecten niet meer rond krijgen, hetgeen tot gevolg had dat commissies voor eiser uitbleven.

9. In een email van 3 mei 2010 heeft eiser [B] Ltd. erop gewezen dat de vennootschap hem niet tijdig gesommeerd heeft te voldoen aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit de leningsovereenkomst. Volgens de wettelijke bepalingen van de staat [G] had dit, aldus eiser, moeten geschieden binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst. Nu dit achterwege is gebleven, zo stelt eiser, is de vordering van [B] Ltd. jegens eiser verjaard.

10. Op 21 juni 2010 heeft [B] Ltd. eiser een zogenaamde release letter gezonden. In deze brief heeft zij bevestigd dat de overeenkomst is komen te vervallen, en dat eiser jegens de vennootschap ontslagen wordt van al zijn betalingsverplichtingen op grond van deze overeenkomst, toen inclusief opgelopen rente ongeveer € 1.900.000 bedragend.

Geschil 11.In geschil is of de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en 2009 juist zijn.

12. Eiser heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen 2008 en 2009 moeten worden vernietigd omdat de aanslagoplegging en bezwaarbehandeling onzorgvuldig zouden zijn geweest, en handhaving van de aanslagen in strijd met het motiveringsbeginsel. Eiser stelt dat de schuld aan [B] Ltd. als privé-schuld moet worden gekwalificeerd, en dat zijn

box 3 vermogen ten onrechte met het bedrag van de schuld is verhoogd. Subsidiair stelt eiser dat indien de schuld tot het box 1 vermogen behoort, ook de gelden en de vermogensmutaties en de behaalde rendementen afkomstig van deze lening tot het box 1 vermogen moeten worden gerekend zodat de door verweerder voorgestane heffing over het box 3 vermogen op die grond achterwege dient te blijven. Eiser verzoekt om een proceskostenvergoeding.

13. Verweerder heeft zich – eveneens zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat het opleggen van de navorderingsaanslagen 2008 en 2009, en de bezwaarbehandeling daartegen zorgvuldig zijn geweest en de navorderingsaanslagen, na vermindering bij uitspraak op bezwaar wat betreft 2009, tot het juiste bedrag zijn vastgesteld, aangezien de schuld aan [B] Ltd. terecht tot het (verplichte) ondernemingsvermogen van eiser is gerekend. Wat betreft het subsidiaire standpunt van eiser stelt verweerder dat nu door eiser niet aannemelijk is gemaakt dat deze gelden zijn aangewend binnen zijn onderneming, deze geacht moeten worden daaraan te zijn onttrokken, zodat zijn standpunt geen steun vindt in de feiten en faalt.

14. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslagen 2008 en 2009, en tot een proceskostenvergoeding.

15. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

16. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

17. Eiser betoogt primair dat de navorderingsaanslagen en de uitspraken op bezwaar niet zouden zijn gemotiveerd, en dat deze vanwege strijdigheid met artikel 3:47 Algemene wet inzake rijksbelastingen dienen te worden vernietigd.

18. In een brief van december 2014 is – in aansluiting op een telefoongesprek van

4 december 2014 met de toenmalige gemachtigde – namens verweerder aangekondigd dat tot navordering over het jaar 2008 zal worden overgegaan en op welke gronden. Bij uitspraak op bezwaar van 21 januari 2016 is gemotiveerd waarom het bezwaar wordt afgewezen.

19. In een brief gedateerd 21 september 2015 is – in aansluiting op een bespreking met de toenmalige gemachtigde van eiser d.d. 14 september 2015 – namens verweerder aangekondigd dat tot navordering over het jaar 2009 zal worden overgegaan en op welke gronden. Bij uitspraak op bezwaar van 21 januari 2016 is gemotiveerd waarom het bezwaar wat betreft het onderhavige geschilpunt wordt afgewezen.

20. De stelling van eiser dat de navorderingsaanslagen niet zouden zijn gemotiveerd mist derhalve feitelijke grondslag, en ook overigens heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat verweerder enig beginsel van behoorlijk bestuur geschonden heeft, zodat dit standpunt van eiser wordt verworpen.

21. Wat betreft de correctie als zodanig overweegt de rechtbank het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser als advocaat ruime ervaring had opgedaan en gespecialiseerd is in complexe grensoverschrijdende projectfinancieringen en vanaf 2002 als ‘arranger’ vanuit Nederland ten behoeve van [B] Ltd. werkzaam is geworden. Door eiser is niet betwist dat deze werkzaamheden in het economisch verkeer werden verricht en dat hiermee winst werd beoogd en ook redelijkerwijs te verwachten was. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee als niet of onvoldoende door eiser bestreden vast dat deze activiteiten binnen het kader van eisers onderneming werden verricht.

22. Blijkens de door [B] Ltd. en eiser op

16 augustus 2002 afgesloten Cooperation Agreement en Private Loan Agreement werd door [B] Ltd. een bedrag van € 1.600.000 aan eiser ter leen verstrekt met de volgende bepalingen en voorwaarden:

-

[B] Ltd. en eiser zouden een zakelijke samenwerking op het gebied van projectontwikkeling en financiering beginnen;

-

Eiser zou binnen zijn zakelijke netwerk naar dergelijke projecten op zoek gaan en die aanbrengen;

-

Eiser zou een commissie van 0,5% - 2,5% van het bruto geïnvesteerde bedrag ontvangen voor de in het kader van deze samenwerking door een van beiden gearrangeerde projecten;

-

De lening is verstrekt teneinde eiser te bewegen dit samenwerkingsverband aan te gaan en om de onderneming in Europa op te zetten;

-

Er was voor eiser geen enkele verplichting tot (terug-)betaling van bedragen onder de leningsovereenkomst, anders dan door verrekening met de aan hem in het kader van deze samenwerking toekomende commissies;

-

In 2010 heeft [B] Ltd. op verzoek van eiser bevestigd dat hij is ontslagen van enige (terug-)betalingsverplichting uit hoofde van deze overeenkomsten.

23. De lening van [B] Ltd. werd, zoals duidelijk blijkt uit de tekst van de overeenkomsten van 18 augustus 2002, ook in dit kader aan eiser verstrekt en eiser had geen enkele (terug-)betalingsverplichting ten aanzien van deze lening, anders dan door verrekening met commissies die hij zou verdienen binnen het door hem met [B] Ltd. gevormde samenwerkingsverband.

24. De rechtbank is op grond van deze feiten in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat de onderhavige lening tot het verplicht ondernemingsvermogen van eiser behoort, en dat de grenzen van de redelijkheid zouden worden overschreden indien deze lening tot het privévermogen zou worden gerekend. Immers, deze lening is door [B] Ltd., blijkens de duidelijke bewoordingen van de Cooperation Agreement en Private Loan Agreement zoals hiervoor onder 2. en 3. weergegeven, verstrekt met als voornaamste doel eiser te bewegen de beoogde ondernemingsactiviteiten te doen aanvangen en deze te financieren, en terugbetaling van de lening behoefde ook slechts plaats te vinden met uit dezelfde onderneming te genereren baten. Dat deze lening als opschrift “Private Loan Agreement” heeft en ook deels mocht worden aangewend voor het repatriëren van eiser en zijn gezin vanuit [G] , [H] , naar Nederland maakt dit niet anders vanwege de hiervoor weergegeven inhoud van de overeenkomst en omdat deze repatriëring – gelet op het feit dat eiser activiteiten voor [B] Ltd. in Europa zou gaan verrichten – ook een zakelijk doel diende. Het gelijk is derhalve op dit punt aan verweerder.

25. Wat betreft het subsidiaire standpunt van eiser dat indien de lening van [B] Ltd. tot het box 1 vermogen moet worden gerekend ook de met die lening gekochte bezittingen tot het box 1 vermogen dienen te worden gerekend zodat de navorderingsaanslagen op die grond dienen te worden vernietigd, overweegt de rechtbank het volgende. De gemiddelde box 3 bezittingen van eiser bedroegen blijkens de overlegde stukken € 712.418 (2008) respectievelijk € 646.219 (2009), derhalve een aanzienlijk lager bedrag dan de onderhavige lening, zodat eisers argument slechts voor deze (lagere) bedragen opgeld zou kunnen doen. Echter, ook voor zover deze bezittingen gefinancierd zijn met gelden verkregen vanwege de onderhavige lening is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het ervoor dient te worden gehouden dat eiser deze bezittingen aan zijn ondernemingsvermogen heeft onttrokken, nu eiser niet heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat deze bezittingen in 2008 en 2009 dienstbaar waren aan zijn onderneming. Hij heeft - integendeel - in zijn aangiftes 2008 en 2009 deze bezittingen tot zijn privévermogen gerekend. Ook op dit punt is het gelijk derhalve aan verweerder.

26. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling ten laste van een der partijen.

Beslissing

Rechtsmiddel