Rechtbank Noord-Holland, 02-11-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:9621, 6924207
Rechtbank Noord-Holland, 02-11-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:9621, 6924207
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 2 november 2018
- Datum publicatie
- 8 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2018:9621
- Zaaknummer
- 6924207
Inhoudsindicatie
In Bijlage L van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd. Gelet daarop is niet voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden van Bijlage L van de Beleidsregels. De officier van justitie geeft in de beantwoording van de vragen van de kantonrechter aan dat de geslotenverklaring is ingericht op basis van het Beleidskader Flitspalen uit 2015 (hierna: Beleidskader). Dit Beleidskader geeft eveneens aan dat het C-bord zichtbaar op de foto moet staan. De officier van justitie is dus gehouden aan de Beleidsregels en het Beleidskader. De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie in strijd met artikel 4:84 Awb heeft gehandeld. De officier van justitie heeft in deze zaak gesteld dat de gemeente Alkmaar met het parket CVOM heeft afgesproken dat er maandelijks een schouw plaatsvindt van de bebording om de correctheid daarvan te verifiëren. De kantonrechter acht deze beantwoording onvoldoende om op een andere wijze dan met een foto (met daarop het C-bord en het voertuig van betrokkene) te kunnen vaststellen dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst. Indien overigens zou komen vast te staan dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst, is daarmee nog niet komen vast te staan dat het voertuig van betrokkene dit bord ook daadwerkelijk is gepasseerd. Op basis van de beschikbare gegevens kan dit niet worden vastgesteld. Het beroep is gegrond.
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 6924207 \ WM VERZ 18-299
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 2 november 2018
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).
Het verloop van de procedure
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft een beslissing genomen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 juli 2018. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft vervolgens de zaak aangehouden teneinde de gemeente Alkmaar in de gelegenheid te stellen om vragen van de kantonrechter te beantwoorden. De gemeente Alkmaar en de officier van justitie hebben een reactie gegeven, waarna er uitspraak is bepaald.
Overwegingen
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter merkt hetgeen in beroep naar voren is gebracht aan als een beroep op niet naleving van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Stcrt. 2016, nr. 33381, 28 juni 2016), die golden op het moment van de gedraging (hierna: de Beleidsregels).
In Bijlage L van de Beleidsregels staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd.
In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd. Gelet daarop is niet voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden van Bijlage L van de Beleidsregels.
De officier van justitie geeft in de beantwoording van de vragen van de kantonrechter aan dat de geslotenverklaring is ingericht op basis van het Beleidskader Flitspalen uit 2015 (hierna: Beleidskader). Dit Beleidskader geeft eveneens aan dat het C-bord zichtbaar op de foto moet staan. Het Beleidskader geeft slechts voor reeds in werking zijnde camerasystemen, dus niet voor onderhavig camerasysteem, de mogelijkheid van een periodieke schouw. De voornoemde Beleidsregels geven in het geheel geen afwijkingsmogelijkheid. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de officier van justitie te handelen overeenkomstig de beleidsregels neergelegd in de Beleidsregels en het Beleidskader. Afwijking is in uitzonderlijke gevallen mogelijk, maar slechts ten gunste van belanghebbenden. Daarvan is in dit geval geen sprake, immers een kwalitatieve waarborg voor handhaving is buiten toepassing gelaten.
De officier van justitie is dus gehouden aan de Beleidsregels en het Beleidskader. De officier van justitie heeft gewezen op een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juni 2018 (ECLI: NL:GHARL:2108:5537). Hierin zag het gerechtshof zich voor de vraag gesteld welk gevolg aan het ontbreken op de foto van het C-bord moet worden verbonden. Hierbij achtte het gerechtshof van belang of het niet voldoen aan die voorwaarde op andere wijze wordt ondervangen.
Uit de uitspraak van het gerechtshof volgt dat op andere wijze dan met een foto kan worden vastgesteld dat het C-bord stond geplaatst op de pleeglocatie, op het tijdstip van de gedraging. Dit doet echter niet af aan het feit dat het Beleidskader en de Beleidsregels randvoorwaarden stellen waaraan de officier van justitie zich heeft verbonden en dus dient te houden. De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie in strijd met artikel 4:84 Awb heeft gehandeld. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is daarom gegrond.
Ook het beroep tegen de inleidende beschikking is gegrond. De officier van justitie heeft in deze zaak gesteld dat de gemeente Alkmaar met het parket CVOM heeft afgesproken dat er maandelijks een schouw plaatsvindt van de bebording om de correctheid daarvan te verifiëren. De kantonrechter acht deze beantwoording onvoldoende om op een andere wijze dan met een foto (met daarop het C-bord en het voertuig van betrokkene) te kunnen vaststellen dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst. Het proces-verbaal van de geldende schouw ten tijde van de gedraging is niet overgelegd, zodat niet is vast te stellen of ten tijde van de gedraging (reeds) een maandelijkse schouw plaatsvond op de pleeglocatie, wat deze schouw inhield en wat de uitkomst van de schouw is geweest.
Indien overigens zou komen vast te staan dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst, is daarmee nog niet komen vast te staan dat het voertuig van betrokkene dit bord ook daadwerkelijk is gepasseerd. Op basis van de beschikbare gegevens kan dit niet worden vastgesteld.
Omdat het beroep tegen de inleidende beschikking en de beslissing van de officier van justitie gegrond is zullen deze besluiten worden vernietigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Liefting-Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: