Home

Rechtbank Noord-Holland, 11-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10143, AWB - 19_5440

Rechtbank Noord-Holland, 11-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10143, AWB - 19_5440

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
11 december 2020
Datum publicatie
18 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:10143
Zaaknummer
AWB - 19_5440

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding na intrekking beroep.

Uitspraak

zittingsplaats Haarlem

Sector bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/5440

en

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 van eiser, verminderd.

Eiser heeft bij brief van 29 oktober 2019 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft bij brief van 30 maart 2020 meegedeeld dat hij voornemens is de aanslag te verminderen. Verweerder verzoekt eiser het beroep in te trekken. Eiser heeft dan recht op een proceskostenvergoeding en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Eiser heeft het beroep bij brief van 17 juni 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

De rechtbank heeft bij brief van 14 september 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 30 september 2020 gereageerd. Verweerder stelt dat hij inmiddels een vergoeding aan eiser heeft toegekend. Daarnaast is het betaalde griffierecht vergoed.

Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.

3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.

4. Verweerder heeft in de brief van 30 maart 2020 meegedeeld dat er om reden van proceseconomie een voorstel aan de gemachtigde van eiser is gedaan om het beroep in te trekken tegen vergoeding van het betaalde griffierecht en een proceskostenvergoeding. De rechtbank begrijpt hieruit dat verweerder het standpunt inneemt dat eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding. Uit de brief van verweerder van 30 september 2020 blijkt dat verweerder een proceskostenvergoeding van € 525,- heeft toegekend.

5. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijzen.

6. De kosten die eiser vergoed wenst te zien hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).

7. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht van € 47,- te worden vergoed door verweerder. Uit de brief van 30 september 2020 begrijpt de rechtbank dat verweerder dit inmiddels heeft gedaan.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2020.

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel