Home

Rechtbank Noord-Holland, 21-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10479, AWB - 20 _ 1109

Rechtbank Noord-Holland, 21-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10479, AWB - 20 _ 1109

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
21 december 2020
Datum publicatie
31 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:10479
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1109

Inhoudsindicatie

Vast staat dat het perceel een aansluting heeft op de gemeentelijke riolering. Aannemelijk is dan ook dat hemelwater via de riolering wordt afgevoerd. Daarmee heeft het belastbare feit zich voorgedaan. Dat de riolering deels is aangelegd op eigen grond en op eigen kosten is aangebracht is niet relevant. Dat eiser gebruik maakt van een sceptic-tank is evenmin relevant.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/1109

(gemachtigde: P.A.L.M. Kieft),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2019 een aanslag rioolheffing opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op 5 juli 2020 en op 4 november 2020 nadere stukken van eiser ontvangen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2020 te Haarlem.

Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen, vergezeld van [A] .

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [B] .

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2019 een aanslag rioolheffing opgelegd van € 274,25 voor het perceel [C] (hierna: de onroerende zaak).

2. Eiser is eigenaar van dit perceel.

3. Eiser stelt dat deze aanslag ten onrechte aan hem is opgelegd, omdat hij voor het afvalwater gebruik wordt gemaakt van een septic-tank en het regenwater wordt afgevoerd naar de sloot en daarvoor al aan het Waterschap wordt betaald. Het waterverbruik per loods is bovendien zeer gering en varieert van 0,2 m3 tot 3 m3 per jaar in 2018. Voorts is sprake van willekeur nu niet alle 29 eigenaren van de loods op het terrein [D] een aanslag rioolheffing hebben ontvangen; vijf eigenaren zijn sinds 2014/2015 al gevrijwaard van rioolbelasting omdat hun waterafvoerpijpen zijn aangesloten op een sceptic-tank.

4. Overeenkomstig artikel 228a van de Gemeentewet kan een rioolheffing worden geheven. De gemeente Texel heeft de heffing van rioolheffing voor het onderhavige jaar geregeld in de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2019 (hierna: de Verordening).

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening wordt onder de naam rioolheffing een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, de zuivering van huishoudelijk afvalwater, de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater.

Op grond van artikel 3 van de Verordening wordt de belasting geheven van

degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Op grond van artikel 5 van de Verordening wordt de belasting geheven naar een vast bedrag per perceel.

5. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat het onderhavige perceel is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De rechtbank acht daarmee ook aannemelijk dat het hemelwater van dit perceel wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Het belastbare feit als bedoeld in artikel 3 van de Verordening heeft zich derhalve voorgedaan. Dat de riolering deels is aangelegd op eigen grond en is betaald met eigen kosten is niet relevant. Dat eiser voor het afvalwater op zijn perceel gebruik maakt van een septic-tank doet niet af aan het vorenstaande. Ter zitting is weliswaar niet duidelijk geworden of de zogenaamde “overloop” van deze sceptic-tank uiteindelijk terecht komt in de gemeentelijke riolering, doch nu met de afvoer van hemelwater het belastbare feit zich reeds heeft voorgedaan, is niet relevant of tevens sprake is van (indirecte) afvoer op de gemeentelijke riolering van huishoudelijk afvalwater.

6. Het feit dat eiser slecht een zeer geringe hoeveelheid water loost is niet relevant voor de heffing van de rioolbelasting nu de rioolheffing een eigenarenheffing betreft en deze wordt geheven naar een vast bedrag per perceel (artikel 5 van de Verordening).

7. Dat eiser voor het jaar 2019 ook waterschapsysteemheffing heeft moeten betalen, doet niet af aan de bevoegdheid van verweerder om de onderhavige aanslag op te leggen. De watersysteemheffing wordt blijkens artikel 117 van de Waterschapswet geheven ter bestrijding van de kosten die voor het waterschap zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem. De rioolheffing wordt blijkens artikel 228a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet geheven ter bestrijding van kosten die voor de gemeente zijn verbonden aan onder meer de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De watersysteemheffing en de rioolheffing zien blijkens het voorgaande op verschillende belastbare feiten. Anders dan eiser meent, is van een dubbele heffing ter zake van hetzelfde feit dus geen sprake.

8. Eiser heeft aangevoerd dat sprake is van willekeur nu aan vijf eigenaren van een loods op [D] geen aanslag rioolbelasting is opgelegd. De rechtbank vat dit op als een beroep op het gelijkheidsbeginsel en overweegt daartoe als volgt. Van schending van het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur kan sprake zijn (1) indien sprake is van een begunstigend beleid of (2) een interpretatief beleid, (3) indien ten aanzien van (een) bepaalde belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk van begunstiging of (4) wanneer de zogenoemde meerderheidsregel wordt geschonden. Bij de toepassing van de meerderheidsregel gaat het erom of in de meerderheid van de met eisers geval vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven. Eiser stelt dat ten aanzien van 5 van de 29 loodsen geen rioolheffing is geheven. Nu dit geen meerderheid van de gevallen betreft, is geen sprake van schending van de meerderheidsregel. Dat aan de kant van verweerder sprake is van (begunstigend) beleid is gesteld noch gebleken. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen.

Evenmin heeft verweerder gehandeld in strijd met het verbod van willekeur, nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat de gemeente momenteel onderzoekt welke loodsen aan [D] een aansluiting hebben op de gemeentelijke riolering en de loodsen ten aanzien waarvan ten onrechte geen aanslag is opgelegd, alsnog in de heffing zal betrekken.

9. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 december 2020 gedaan door mr. B. van Walderveen, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel