Home

Rechtbank Noord-Holland, 21-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10783, AWB - 20_3734

Rechtbank Noord-Holland, 21-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10783, AWB - 20_3734

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
21 december 2020
Datum publicatie
29 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:10783
Zaaknummer
AWB - 20_3734

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/3734

[X] v.o.f., te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Yildirim),

en

de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 19 juni 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 31 maart 2020 inzake de vrijstellingsbeschikking met nummer [#] beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 31 maart 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 12 mei 2020.

4. Eiseres heeft het beroepschrift per aangetekende post verzonden op 29 juni 2020 waarna het door de rechtbank op 30 juni 2020 is ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Eiseres voert hiertoe aan dat de voornaamste reden hiervoor is dat haar boekhouder, die de uitspraak op bezwaar heeft ontvangen op 31 maart 2020 wegens het overlijden van zijn vader in de maand maart in het buitenland verbleef en, mede vanwege de corona-situatie, daarna zeer moeilijk bereikbaar is geweest.

5. De rechtbank ziet in deze omstandigheden geen reden voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In het algemeen is overlijden onvoldoende reden om niet tijdens de beroepstermijn een beroepschrift, desnoods onder voorbehoud van het aanvoeren van gronden, in te dienen. Niet is gebleken dat de boekhouder van eiseres of eiseres zelf gedurende de gehele beroepstermijn vanwege het overlijden van de vader van de boekhouder en vanwege de corona-situatie niet in staat was het beroepschrift tijdig in te dienen dan wel om hiertoe hulp in te schakelen. Het niet treffen van enige voorziening komt voor risico van eiseres.

6. De rechtbank overweegt verder nog als volgt. Om te kunnen beoordelen of de opdracht tot het instellen van beroep bevoegd is gegeven moet op grond van het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb binnen de gestelde termijn een schriftelijke machtiging op naam van de gestelde gemachtigde en een uittreksel uit het handelsregister worden overgelegd. Eiseres is bij aangetekende brief van 5 augustus 2020 in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiseres niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de rechtbank deze brief ter kennisneming per gewone post toegezonden.

7. Bij brief van 8 september 2020 heeft eiseres gereageerd. Dat is niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn.

8. Het beroep is gelet op het voorgaande kennelijk niet-ontvankelijk.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2020.

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel