Home

Rechtbank Noord-Holland, 21-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10787, AWB - 20 _ 3681

Rechtbank Noord-Holland, 21-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10787, AWB - 20 _ 3681

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
21 december 2020
Datum publicatie
29 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:10787
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3681

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/3681

[X] , te [Z] , eiser.

Procesverloop

Eiser heeft op 22 juni 2020 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.

Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de rechtbank Amsterdam dit beroep bij brief van 7 juli 2020 ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 48. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 30 juli 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 28 augustus 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiser ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser heeft niet gereageerd.

4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 29 juli 2020 is eiser gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om het uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoen, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiser ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser heeft niet gereageerd. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2020.

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel