Rechtbank Noord-Holland, 07-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10856, AWB - 18 _ 4349, 18_4350, 18_4351

1. Eiseres heeft op 10 november 2017 een drietal bti’s aangevraagd voor producten die eiseres elk omschrijft als “Paneel (cabinet) voor gebruik in/met videowall.” De producten hebben onder meer de volgende kenmerken:

2. In de bti’s zijn de producten als volgt omschreven:

3. De motivering van de indeling van de goederen in voornoemde bti’s luidt voor elke bti als volgt:

5. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de LED-panelen moeten worden ingedeeld onder GN-code 8528 52 10 00 als monitor van de soort die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem als bedoeld bij post 8471 en subsidiair onder GN-code 8528 52 99 00. Uit de IDR-toelichting volgt dat het kenmerkende van een monitor erin is gelegen dat deze signalen ontvangt en vervolgens weergeeft. De onderhavige LED-panelen voldoen daaraan. Zij geven beelden of teksten weer die afkomstig zijn van een computer of ander apparaat. Immers, het paneel wordt aangesloten op een zogenaamde sending-box (hierna: S-box), die een eenheid van een gegevensverwerkende machine is en deze S-box wordt aangesloten op een computer. Meerdere panelen kunnen weliswaar een videowall vormen, maar één paneel is al dusdanig geavanceerd, dat deze ook beeld weergeeft. De Verordening (EG) Nr. 875/2014 van de Commissie van 8 augustus 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (hierna: Verordening 875/2014) waar verweerder naar verwijst, is niet van toepassing omdat geen sprake is van soortgelijke producten. Deze verordening is bovendien ongeldig. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de bti’s. Voor zover nodig verzoekt eiseres de rechtbank een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen omtrent Verordening (EG) Nr. 875/2014.

6. Verweerder stelt dat de LED-panelen moeten worden ingedeeld onder GN-code 8529 90 92 99. Het LED-paneel is namelijk bestemd om met meerdere panelen op een frame te worden gemonteerd om een grote videowall te vormen. Dit blijkt uit de voorzieningen aan de achterkant van het paneel. Ergonomisch gezien hebben de panelen geen voorzieningen om ze op een tafel of op een bureau te plaatsen en ermee te werken of gedurende langere periode op korte afstand naar te kijken. Voorts kan een LED-paneel (al dan niet verbonden met andere panelen) niet rechtstreeks videobeelden afspelen van een videobron. Dat kan alleen als het is aangesloten op een S-box. Zonder een S-box kan het paneel alleen testbeeld ontvangen. De bti is alleen aangevraagd voor het LED-paneel, zonder S-box. De interface gender die bij het paneel hoort, is geen automatisch gegevensverwerkende machine als bedoeld onder post 8471. Daarmee wordt niet voldaan aan de tekst van GS-post 8528 52 00 en wordt niet toegekomen aan indeling onder code 8528 52 10 00 of 8528 52 99 00. Daarnaast is het, gelet op de prijs van een enkel LED-paneel, onwaarschijnlijk dat een consument zich zal beperken tot de aanschaf van één paneel. Verweerder vindt voor zijn standpunt steun in Verordening 875/2014 waarin een LED-paneel voor een videowall wordt omschreven en wordt ingedeeld onder GN-code 8529 90 92. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

8. Post 8528 van de GN luidt – voor zover van belang – als volgt:

9. Post 8529 van de GN luidt – voor zover van belang – als volgt:

10. Afdelingsaantekening 4 op Hoofdstuk XVI vermeldt:

“Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (ook indien afzonderlijk opgesteld of onderling verbonden door elektrische of andere leidingen, overbrengingsmechanismen of andere voorzieningen), bestemd om gezamenlijk één welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is.”

11. In de toelichting van de IDR bij post 8528 staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:

12. In de – door partijen niet aangehaalde – Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 103/2012 van de Commissie van 7 februari 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (hierna: Uitvoeringsverordening 103/2012) staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:

- een videobeeldverwerker die verschillende ingangssignalen (zoals CVBS, Y/C, YUV/RGB,

(HD-)(SDI) of DVI) verwerkt en de mogelijkheid biedt om een beeld/video-opname op beeldschermpaneelformaat te brengen, en

- een signaalverwerker die de pixelmapping van het ingangssignaal naar het beeldschermpaneel mogelijk maakt.

13. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 22j, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van bekendmaking. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

14. De rechtbank heeft geconstateerd dat de bti’s met nummers [# 1] en [# 2] zijn gedagtekend 15 maart 2018 en dat de bti met nummer

[# 3] is gedateerd 12 januari 2018. Op de laatstgenoemde bti staat ook een stempel vermeld met datum 15 maart 2018. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat de datum van 15 maart 2018 de juiste datum is. Gelet op deze datum eindigt de bezwaartermijn op 26 april 2018, nu niet is gesteld of gebleken dat de dag van dagtekening is gelegen vóór die van bekendmaking. De bezwaarschriften zijn gedateerd 24 april 2018. Omdat voorafgaand aan de zitting niet duidelijk was wanneer de bezwaarschriften bij verweerder zijn ontvangen (De beschouwingen van verweerder van 30 mei 2018 en de uitspraken op bezwaar vermelden een datum van ontvangst van 25 april 2018, terwijl de verweerschriften en de envelop van het bezwaarschrift een datum van 3 mei 2018 vermelden), heeft de rechtbank aan verweerder gevraagd hierover nadere informatie te verstrekken. Uit de stukken die verweerder per e-mail op 3 juni 2020 heeft overgelegd, blijkt dat de bezwaarschriften op 25 april 2018 zijn bezorgd aan de balie van het gebouw van de Belastingdienst Rotterdam. In de e-mail van 3 juni 2020 heeft verweerder meegedeeld dat de bezwaarschriften vervolgens zijn doorgezonden naar de centrale postkamer in Heerlen om te worden gescand, omdat de bezwaarschriften in het elektronisch systeem worden geregistreerd en behandeld. Aldaar zijn ze volgens het stempel op de enveloppen op 3 mei 2018 ontvangen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de bezwaarschriften binnen de wettelijke termijn zijn ontvangen zodat verweerder eiseres terecht heeft ontvangen in haar bezwaren.

15. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie recent HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).

16. Voorts kan, volgens de rechtspraak van het HvJ, de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product. Die inherentie moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie r.o. 40 van voornoemd arrest).

17. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de objectieve eigenschappen en kenmerken van de in geschil zijnde LED-panelen worden afgeleid dat deze bestemd zijn om met meerdere panelen samen een videowall te vormen in een framewerk dat bijvoorbeeld aan de muur wordt bevestigd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat op iedere hoek aan de achterzijde van elk LED-paneel voorzieningen zijn aangebracht, zoals schroeven, die het mogelijk maken om het scherm (naadloos) te monteren in een frame. Een afzonderlijk LED-paneel kan niet op een tafel of bureau worden geplaatst zonder voorzieningen als beschermende hoeken, zoals ter zitting is gedemonstreerd. Voorts is een afzonderlijk LED-paneel niet ontworpen om gedurende langere tijd op korte afstand naar te kijken. Ook gezien de relatief hoge prijs die voor een enkel LED-paneel wordt gerekend, is het onwaarschijnlijk dat een consument zich bij de aanschaf zal beperken tot één LED-paneel. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd meegedeeld dat het ook nog niet is voorgekomen dat een klant specifiek één LED-paneel heeft gekocht.

18. Om videobeelden te vertonen dienen de panelen te worden aangesloten op een interface gender en een S-box (videoprocessor). De S-box wordt vervolgens aangesloten op een computer. Zonder de S-box kan een LED-paneel enkel een testbeeld afgeven via de beeldprocessing die op het LED-paneel zit. Dit is tussen partijen niet in geschil. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de LED-panelen die in geschil zijn samen met een interface gender en de S-box en toebehoren als verbindingskabels, een functionele eenheid in de zin van aantekening 4 op afdeling XVI. Het zijn immers afzonderlijke componenten die met elkaar zijn verbonden en bestemd zijn om samen bij te dragen tot een duidelijk omschreven functie. Een dergelijke functionele eenheid dient daarom te worden ingedeeld onder GN-code 8528 59 00, als andere monitor. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de hiervoor vermelde Uitvoeringsverordening 103/2012, waarin een beeldschermpaneel (videowall) van verscheidene tegelmodules, samen met een verwerkingssysteem, bestaande uit een videobeeldverwerker en een signaalverwerker, als een functionele eenheid is aangemerkt in de zin van aantekening 4 op afdeling XVI en is ingedeeld onder (de destijds geldende) GN-code 8528 59 80 als “andere monitor voor kleurenweergave.” Naar het oordeel van de rechtbank kan deze uitvoeringsverordening analoog worden toegepast, ook al wijken de panelen die in deze verordening zijn genoemd wat betreft kenmerken af van de LED-panelen die in geschil zijn.

19. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat elk individueel paneel een essentieel onderdeel vormt van de videowall als geheel. Een enkel LED-paneel dient daarom te worden ingedeeld als deel waarvan kan worden onderkend dat het uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is voor andere toestellen bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528.

20. Eiseres stelt dat elk van de LED-panelen die in geschil zijn als afzonderlijke monitor dient te worden ingedeeld omdat elk paneel dusdanig geavanceerd is, mede omdat er firmware en een deel van de beeldprocessing in het paneel aanwezig is, dat deze nauwkeurig beeld en tekst kan weergeven.

21. Deze beroepsgrond kan niet slagen. Immers, dan blijft staan dat uit de objectieve eigenschappen en kenmerken van de in geschil zijnde LED-panelen volgt dat deze bestemd zijn om met meerdere panelen samen een videowall te vormen en dat alle benodigde apparatuur bij elkaar een functionele eenheid vormt, zoals ook bij de panelen die genoemd zijn in Uitvoeringsverordening 103/2012 het geval is. Dat een LED-paneel tot meer in staat is dan de LED-panelen die in de genoemde uitvoeringsverordening zijn omschreven, kan daarom niet tot het oordeel leiden dat dit als afzonderlijke monitor kwalificeert. Het blijft immers een essentieel onderdeel van de videowall als geheel.

22. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de LED-panelen daarom terecht ingedeeld onder GN-code 8529 90 92 99, als andere delen voor toestellen bedoeld bij post 8528, zoals hiervoor genoemd onder overweging 18. Omdat de rechtbank haar oordeel over de indeling niet baseert op Uitvoeringsverordening 875/2014, is er geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen over de geldigheid van die verordening.

23. Ook het beroep van eiseres op de bti-beschikking met nummer [# 4] , kan niet slagen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van hetzelfde goed omdat het LED-paneel van die bti andere technische kenmerken heeft dan de LED-panelen die in geschil zijn.

24. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.