Home

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2634, AWB - 20 _ 391

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2634, AWB - 20 _ 391

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
10 april 2020
Datum publicatie
23 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:2634
Zaaknummer
AWB - 20 _ 391

Inhoudsindicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/391

en

Procesverloop

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 oktober 2019 (de bestreden uitspraak op bezwaar) digitaal beroep ingesteld op 8 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

3. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 15 oktober 2019 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 26 november 2019.

4. Eiser heeft het beroepschrift op 8 december 2019 digitaal ingediend. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.

5. Bij aangetekende brief van 23 januari 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom hij het beroepschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 24 januari 2020 is bezorgd. Eiser heeft niet gereageerd.

6. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel