Rechtbank Noord-Holland, 07-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3433, C/15/301674 / FA RK 20-1890
Rechtbank Noord-Holland, 07-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3433, C/15/301674 / FA RK 20-1890
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 7 mei 2020
- Datum publicatie
- 4 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:3433
- Zaaknummer
- C/15/301674 / FA RK 20-1890
Inhoudsindicatie
Verzoek van man om wijziging van voorlopige voorziening wat betreft partnerbijdrage voor vrouw, afgewezen. Man in proceskosten veroordeeld.
Al hetgeen door de man is aangevoerd, is geen wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 824, tweede lid, Rv. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook afwijzen.
De vrouw heeft verzocht om de man in de proceskosten te veroordelen.
In zaken als de onderhavige is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. In het onderhavige geval zijn er naar het oordeel van de rechtbank evenwel gronden om van dit uitgangspunt af te wijken. Het betreft hier een verzoek van de man om wijziging van voorlopige voorzieningen. De desbetreffende beschikking is van zeer recente datum. De wijziging is reeds na (ruim) 4 maanden verzocht. De man wordt geacht een doorslaggevende invloed te hebben gehad op de totstandkoming van de omstandigheden waarop het wijzigingsverzoek is gebaseerd. Als gevolg van het verzoek van de man heeft de vrouw zich opnieuw tot een advocaat moeten wenden en opnieuw kosten moeten maken. De rechtbank zal de man op grond van artikel 237 Rv in deze kosten veroordelen.
Uitspraak
Familie en Jeugd
locatie Haarlem
wijziging voorlopige voorzieningen
zaak-/rekestnr.: C/15/301674 / FA RK 20-1890
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 mei 2020
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.E. Sieswerda en mr. J.J. van Deventer, beiden kantoorhoudende te Bloemendaal,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.A. Bruins, kantoorhoudende te Aerdenhout.
1 Procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 9 april 2020;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 22 april 2020.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 april 2020 door middel van telehoren, in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft mr. Sieswerda haar pleitaantekeningen aan de rechtbank en de advocaat van de vrouw gezonden.
2 Verzoek
De man heeft verzocht de beschikking van deze rechtbank van 29 november 2019 te wijzigen voor zover deze betrekking heeft op de partnerbijdrage. Hij verzoekt de partnerbijdrage te bepalen op € 296 per maand met ingang van 12 februari 2020 dan wel
1 april 2020.
De man voert aan dat de omstandigheden na de dagtekening van voornoemde beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd dat deze beschikking niet in stand kan blijven. Per 31 december 2019 is hij niet meer in loondienst bij [BV] en is hij geen bestuurder meer van deze BV.
Ook is de rekening-courant vordering van partijen op [BV] inmiddels afbetaald. De bedragen die in de beschikking van 29 november 2019 als inkomensbestanddeel van de man waren aangemerkt, ontvangt hij nu niet meer.
Zijn inkomen bestaat nu uit de AOW uitkering van € 1.328 bruto per maand en
stamrechtpensioen van € 1.660 bruto per maand. De man voert aan dat hij tot en met maart 2020 de volledige alimentatie heeft betaald, ondanks de gewijzigde omstandigheden, met name omdat hij dacht dat partijen in mediation tot onderlinge overeenstemming zouden komen.
3 Verweer
De vrouw verzoekt de rechtbank het verzoek van de man af te wijzen. Zij betwist dat de gestelde wijziging van omstandigheden tot wijziging van de onderhoudsverplichting van de man zou moeten leiden. Volgens de vrouw is sprake van zelf teweeg gebracht inkomensverlies.
De vrouw verzoekt de man in de kosten van de procedure te veroordelen, ondanks het feit dat het om een familiaire zaak gaat. Zij stelt dat de man de procedure niet alleen nodeloos is gestart, maar dat hij zich ook bedient van onjuiste dan wel onjuist opgestelde stukken. Het kost de vrouw veel geld, tijd en energie om zich hiertegen te verweren. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man uitvoering moet geven aan rechterlijke beslissingen en zich niet van verdraaiingen of anderszins onjuiste zaken moet bedienen om te bewerkstelligen dat de vrouw bij hem moet komen bedelen.