Home

Rechtbank Noord-Holland, 22-01-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:880, HAA 18/3813

Rechtbank Noord-Holland, 22-01-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:880, HAA 18/3813

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
22 januari 2020
Datum publicatie
11 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:880
Zaaknummer
HAA 18/3813
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:29

Inhoudsindicatie

Artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De door verweerder gevraagde beperking van de kennisneming is gerechtvaardigd.

Uitspraak

Bestuursrecht (geheimhoudingskamer)

zaaknummers: HAA 18/3813 en 18/3814

beslissing ex artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de gedingen tussen

(gemachtigde: J.A. Klaver),

en

Procesverloop

HAA 18/3813

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 5 augustus 2017 voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd.

HA 18/3814

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 5 augustus 2017 voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd.

Beide zaken

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 10 juli 2018 de navorderingsaanslagen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 23 november 2018 een verweerschrift met bijlagen ingediend. Ten aanzien van bijlage 15 heeft verweerder een beroep gedaan op beperkte kennisname op grond van artikel 8:29 van de Awb en dit verzoek bij afzonderlijke brief van eveneens 23 november 2018 toegelicht.

Verweerder heeft de betreffende bijlagen in ongeanonimiseerde vorm in een gesloten envelop aan (de geheimhoudingskamer van) de rechtbank doen toekomen en heeft daarbij aangegeven dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van deze bijlagen.

Bij brief van 3 december 2018 heeft de rechtbank verweerders brief van 23 november 2018 doorgezonden aan eiser.

Bij brief van 28 december 2018 heeft eiser te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen kennisname van de ongeanonimiseerde stukken door de rechtbank.

Verweerder heeft op 19 juli 2019 nogmaals bijlage 15 in ongeanonimiseerde vorm met daarbij tevens de bijlage in geanonimiseerde vorm in een gesloten envelop aan (de geheimhoudingskamer van) de rechtbank doen toekomen.

Bij brief van 7 augustus 2019 heeft de rechtbank de geanonimiseerde vorm van bijlage 15 doorgezonden aan eiser.

Eiser heeft hierop geen reactie gegeven.

Bij brief van 22 augustus 2019 heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat bij een van de stukken uit de ongeanonimiseerde versie tevens een stuk zit, te weten de Memo aandachtspunten projecten Vermogen in het Buitenland (VIB-projecten) (hierna: memo), waarbij sprake is van zwart gemaakte tekst. Aan verweerder is verzocht om een ongeanonimiseerde versie te overleggen van deze memo dan wel om een verklaring te geven van het niet verstrekken van een ongeanonimieerde versie van de memo.

Verweerder heeft op 4 september 2019 verklaard dat de betreffende memo inclusief de zwart gemaakte tekst, door de gemachtigde van eiser tijdens de bezwaarfase is ingebracht. De memo is een onderdeel geweest van een beslissing op grond van de Wet openbaarheid van bestuur van het Ministerie van Financiën (hierna: Wob-beslissing). Verweerder heeft de gehele Wob-beslissing overgelegd, inclusief de in de procedure zwart gemaakte tekst. Verweerder verklaart daardoor geen ongeanonimiseerde versie van de memo te kunnen overleggen.

Bij brief van 31 oktober 2019 heeft de rechtbank de brief van verweerder en de gehele Wob-beslissing van het Ministerie van Financiën doorgezonden naar eiser.

Overwegingen

1. Verweerder beroept zich ten aanzien van delen van de bijlagen 15 op artikel 8:29 van de Awb.

2. Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de rechtbank mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken. Zo dit al niet voortvloeit uit artikel 8:29 van de Awb, eventueel in samenhang bezien met artikel 8:42 van de Awb, brengt het beginsel van "fair trial" naar het oordeel van de rechtbank mee dat bij het geheimhouden voor eiser van delen van op de zaak betrekking hebbende stukken de grootst mogelijke terughoudendheid dient te worden betracht. Slechts indien de door verweerder voor geheimhouding aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiser bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.

3. De rechtbank stelt vast dat de weggehaalde delen in de bijlagen 15 (behoudens de memo) de persoonsnamen, namen van organisaties, adresgegevens, burgerservicenummers, aanslagnummers en medische gegevens van derden betreffen. Verweerder beroept zich in dit verband op de bescherming van privacy en de persoonlijke levenssfeer van de in de betreffende bijlage genoemde derden.

4. De rechtbank heeft geconstateerd dat in bijlage 12 ook delen zijn weggehaald door verweerder. De rechtbank kan vaststellen dat het persoonsnamen, burgerservicenummers en aanslagnummers betreffen.

5. De rechtbank dient te beoordelen of de bescherming van de privacy en de persoonlijke levenssfeer van deze derden van zodanig gewicht is dat dit opweegt tegen het belang van eiser op openbaarmaking.

6. De rechtbank overweegt met betrekking tot deze belangenafweging, na kennisneming van het gehele dossier, dat de door verweerder te beschermen belangen van derden aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiser bij onbeperkte kennisneming van de in de bijlage 15 en 12 genoemde gegevens. De rechtbank is daarom van oordeel dat beperking van de kennisgeving gerechtvaardigd is.

7. Ten aanzien van de memo overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft de zwarte delen in de tekst niet zelf aangebracht. De zwart gemaakte delen zijn het resultaat van een Wob-beslissing van het Ministerie van Financiën. Verweerder kan om die reden geen ongeanonimiseerde versie van de memo overleggen. Gelet op het voorafgaande beschouwt de rechtbank het verstrekken van de door een ander dan verweerder geanonimiseerde versie van de memo niet als een verzoek om beperkte kennisneming.

8. Verweerder heeft de rechtbank ingeval van afwijzing van het verzoek in overweging gegeven om de bijlagen op grond van artikel 8:32, tweede lid, van de Awb enkel ter kennisneming aan de gemachtigde van eiser beschikbaar te stellen. Gelet op het hiervoor overwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit verzoek te beslissen.

9. Het voorgaande leidt tot de hierna volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank:

- bepaalt dat de door verweerder gevraagde beperking van kennisneming van de onder 3 en 4 vermelde gegevens gerechtvaardigd is.

Deze beslissing is gedaan op 22 januari 2020 door mr. M.C.A. Onderwater, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de beslissing in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel