Home

Rechtbank Noord-Holland, 06-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8884, AWB - 20 _ 1806

Rechtbank Noord-Holland, 06-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8884, AWB - 20 _ 1806

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
6 november 2020
Datum publicatie
13 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:8884
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1806

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/1806

V.O.F. [X] , te [Z] , eiseres,

(gestelde gemachtigde: [A] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 14 februari 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 maart 2019 inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting een tweede bezwaarschrift ingediend bij verweerder.

Verweerder heeft dit aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 9 maart 2020 op grond van

artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze

rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. Het beroep ziet mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 354. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 3 april 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 2 mei 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 7 mei 2020 is afgehaald. Eiseres heeft niet gereageerd.

4. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

5. Voorts geldt voor het indienen van een beroepschrift op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

6. De dagtekening van het bestreden besluit is 15 maart 2019. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 26 april 2019.

7. Verweerder heeft het beroepschrift op 14 februari 2020 ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Bij brief verzonden op 16 juni 2020 heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld binnen 4 weken na dagtekening van die brief schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 16 juni 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiseres heeft niet gereageerd. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiseres een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.

8. Verder merkt de rechtbank op dat eiseres, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn een uittreksel uit het handelsregister, schriftelijke machtiging en gronden tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift te overleggen. Bij eveneens op 16 juni 2020 verzonden aangetekende brief is eiseres verzocht deze verzuimen te herstellen. Eiseres heeft niet gereageerd. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

9. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 6 november 2020.

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel