Home

Rechtbank Noord-Holland, 04-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9845, AWB - 20 _ 3514

Rechtbank Noord-Holland, 04-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9845, AWB - 20 _ 3514

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
4 december 2020
Datum publicatie
14 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:9845
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3514

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/3514

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 16 december 2019 een navorderingsaanslag voor het jaar 2007 opgelegd.

Eiser heeft tegen voornoemde aanslag bezwaar gemaakt.

Bij uitspraak op bezwaar van 21 april 2020 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Op 21 mei 2020 heeft eiser opnieuw een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.

Verweerder heeft het aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 4 juni 2020 op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.

3. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft bij aangetekende brief van 28 juli 2020 eiser erop gewezen dat de gronden van het beroep in ieder geval betrekking moeten hebben op het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Eiser heeft bij brief van 25 augustus 2020 gereageerd. De rechtbank concludeert uit de ingediende stukken van eiser dat deze inhoudelijke gronden betreffen en niet zien op het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaarschrift. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 4 december 2020.

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel