Home

Rechtbank Noord-Holland, 02-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:10366, 20/6534 en 20/6535 V

Rechtbank Noord-Holland, 02-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:10366, 20/6534 en 20/6535 V

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
2 november 2021
Datum publicatie
19 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:10366
Zaaknummer
20/6534 en 20/6535 V

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond. In de buiten-zittinguitspraak is ten onrechte niet meer beoordeeld of het bobog-verzoek terecht is afgewezen.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

.

zaaknummers: HAA 20/6534 en 20/6535 V

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam van 6 november 2020.

Bij uitspraak van 31 mei 2021 heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2021. Opposant is zonder tegenbericht niet verschenen. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of opposant behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting. De griffier heeft opposant bij aangetekende en per gewone post verzonden brief van 15 september 2021, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek heeft uitgewezen dat de aangetekende brief op 16 september 2021 is bezorgd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn het verschuldigde griffierecht heeft voldaan.

2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn.

3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank onder meer aan dat de uitspraak onvoldoende is gemotiveerd. Opposant heeft het beroep op betalingsonmacht nader onderbouwd, daar is niet op ingegaan en er is nagelaten op enige wijze te motiveren waarom hij niet aan de criteria van betalingsonmacht voldoet, aldus opposant.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

Opposant heeft een beroep op betalingsonmacht gedaan. Hij heeft op het daartoe verstrekte formulier vermeld dat hij geen inkomen genoot en niet over vermogen beschikte. Verder heeft hij onder meer gesteld dat hij, anders dan in het voorgaande jaar, geen uitkering meer ontving. De griffier heeft niettemin aanleiding gezien om het beroep op betalingsonmacht af te wijzen. In de buiten-zittinguitspraak is vervolgens ten onrechte niet meer beoordeeld of het verzoek terecht is afgewezen. Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank thans van oordeel dat de beroepen niet vereenvoudigd (buiten zitting) afgedaan hadden kunnen worden en is nader onderzoek van de stelling van opposant omtrent zijn financiële positie nodig.

5. Gelet op het voorgaande moet het verzet gegrond worden verklaard. Dit betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.

6. Ter voorlichting aan opposant overweegt de rechtbank dat het voorgaande onverlet laat dat de rechtbank – na een nadere beoordeling – tot het oordeel kan komen dat het beroep op betalingsonmacht (definitief) moet worden afgewezen.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van

A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel