Home

Rechtbank Noord-Holland, 17-12-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11813, AWB - 20 _ 2845

Rechtbank Noord-Holland, 17-12-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11813, AWB - 20 _ 2845

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
17 december 2021
Datum publicatie
28 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:11813
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2845
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Parkeerder heeft belasting met behulp van parkeerapp aan verkeerde gemeente betaald. Dat komt voor zijn rekening en risico, nu hij de op hem rustende onderzoeksplicht niet goed is nagekomen.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/2845

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 7 maart 2020 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd, ten bedrage van € 67,75 (bestaande uit € 3,25 parkeerbelasting en € 64,50 kosten naheffing).

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Bij uitspraak op bezwaar van 7 april 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2021 te Haarlem.

Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam] .

Overwegingen

Feiten

1. Op 7 maart 2020 om 14.36 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiser met [kenteken] stond geparkeerd aan de [adres] te Bloemendaal. Ter plaatse was op genoemde datum en genoemd tijdstip parkeerbelasting verschuldigd. De parkeercontroleur heeft op bovengenoemde datum en bovengenoemd tijdstip geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was betaald. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.

2. Eiser heeft op 7 maart 2020 wel € 5,23 parkeerbelasting voldaan voor parkeerzone [nummer] ( [locatie] ) in de gemeente Zandvoort.

Geschil

3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.

4. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt daartoe het volgende. Eiser heeft op 7 maart 2020 geparkeerd op het parkeerterrein aan de [adres] . Hij heeft de parkeerbelasting betaald met behulp van een parkeerapp van Parkmobile. Teruggekomen bij de auto heeft eiser de naheffingsaanslag aangetroffen. Eiser heeft navraag gedaan bij de op het parkeerterrein aanwezige parkeerambtenaar en kreeg te horen dat hij de auto had aangemeld bij een 100 meter verderop gelegen parkeerplaats in de gemeente Zandvoort, terwijl hij dit voor het parkeerterrein aan de [adres] in de gemeente Bloemendaal had moeten doen. Volgens de beambte kwam dit vaker voor. Gezien het feit dat dit vaker voorkomt is het volgens eiser kennelijk verwarrend dat er op een afstand van hemelsbreed 100 meter twee parkeerterreinen liggen, waarbij voor ieder parkeerterrein aan een andere gemeente parkeerbelasting verschuldigd bent. Eiser begrijpt dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft als gebruiker van een parkeerapp, maar hij verwacht ook – gelet op het feit dat de gemeente met het gebruik van de parkeerapp akkoord is gegaan – dat in deze situatie coulance mag worden betracht. Er is hier namelijk geen sprake van onwil. Hij heeft de parkeerbelasting gewoon tijdig betaald. De parkeerbelasting van zowel de gemeente Zandvoort als van de gemeente Bloemendaal wordt door de Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid behandeld. De gemeenten zouden er ook voor kunnen kiezen aan de verkeerde gemeente betaalde parkeerbelasting onderling te verrekenen.

5. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en voert daartoe aan dat eiser parkeerbelasting aan de verkeerde gemeente heeft betaald. Dat het eiser niet bekend was, dat hij zich niet in Zandvoort bevond maar in de gemeente Bloemendaal, komt voor zijn rekening en risico. Het ligt op de weg van eiser te controleren wat de locatie is waar hij parkeert en derhalve aan welke gemeente parkeerbelasting is verschuldigd. Ook indien de gebruikte app van eiser een locatie heeft herkend, is het aan eiser als degene die gebruik maakt van de app om te controleren of de juiste locatie is herkend. Zie ook bijvoorbeeld de uitspraak van rechtbank Noord-Holland van 25 november 2020

(ECLI:NL:RBNHO:2020:9997). De bij Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid aangesloten gemeenten hebben er niet voor gekozen om aan de verkeerde gemeente betaalde parkeerbelasting onderling te verrekenen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

6. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

7. Op grond van artikel 234, tweede lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, bezien in samenhang met artikel 1, aanhef en onder d en e, jo. artikel 5, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen Bloemendaal 2020, wordt de parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte, onder meer door middel van het al dan niet telefonisch in werking stellen van parkeerapparatuur. Indien de parkeerbelasting die op aangifte behoort te worden voldaan (de verschuldigde parkeerbelasting) niet is betaald kan deze worden nageheven (artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)

8. De rechtbank stelt voorop dat de parkeerbelasting wordt geheven door de raad van de gemeente waarin wordt geparkeerd, voor het parkeren op locaties die door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente zijn aangewezen en tegen tarieven die door de gemeenteraad zijn vastgesteld. De parkeerbelasting dient dan ook te worden betaald aan de gemeente waarin wordt geparkeerd.

9. Vast staat dat eiser de auto op genoemde datum en genoemd tijdstip heeft geparkeerd aan de [adres] in de gemeente Bloemendaal en dat eiser vanwege genoemd parkeren parkeerbelasting is verschuldigd. Vast staat voorts dat eiser parkeerbelasting voor een parkeerzone in de gemeente Zandvoort heeft betaald. Eiser heeft dus niet de verschuldigde parkeerbelasting betaald aan de gemeente Bloemendaal voor het parkeren in de parkeerzone waar de auto stond geparkeerd. Dat betekent dat verweerder aan eiser terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd (vgl. Hof Amsterdam 4 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:313).

10. De omstandigheid dat eiser ter plaatse niet bekend is en heeft betaald met behulp van een parkeerapp doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank overweegt in dit verband dat op de parkeerder een onderzoeksplicht rust. Het is aan eiser om te controleren of de parkeerzone waar hij parkeert overeenkomt met de parkeerzone die verschijnt in de parkeerapplicatie. Ter zitting heeft eiser desgevraagd toegelicht dat hij de parkeerapplicatie heeft aangezet toen hij van het parkeerterrein naar een restaurant liep en dat hij niet heeft gecontroleerd of de juiste parkeerzone in de parkeerapplicatie is verschenen. Dat hij de parkeerbelasting ten onrechte aan de gemeente Zandvoort heeft betaald komt dan ook voor zijn rekening en risico.

11. Dat de gemeente Bloemendaal en de gemeente Zandvoort voor de afhandeling van belastingzaken het samenwerkingsverband Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid heeft ingeschakeld maakt het voorgaande evenmin anders. Ter zitting is gevraagd naar de mogelijkheden van verweerder om met andere gemeenten, die bij dit samenwerkingsverband zijn aangesloten, afspraken te maken over de verrekening van verkeerde betalingen van parkeerbelasting zoals de onderhavige. Verweerder heeft hierop geantwoord dat de bij het samenwerkingsverband aangesloten gemeenten weliswaar ervoor hebben gekozen samen te werken bij de uitvoering van hun belastingregelgeving, maar dat nog steeds sprake is van afzonderlijke regelgeving die wordt gehandhaafd. Verrekening als voorgesteld zou tot administratieve complicaties leiden, die niet gemakkelijk op te lossen zijn en daarvoor is niet gekozen.

De rechtbank overweegt dat het aan de betrokken gemeenten is voor gevallen als de onderhavige een voorziening te treffen indien zij dat gewenst achten. De rechtbank kan over de wenselijkheid daarvan geen oordeel geven.

11. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel