Home

Rechtbank Noord-Holland, 23-12-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:12207, AWB - 20 _ 4811

Rechtbank Noord-Holland, 23-12-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:12207, AWB - 20 _ 4811

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
23 december 2021
Datum publicatie
4 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:12207
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4811

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van de rechtbank is bij eiser het vertrouwen gewekt dat hij tot een bedrag van € 156, in plaats van € 710, leges verschuldigd zou zijn. Verweerder heeft, naar aanleiding van de vraag van eiser of hij weer leges moet betalen, toegezegd dat de kosten voor de nieuwe aanvraag zijn beperkt tot een bedrag van € 156. Verweerder heeft dan ook ten onrechte € 710 leges aan eiser in rekening gebracht.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/4811

en

Procesverloop

Met dagtekening 25 mei 2018 heeft verweerder aan eiser een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 710 voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2021 te Haarlem.

Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [naam 1] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser heeft op 15 december 2017 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een dakopbouw op het perceel [perceel] .

2. Op 15 februari 2018 heeft eiser (nogmaals) een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Met dagtekening 16 februari 2018 heeft verweerder eiser bericht dat op verzoek van eiser de aanvraag is ingetrokken.

3. Met dagtekening 22 februari 2018 (beschikkingsnummer [#] ) is aan eiser, naar aanleiding van zijn aanvraag van 15 december 2017 (zie punt 1) een vergunning verleend, met aanpassingen zodat het in het bestemmingsplan zou passen (hierna: de originele vergunning). De vergunning is verleend voor het (ver)bouwen van een bouwwerk. Hiertegen heeft eiser geen bezwaar gemaakt.

4. Verweerder heeft voor de aanvraag van de originele vergunning met dagtekening 22 februari 2018 een legesaanslag van € 1.457,59 opgelegd met kenmerk [#] (hierna: eerste legesaanslag).

5. Bij brief met dagtekening 29 maart 2018 heeft verweerder gereageerd op het verzoek van eiser om te mogen afwijken van de originele vergunning. Hierin is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:

“Gelet op het bovenstaande adviseren wij u in overleg te treden met uw buren […]. Als uw buren schriftelijk instemmen met uw gewijzigde bouwplan, adviseren wij u de aanvraag voor de rechte opbouw opnieuw in te dienen. U kunt daarbij voor de bestaande situatie verwijzen naar de al bij ons beschikbare gegevens.”

6. Op 5 april 2018 heeft eiser bij de gemeente Haarlem een aanvraag gedaan voor het wijzigen van de originele vergunning. Via een speciale procedure is met dagtekening

13 april 2018 door de bezwaarcommissie de originele vergunning gewijzigd en met beschikkingsnummer [#] aan eiser verleend (hierna: de herziene vergunning). De vergunning is verleend voor de volgende activiteiten:

- het (ver)bouwen van een bouwwerk, en

- het bouwen en/of gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.

7. Naar aanleiding van de aanvraag van herziene vergunning heeft verweerder met dagtekening 25 mei 2018 nogmaals een aanslag leges opgelegd, zijnde de thans in geschil zijnde aanslag (hierna ook: de tweede legesaanslag). Deze aanslag ten bedrage van € 710 is met dagtekening 13 april 2018 aan eiser opgelegd en is als volgt opgebouwd:

- Buitenplanse afwijking bouw (kruimelgeval) € 554

- Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project € 156

De totale verschuldigde leges bedragen € 710

8. Tot het dossier behoort een e-mail aan eiser van 26 maart 2018 van [naam 2] , [functie] van de Afdeling Vergunningen Toezicht & Handhaving van de gemeente Haarlem, waarin - voor zover hier van belang - het volgende staat vermeld:

“De kosten van de nieuwe aanvraag zijn beperkt tot een bedrag van € 156,00, omdat het gezien wordt als een wijziging op de verleende vergunning.”

Dit e-mailbericht van [naam 2] is een antwoord op de daaraan voorafgaande e-mail van eiser van 23 maart 2018, waarin eiser – voor zover hier van belang – de volgende vraag stelt:

“Als ik een nieuwe aanvraag indien moet ik dan weer leges betalen?”

Geschil 9. In geschil is of de tweede legesaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Daarbij is in geschil of eiser een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen.

10. Eiser heeft gesteld dat de tweede legesaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Naar aanleiding van, onder andere, het e-mail contact met de gemeente is eiser medegedeeld dat de leges maximaal € 156 zouden bedragen, omdat de aanvraag een wijziging betrof van een al reeds goedgekeurde vergunning. Dat de tweede legesaanslag tot een bedrag van € 710 is opgelegd, is te wijten aan de verkeerde advisering van de gemeente Haarlem. Door de advisering van de gemeente Haarlem heeft eiser twee aanvragen ingediend, terwijl dat achteraf niet nodig bleek te zijn. Eiser verzoekt dan ook de tweede aanslag leges kwijt te schelden, dan wel de tweede legesaanslag te verminderen tot een bedrag van € 156.

11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de tweede legesaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan eiser is opgelegd. Met de eerste legesaanslag zijn enkel leges in rekening gebracht voor de activiteit bouwen, welk bedrag bij het opleggen van de tweede legesaanslag niet nogmaals in rekening is gebracht. Omdat bij het verlenen van de originele vergunning de aanvraag was aangepast, zodat het binnen het bestemmingsplan zou vallen, is er toen geen “Buitenplanse afwijking bouw (kruimelgeval)” in rekening gebracht. Met de herziene vergunning, is wel toestemming verleend om in strijd met het bestemmingsplan te handelen en zijn derhalve wel de leges voor “Buitenplanse afwijking bouw (kruimelgeval)” ad € 554 verschuldigd. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

12. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

13. Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet kunnen rechten (leges) worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

14. De gemeente Haarlem heeft invulling gegeven aan artikel 229 van de Gemeentewet met de vaststelling van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018 (hierna: de Verordening). Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Op grond van artikel 5 van de Verordening worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven die zijn opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel).

15. In titel 2 (Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning), hoofdstuk 3 (Omgevingsvergunning) van de Tarieventabel zijn de tarieven opgenomen voor de activiteiten en handelingen waarop een aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft. Hierin is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:

“2.3.1. Bouwactiviteiten

2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

van de bouwkosten: 3,02%

met een minimum van: € 144,00

met een maximum van: € 961.000,00

[…]

2.3.3.2 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2ᵒ, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): € 554,00.”

16. Ingevolge titel 2 (Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning), hoofdstuk 7 (Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project) van de Tarieventabel is het volgende bepaald:

“2.7 Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project: € 156,00”.

17. Ter zake van de originele vergunning zijn leges in rekening gebracht voor de “activiteit bouwen” ten bedrage van € 1.457,59. Conform de Verordening (zie punt 15) zijn de verschuldigde leges berekend op 3,02% van de (geïndexeerde) bouwkosten (inclusief btw) ten bedrage van € 48.264,67. De rechtbank stelt vast dat geen kosten in rekening zijn gebracht op grond van paragraaf 2.3.3.2 (buitenplanse kleine afwijking). De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht deze kosten bij het opleggen van de eerste legesaanslag niet in rekening heeft gebracht. Immers mocht eiser op basis van de originele vergunning niet bouwen in afwijking van het bestemmingsplan. Pas bij het verlenen van de herziene vergunning is aan eiser toestemming verleend om in afwijking van het bestemmingplan te bouwen.

18. Ter zake van de tweede legesaanslag stelt de rechtbank, op grond van de hierboven genoemde wettelijke bepalingen, vast dat verweerder € 156 aan leges voor de wijziging van de vergunning in rekening heeft kunnen brengen, alsook € 554 voor de buitenplanse afwijking bouw (kruimelgeval). Immers, vast staat dat eiser een aanvraag tot wijziging van de originele vergunning heeft ingediend en dat verweerder deze in behandeling heeft genomen. Naar aanleiding van het in behandeling nemen van de aanvraag tot wijziging van de originele vergunning is een herziene vergunning aan eiser verleend, op grond waarvan eiser in afwijking van het bestemmingsplan mag bouwen. Conform de Verordening (zie punt 15 en 16) heeft verweerder € 554 aan leges in rekening gebracht voor het mogen bouwen in strijd met het bestemmingplan.

Vertrouwensbeginsel

19. Voor zover eiser stelt dat verweerder het vertrouwensbeginsel heeft geschonden, omdat verweerder heeft toegezegd dat enkel € 156 aan leges in rekening gebracht zouden worden, overweegt de rechtbank als volgt. In het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1069) overweegt de Hoge Raad dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of, en zo ja, hoe, de inspecteur in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen.

20. Naar het oordeel van de rechtbank is aan genoemd vereiste voldaan. [naam 2] heeft in zijn e-mail van 26 maart 2018 toegezegd dat de kosten voor de nieuwe aanvraag zijn beperkt tot een bedrag van € 156, omdat het wordt gezien als een wijziging op de verleende vergunning. Deze toezegging volgt op de vraag van eiser of hij weer leges moet betalen als hij een nieuwe aanvraag indient. Deze uitlating heeft onmiskenbaar betrekking op de hoogte van de aanslag leges ter zake van de aanvraag van de herziene vergunning. Kosten voor buitenplanse afwijking worden niet genoemd in de e-mail van [naam 2] . Omdat in de mail uitdrukkelijk staat vermeld dat de kosten zijn beperkt tot genoemd bedrag, mocht eiser erop rekenen dat hem voor de aanvraag van de herziene vergunning niet een hoger bedrag aan leges in rekening zou worden gebracht. De stelling van verweerder dat eiser wist dat hij, naast het bedrag van € 156, ook (extra) leges voor het bouwen in afwijking van het bestemmingsplan verschuldigd was, vindt geen steun in de stukken en is ook weersproken door eiser. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een expliciete standpuntbepaling over de hoogte van de aanslag en dat eiser mocht vertrouwen op nakoming hiervan bij het indienen van de herziene vergunningsaanvraag. Eiser mocht er ook op vertrouwen dat de toezegging bevoegdelijk is gedaan en dat [naam 2] bevoegd was om namens de heffingsambtenaar bindende uitspraken te doen over de hoogte van de aanslag. [naam 2] is immers een medewerker van de Afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Haarlem en de aanslag is, namens de heffingsambtenaar, door een medewerker van deze afdeling opgelegd. Dit een en ander betekent dat bij eiser het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat hij leges tot een bedrag van € 156 verschuldigd zou zijn ter zake van de aanvraag van de herziene vergunning. Verweerder had daarom enkel tot een bedrag van € 156 leges in rekening mogen brengen. Het beroep is daarom gegrond en de aanslag leges dient verminderd te worden tot een bedrag van € 156.

21. Eiser heeft ter zitting nog het standpunt ingenomen dat teveel leges zijn geheven omdat hij door verweerder ontmoedigd is om tegen de originele vergunning in bezwaar te gaan. Volgens eiser heeft verweerder telefonisch uitgesproken dat eiser een nieuwe vergunningsaanvraag moest indienen, zodat hij zijn bouwplannen kon realiseren. Hierdoor is eiser, zo begrijpt de rechtbank de stelling van eiser, ontmoedigd om bezwaar te maken en heeft hij extra leges voor de wijziging van de vergunning moeten betalen. De rechtbank verwerpt dit betoog. Indien al een dergelijke uitlating door verweerder zou zijn gedaan, kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot gevolg hebben dat de resterende legesaanslag verder moet worden verminderd. Dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de originele vergunning dient voor rekening en risico van eiser te blijven.

22. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

23. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel