Home

Rechtbank Noord-Holland, 15-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:12337, HAA- 20/4944

Rechtbank Noord-Holland, 15-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:12337, HAA- 20/4944

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
15 november 2021
Datum publicatie
10 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:12337
Zaaknummer
HAA- 20/4944

Inhoudsindicatie

Verduisterde gelden vormen een belastbare bron van inkomen. Dat eiser door de civiele rechter is veroordeeld tot terugbetaling van de gelden neemt niet weg dat hij een voordeel heeft genoten ten tijde van het verduisteren van de gelden. Eiser voldoet niet aan de op hem rustende verzwaarde bewijslast.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/4944, HAA 20/4945, HAA 20/4946, HAA 20/4947, HAA 20/4948 en HAA 20/4949

(gemachtigde: mr. J.S. van Daal),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:

- een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) voor het jaar 2014 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 103.298 (HAA 20/4944);

- een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) voor het jaar 2014 naar een bijdrage-inkomen van € 51.414 (HAA 20/4945);

- een navorderingsaanslag ib/pvv voor het jaar 2015 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 129.867 (HAA 20/4946);

- een navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2015 naar een bijdrage-inkomen van € 51.976 (HAA 20/4947);

- een navorderingsaanslag ib/pvv voor het jaar 2016 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 184.626 (HAA 20/4948);

- een navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2016 naar een bijdrage-inkomen van € 52.763 (HAA 20/4949);

Bij de navorderingsaanslagen zijn beschikkingen belastingrente opgelegd.

Eiser heeft tegen deze navorderingsaanslagen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft met dagtekening 25 augustus 2020 bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd.

Eiser heeft tegen deze navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente beroepen ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2021 te Haarlem.

Tijdens het onderzoek ter zitting is eiser, met bericht aan de rechtbank, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden

drs. [naam 1] en mr. [naam 2] .

Overwegingen

Feiten

1. Verweerder heeft op 15 juni 2019 bij brief aan eiser medegedeeld dat uit onderzoek bij betaalproviders is gebleken dat vanaf bankrekeningen op naam van eiser relatief grote bedragen zijn overgemaakt naar online gokbedrijven en tevens gevraagd om een toelichting op de herkomst van deze bedragen.

2. Eiser heeft op 15 juli 2019 via een e-mailbericht gereageerd. Eiser geeft aan dat sprake is van een gokverslaving en dat hij niet meer beschikt over de bankafschriften van de door verweerder genoemde bankrekeningen. Eiser heeft een boekingsoverzicht van een (andere) bankrekening die ook voor het gokken werd gebruikt en overzichten van afgesloten leningen verstrekt.

3. Verweerder heeft bij de banken afschriften opgevraagd en ontvangen van de betreffende bankrekeningen. Uit deze bankafschriften blijkt dat eiser naast loonbetalingen van zijn werkgever, ook bedragen heeft ontvangen van twee buitenlandse vennootschappen die gelieerd zijn aan de werkgever. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 9 september 2019 om een toelichting op deze betalingen verzocht en gevraagd waarom de ontvangsten niet in de aangifte ib/pvv van eiser zijn opgenomen. Eiser heeft niet gereageerd op deze vragenbrief.

4. Verweerder heeft op 19 september 2019 een derdenonderzoek gedaan bij de werkgever van eiser. De werkgever gaf aan vermoedelijk slachtoffer te zijn geworden van fraude.

5. Verweerder heeft met gebruik van de verworven gegevens een schatting gemaakt van het te corrigeren inkomen. Op basis van deze schatting zijn navorderingsaanslagen ib/pvv en ZVW opgelegd over de jaren 2014, 2015 en 2016 (hierna: de navorderingsaanslagen). Verweerder heeft het inkomen van eiser gecorrigeerd met de volgende bedragen aan resultaat uit overige werkzaamheden wegens door hem verduisterde gelden:

- 2014: € 75.147;

- 2015: € 102.232;

- 2016: € 156.837.

6. Rechtbank Noord-Holland (zie Rechtbank Noord-Holland, 4 augustus 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6801) heeft eiser veroordeeld om een bedrag van € 671.591,23 te betalen aan zijn werkgever op grond van een onrechtmatige daad van eiser jegens de werkgever.

Geschil 7. In geschil is of de door eiser verduisterde gelden een belastbare bron van inkomen vormen voor eiser. Indien deze vraag bevestigend beantwoord moet worden is tevens in geschil of de hoogte van de navorderingsaanslagen juist is vastgesteld.

8. Eiser stelt dat geen sprake is van een belastbare bron van inkomen. Subsidiair stelt eiser dat de hoogte van de navorderingsaanslagen onjuist is. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen.

9. Verweerder stelt dat de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Verweerder stelt dat eiser wederrechtelijk voordelen heeft verkregen en dat deze voordelen een bron van inkomen vormen die in de belastingheffing mogen worden betrokken als resultaat uit overige werkzaamheden. De bewijslast moet omgekeerd en verzwaard worden en rust op eiser. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Omkering en verzwaring bewijslast

11. Ingevolge artikel 8 van de Algemene wet rijksbelastingen (hierna: AWR) is een ieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, gehouden die aangifte stellig, duidelijk en zonder voorbehoud in te vullen. Ingevolge artikel 25, derde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de AWR wordt het bezwaar of beroep tegen een aanslag waarvoor de vereiste aangifte niet is gedaan, ongegrond verklaard, tenzij en in zoverre is gebleken dat de aanslag of de uitspraak op bezwaar onjuist is.

12. Bij inhoudelijke gebreken in een aangifte kan slechts dan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden voor de toepassing van deze regels slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast.

13. Eiser heeft aangiften ingediend voor de onderhavige belastingjaren. Hij heeft daarbij zijn inkomen uit dienstbetrekking bij zijn werkgever aangegeven. Verweerder stelt dat door de verduisterde gelden niet aan te geven eiser zich ervan bewust moet zijn geweest dat doordoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou kunnen worden geheven. De rechtbank zal beoordelen of in onderhavige zaak sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Voor de beantwoording is het van belang eerst te bepalen of de verduisterde gelden een bron van inkomen vormen voor eiser.

14. Verweerder stelt dat de verduisterde gelden als bron van inkomen kwalificeren en wel als resultaat uit overige werkzaamheden.

15. Volgens vaste jurisprudentie dient, om als bron van inkomen te kunnen worden aangemerkt, te worden voldaan aan de volgende drie (cumulatieve) voorwaarden: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en de (objectieve) verwachting dat het voordeel naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs kan worden verwacht (vgl. Hoge Raad, 14 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8770 en Hoge Raad, 1 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8763). De rechtbank zal beoordelen of aan deze drie voorwaarden is voldaan.

16. Eiser heeft niet weersproken dat hij in de jaren 2014 en 2016 gelden aan zich heeft doen toekomen door verduistering die toebehoorden aan met de werkgever gelieerde vennootschappen. Door het verduisteren van de gelden heeft eiser deelgenomen aan het economisch verkeer. Eiser dient met de deelname aan het economisch verkeer een voordeel te beogen. Dit voordeel dient niet alleen door eiser te zijn beoogd (subjectief), maar ook naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs te kunnen worden verwacht (objectief). Of aan deze eisen is voldaan, moet worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen geen wijziging brengen in die situatie, maar kunnen op die situatie wel licht werpen (vgl. Hoge Raad, 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2390).

17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met het verduisteren van de gelden een voordeel beoogd en was dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten. Dat eiser door de civiele rechter is veroordeeld tot terugbetaling van de verduisterde gelden neemt niet weg dat hij een voordeel heeft genoten ten tijde van het verduisteren van de gelden (vgl. Hoge Raad, 24 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5026).

18. De rechtbank is van oordeel dat de verduistering kwalificeert als bron van inkomen voor eiser en dat eiser de gelden in zijn aangiften had moeten aangeven. Nu eiser dit niet heeft gedaan is de volgens de aangiften 2014 tot en met 2016 verschuldigde belasting zowel in absoluut als in relatief opzicht aanzienlijk lager dan de werkelijk te betalen belasting. Tevens had eiser ten tijde van het indienen van de aangiften zich ervan bewust moeten zijn dat door de verduisterde gelden niet aan te geven een aanzienlijk bedrag aan belasting niet geheven zou worden. Dat eiser gokverslavingsproblematiek had en om die reden de gelden heeft verduisterd maakt dit niet anders.

19. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dit leidt tot omkering van de bewijslast. De rechtbank zal daarom overeenkomstig artikel 27e van de AWR het beroep ongegrond verklaren, tenzij is gebleken (dat wil zeggen: overtuigend aangetoond) dat en in hoeverre de bestreden uitspraken op bezwaar onjuist zijn.

Redelijke schatting

20. Overigens geldt wel dat, ook al is er sprake van omkering van de bewijslast, de aanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld, maar dient te berusten op een redelijke schatting (vgl. Hoge Raad, 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6486). De rechtbank zal beoordelen of de opgelegde aanslagen berusten op een redelijke schatting.

21. Verweerder heeft zich voor de schatting van het inkomen uit overige werkzaamheden van eiser over de onderhavige jaren gebaseerd op een cijfermatige analyse van credit (tegoed) boekingen op door eiser aangehouden bankrekeningen en daaruit de door eiser verduisterde gelden per jaar bepaald.

22. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er met hetgeen hij naar voren heeft gebracht niet in geslaagd om overtuigend aan te tonen dat de schattingen van verweerder onjuist zijn en dat de naheffingsaanslagen op een te hoog bedrag zijn vastgesteld. Eiser heeft hieromtrent niets naar voren gebracht en de opstellingen van verweerder niet weersproken.

Belastingrente

23. De rechtbank zal het beroep van eiser ongegrond verklaren. Dit betekent dat de beschikkingen belastingrente tevens in stand blijven.

Proceskosten

24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel